Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-09-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2025:181
Zaaknummer
25-068/DH/RO
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over de informatievoorziening door de eigen advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager niet schriftelijk te informeren over de termijn voor hoger beroep. Ook heeft hij niet aan klager bevestigd dat hij geen hoger beroep zou instellen. Verweerder heeft klager daarmee de mogelijkheid ontnomen om eventueel een andere advocaat te zoeken voor het instellen van hoger beroep. Berisping.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 1 september 2025
in de zaak 25-068/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 18 juli 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 30 januari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2025/015 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 21 juli 2025. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 26. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van klager van 3 maart 2025.
2. FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft, namens klager, een verzoek ingediend om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
2.3 Bij beschikking van 13 september 2023 heeft de kantonrechter klagers verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen afgewezen vanwege misbruik van bevoegdheid en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de verhuurder.
2.4 Op 22 september 2023 stuurt verweerder de beschikking van de kantonrechter aan klager, waarbij hij schrijft: “Ik bel u hier later over.”
2.5 Op 26 september 2023 mailt klager aan verweerder onder meer:
“U zou mij nog bellen om te overleggen. Morgen ben ik niet thuis.”
2.6 Bij brief van 18 oktober 2023 heeft verweerder aan klager de originele stukken gestuurd en laten weten dat hij over gaat tot sluiting van het dossier.
2.7 Op 18 december 2023 stuurt klager een e-mail aan verweerder waarin onder meer staat:
“heb ik bij het Juridisch Loket geïnformeerd of ik daar nog iets tegenin kon brengen. Men vroeg of een Beroep mogelijk was. Dat is mijns inziens niet mogelijk. Toch verwees men mij naar u.
De vraag is of er nog iets mogelijk is.”
2.8 Verweerder heeft daar diezelfde dag op gereageerd en aan klager laten weten dat hij een procedure tegen de buurman kan starten, zodra klager over genoeg bewijs beschikt.
2.9 Op 21 december 2023 schrijft klager aan verweerder:
“Op advies van het Juridisch Loket heb ik u weer benaderd. Na weer een nacht niet slapen kom ik terug op mijn verzoek aan u om een procedure tegen [buurman] te starten. Na de vorige rechtszaken heb ik niet de indruk dat u de persoon bent om dit te doen.”
2.10 Op 8 juli 2024 stuurt klager per e-mail aan verweerder onder meer:
“Vorige week was ik bij het Juridisch Loket. Dat omdat de manier waarop de hoorzitting, (…), is verlopen mij nog erg dwars zit. (…) Na ontvangst van de beslissing zou u mij bellen om te overleggen, dat is niet gebeurd. Ook stond er niets in de beslissing over wat ik zou kunnen doen als ik het er niet mee eens was.”
3. KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
a) Verweerder zou klager na de beslissing van de kantonrechter bellen voor overleg. Dat is niet gebeurd. Klager wist niet of hij in beroep kon gaan en kon dat nergens terugvinden. Inmiddels heeft hij begrepen dat de termijn drie maanden is. Doordat verweerder klager niet heeft gebeld, is de mogelijkheid om in beroep te gaan is verstreken.
b) Verweerder zou klager in reactie op zijn e-mail van 8 juli 2024 bellen, maar ook dat is weer niet gebeurd. Klager stelt dat verweerder terugmailde dat hij klager ‘een dezer dagen’ op zou bellen, maar dat is niet gebeurd.
4. VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Hij stelt dat hij klager destijds na het vonnis voldoende heeft gemaild en telefonisch heeft verteld welke mogelijkheden hij had. De mogelijkheid van hoger beroep was er niet in verband met het wettelijk rechtsmiddelenverbod. Verweerder wijst op de afsluitbrief die medio oktober 2023 aan klager is gestuurd, met het originele vonnis en de mededeling dat hoger beroep niet mogelijk is. Verweerder stelt dat hij de e-mail van 8 juli 2024 op 19 juli 2024 heeft beantwoord.
4.2 Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hoger beroep van de beschikking van 13 september 2023 wel mogelijk was, maar dat hij dat kansloos achtte. Verweerder stelt dat hij duidelijk met klager heeft besproken wat de mogelijkheden waren. Hij had dat moeten vastleggen, maar heeft dat niet gedaan.
4.3 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5. BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
5.2 De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toets aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij die toets.
5.3 Gedragsregel 16 lid 1 bepaalt:
De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.
Klachtonderdeel a)
5.4 Klager maakt verweerder allereerst een verwijt over zijn informatieverstrekking na de beschikking van de kantonrechter van 13 september 2023. Dat verwijt is terecht. Verweerder heeft de beschikking een ruime week later aan klager gestuurd, met de mededeling dat hij klager daarover nog zou bellen. Het bericht bevat geen inhoudelijke informatie. Klager stelt dat verweerder hem vervolgens niet heeft gebeld om de beschikking te bespreken. Verweerder stelt dat dit wel is gebeurd, maar kan dit niet aantonen. Dat komt voor zijn rekening en risico, omdat het op verweerders weg lag om belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan klager te bevestigen. Verweerder had klager schriftelijk moeten informeren over de termijn voor hoger beroep. Verweerder had daarnaast aan klager moeten bevestigen dat hij geen hoger beroep voor klager zou instellen, zodat klager de mogelijkheid had om daarvoor zo nodig een andere advocaat te zoeken. Dat heeft verweerder echter nagelaten en daarvan kan hem een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. De raad verklaart dit klachtonderdeel gegrond.
Klachtonderdeel b)
5.5 Klager verwijt verweerder verder dat hij klager, in reactie op klagers e-mail van 8 juli 2024, niet heeft gebeld. Dit levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Het dossier was gesloten en verweerder stond klager niet meer bij als advocaat. Van verweerder hoeft dan niet verwacht te worden dat hij aan elk verzoek direct gehoor geeft. De raad verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
Tot slot
5.6 Voor zover klager ook andere verwijten aan het adres van verweerder heeft geuit, geldt dat deze pas in een laat stadium naar voren zijn gebracht en geen onderdeel uitmaken van de oorspronkelijke klacht. De raad laat deze daarom buiten beschouwing.
6. MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klager niet schriftelijk te informeren over de termijn voor hoger beroep. Ook heeft verweerder klager niet bevestigd dat hij geen hoger beroep zou instellen omdat hij de zaak kansloos achtte. Verweerder heeft klager daarmee de mogelijkheid ontnomen om eventueel een andere advocaat te zoeken om hoger beroep in te stellen.
6.2 De raad is van oordeel dat sprake is van een schending van de betamelijkheidsnorm met een laakbaar karakter. Verweerder heeft een dubbele fout gemaakt, waarmee het een schending is die niet iedere advocaat had kunnen overkomen. De raad legt daarom de maatregel van berisping op.
7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 50,- reiskosten van klager,
b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan de maatregel van berisping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. H.C.A. De Groot, voorzitter, mrs. D.G.M. van den Hoogen en N. de Boer, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 1 september 2025