Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2025:176
Zaaknummer
25-408/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over een advocaat in hoedanigheid van gedaagde partij in een procedure. Verweerder heeft een toelichting gegeven dat geen evident onpleitbaar standpunt is. Evenmin heeft verweerder het vertrouwen in de advocatuur geschaad door bezwaar te maken tegen het inbrengen van stukken na afloop van de zitting. Klacht kennelijk ongegrond. Misbruik van recht-bepaling.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 augustus 2025
in de zaak 25-408/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 23 juni 2025 met kenmerk R 2025-062, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 13.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft de heer L bijgestaan. De heer L was in een geschil verwikkeld met klager.
1.2 Op 17 maart 2020 heeft de advocaat van K B.V., dat beslag had gelegd op het schip van L, aan verweerder geschreven:
“Hierbij stuur ik u een afschrift van mijn e-mail aan de notaris. Voor wat betreft het beslag op de Fenna is cliënte bereid dat beslag op te heffen nadat [L] heeft bevestigd dat het beslag op zijn eigen verzoek heeft voortgeduurd en hij [K] B.V. en haar bestuurder ter zake (de opheffing van) het beslag geen enkel verwijt maakt.”
1.3 Klager heeft op enig moment een procedure aanhangig gemaakt tegen verweerder. Op 14 januari 2025 heeft in die procedure een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank. Op de zitting is de e-mail van 17 maart 2020 ter sprake gekomen. Klager heeft de e-mail op de zitting niet kunnen vinden op zijn laptop. Na afloop van de zitting heeft klager de e-mail in willen dienen bij de rechtbank. Verweerder heeft daartegen bezwaar gemaakt en de e-mail is niet aan het dossier toegevoegd.
1.4 Op 15 januari 2025 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) Verweerder heeft bewust gelogen tegen de rechter;
b) Verweerder heeft zijn leugen bewust in stand gehouden door toestemming te weigeren om de e-mail van 17 maart 2020 in te mogen brengen.
2.2 Klager heeft toegelicht dat verweerder op de zitting aan de rechter heeft verteld dat de vrijwaring zag op de algemene aanspraak van L jegens de bestuurder van K B.V. en dat de vrijwaring niet gegeven wilde omdat men nog wilde procederen tegen de bestuurder.
3. VERWEER
3.1 Verweerder heeft toegelicht dat zijn cliënt geen belang had bij het opheffing van de beslagen vóór er een regeling was met alle crediteuren. L wilde niets met de bestuurder regelen en daarom heeft verweerder niet gereageerd op de e-mail van 17 maart 2020. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat zijn cliënt de e-mail – al dan niet terecht –beschouwde als een algehele vrijwaring op zijn aanspraken jegens de bestuurder.
3.2 Er was verder geen ruimte voor klager om nog stukken in te dienen na afloop van de zitting. Verweerder heeft waartegen bezwaar gemaakt wegens strijd met de goede procesorde en dat is door de rechter gevolgd.
4. BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Deze klacht gaat over verweerders handelen als gedaagde partij in een procedure. Daarin heeft hij niet als advocaat opgetreden. Daarvoor geldt het volgende toetsingskader:
Het tuchtrecht is bedoeld om te waarborgen dat advocaten hun beroep behoorlijk uitoefenen. Het tuchtrecht kan ook gelden als een advocaat niet optreedt als advocaat. Dat is het geval als er voldoende aanknopingspunten zijn tussen het beroep van advocaat en zijn doen en laten in de andere hoedanigheid. Dan is het advocatentuchtrecht volledig van toepassing. Als deze aanknopingspunten er niet zijn, dan beperkt de tuchtrechter de beoordeling tot de vraag of de advocaat het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
Beoordeling
4.2 Verweerder heeft mogen toelichten dat zijn cliënt de e-mail van 17 maart 2020 beschouwde als een algehele vrijwaring jegens de bestuurder van K B.V. Dat acht de voorzitter geen evident onpleitbaar standpunt, aangezien de e-mail zich met de woorden ‘(de opheffing van) het beslag’ niet alleen beperkt heeft tot het opheffen van het beslag, maar ook het beslag in het algemeen raakt. Als klager het daarmee niet eens was, dan kon hij dat op de zitting van 14 januari 2025 bestrijden. Het vertrouwen in de advocatuur is hiermee niet geschaad. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.
4.3 Evenmin heeft verweerder het vertrouwen in de advocatuur geschaad door bezwaar te maken tegen het inbrengen van stukken na afloop van de zitting. Er gelden in het civiele recht regels over de procedure. Als gedaagde mag verweerder daar een beroep op doen. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
Misbruik van recht
4.4 Het is de voorzitter gebleken dat klager tot op heden tien klachten heeft ingediend over verweerder en zijn kantoorgenoot mr. [P] over het geschil tussen klager en de cliënt van verweerder, de heer [L]. Hoewel een deel van deze procedures heeft geleid tot een gegronde klacht, gaan veel recente procedures over klachtonderdelen en feitelijkheden die zeer overeenkomen en geregeld overlappen met eerdere klachten. De voorzitter verwijst in dat verband ook naar de beslissing van 30 juli 2025 (ECLI:NL:TADRSGR:2025:155, zaaknummer 25-362/DH/RO). In onderhavige klachtzaak wordt opnieuw een klacht ingediend, omdat verweerder een standpunt heeft ingenomen waar klager het niet mee eens is. Het tuchtrecht is niet bedoeld om te klagen over elk geschilpunt dat er in een procedure opkomt, maar dat kan in de betreffende procedure worden betwist. In navolging van de deken en de hiervoor genoemde beslissing, is de voorzitter van oordeel dat de grenzen van het tuchtrecht inmiddels bereikt worden. Klager moet er dus rekening mee houden dat nieuwe klachten die verband houden met hetzelfde feitencomplex niet meer in behandeling zullen worden genomen door de deken en/of de raad vanwege misbruik van recht. Dit geldt ook voor nieuwe klachten die in de kern zien op het geschil dat klager met de heer [L] heeft gehad. Dit geldt niet alleen voor klachten tegen verweerder, maar ook voor klachten tegen mr. [P] en andere advocaten die daarin hebben opgetreden.
Conclusie
4.5 De klacht is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.F.M. van Heemstra, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 27 augustus 2025