Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2025:140
Zaaknummer
25-125/A/A
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij is ongegrond nu niet is gebleken dat verweerster vertrouwelijke informatie heeft verkregen waardoor zij de wederpartij niet meer mocht bijstaan. Van (de schijn van) belangenverstrengeling is naar het oordeel van de raad geen sprake.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 11 augustus 2025 in de zaak 25-125/A/A naar aanleiding van het verzoek van:
klager
over:
verweerster gemachtigde: mr. D.G.M. van den Hoogen
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 17 december 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 21 februari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2395469/JS/MV van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 juni 2025. Daarbij waren verweerster en haar gemachtigde aanwezig. Klager heeft digitaal deelgenomen aan de zitting. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de op 16 juni 2025 nagezonden stukken van verweerster.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Klager is verwikkeld in een familierechtelijk geschil met zijn ex-partner (hierna de vrouw). Klager werd hierin bijgestaan door mr. V. 2.3 Verweerster en mr. V maakten onderdeel uit van een groep advocaten waartussen gestructureerd intercollegiaal overleg (hierna: GIO) plaatsvond. Tijdens een GIO staan vraagstukken met betrekking tot de dagelijkse praktijkvoering centraal. 2.4 Op 27 mei 2024 heeft mr. V de zaak van klager tijdens een GIO besproken. 2.5 Vanaf oktober/november 2024 is verweerster de vrouw gaan bijstaan in de procedure. 2.6 Op 4 november 2024 wilde mr. V de zaak van klager opnieuw inbrengen tijdens het GIO. Verweerster heeft toen gezegd dat dit niet kon, omdat zij de wederpartij (de vrouw) had gesproken. De zaak is toen niet verder besproken. 2.7 In een e-mailbericht van 13 december 2024 heeft de nieuwe advocaat van klager (hierna: mr. R) aan verweerster geschreven, voor zover relevant: “(…) Ik heb van cliënt begrepen dat zijn voormalige advocaat, [mr. V] in dezelfde intervisiegroep zit als u. [Mr. V] heeft cliënt geïnformeerd dat de zaak van partijen veelvuldig is besproken. [Mr. V] heeft daarom met u besproken dat zij het problematisch acht dat u zich thans voor [de wederpartij] heeft gesteld in deze procedure. [Mr. V] heeft ook aangegeven dat zij van mening is dat u zich dient te onttrekken, zo begreep ik. U heeft dit echter geweigerd. Cliënt maakt gelet op bovenstaande informatie bezwaar tegen het feit dat u [de wederpartij] bijstand verleent in deze zaak. Dit strookt ook niet met de gedragsregels. Ik ga er derhalve vanuit dat u zich voor vandaag 16.00 uur zal onttrekken in deze zaak en zie een bevestiging hiervan graag tegemoet. Indien u dit nalaat, ziet cliënt zich genoodzaakt om een klacht bij de Orde in te dienen.” 2.8 Op 17 december 2024 heeft de klager een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster in strijd met de beginselen van vertrouwelijkheid, onafhankelijkheid en integriteit de belangen van de wederpartij van klager op zich te nemen, terwijl zijn (voormalig) advocaat de zaak meermaals vertrouwelijk heeft besproken in het gestructureerd intercollegiaal overleg waarbij verweerster aanwezig was. 3.2 De raad zal hierna op de klachtonderdelen ingaan.
4 VERWEER 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING 5.1 Een advocaat mag in het algemeen niet optreden tegen een (voormalig)e cliënt van hem of van een kantoorgenoot. Een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de (voormalig)e cliënt, terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een (voormalig)e cliënt van hem of van een kantoorgenoot, moet worden beoordeeld aan de hand van concrete omstandigheden van dat geval. 5.2 Klager verwijt verweerster dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling. Klager stelt dat een intervisiegroep in wezen niet verschilt van een kantoorsituatie waarin een casus wordt besproken. Onder verwijzing van jurisprudentie stelt klager dat zelfs een indirecte betrokkenheid via kantoorgenoten aanleiding kan zijn om te spreken van belangenverstrengeling. Verder stelt klager dat advocaten niet alleen feitelijke belangen-verstrengeling moeten vermijden, maar ook de schijn daarvan. Het enkele feit dat zijn zaak werd ingebracht in het GIO, wekt bij klager in ieder geval de schijn dat verweerster vertrouwelijke informatie heeft verkregen. Verweerster wijzigt voortdurend van standpunt. Deze voortschrijdende verschuiving van het verweer is voor klager een bevestiging dat verweerster geen openheid over de situatie betracht. 5.3 De raad stelt op grond van de inhoud van het klachtdossier vast dat mr. V op 27 mei 2024 de zaak van haar cliënt, klager, heeft ingebracht tijdens een GIO-overleg. Verweerster maakte onderdeel uit van dit GIO en was tijdens dit overleg ook aanwezig. Hierna is verweerster in november 2024 door de vrouw benaderd voor advies bij het al dan niet instellen van hoger beroep in de procedure tegen klager. Toen de zaak tijdens een GIO van 4 november 2024 nogmaals door mr. V werd ingebracht, heeft verweerster direct laten weten dat die zaak niet in haar bijzijn kon worden besproken omdat zij de wederpartij inmiddels had gesproken. Hierna is de zaak niet meer aan de orde gekomen. 5.4 Verweerster heeft naar het oordeel van de raad voldoende gemotiveerd aangevoerd dat tijdens het GIO overleg van 27 mei 2024 een algemeen procesrechtelijk juridisch vraagstuk (voortkomend uit de zaak van klager) is besproken. Dat tijdens dit overleg (dan wel tijdens een ander GIO overleg) ook vertrouwelijke informatie over de zaak van klager zou zijn gedeeld, waarvan verweerster hierna in haar bijstand van de vrouw voordeel heeft gehad, wordt door verweerster betwist en klager heeft dit punt niet nader onderbouwd. Nu het de raad ook overigens niet is gebleken dat verweerster vertrouwelijke informatie heeft verkregen waardoor zij de wederpartij, de vrouw, niet meer mocht bijstaan, is van (de schijn van) belangenverstrengeling, zoals genoemd in het toetsingskader onder 5.1, naar het oordeel van de raad geen sprake. 5.5 De klacht is gelet op het voorgaande ongegrond.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en R. Vos, leden, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 11 augustus 2025
