Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-08-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2025:166

Zaaknummer

24-267/DH/RO

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over het handelen van de wederpartij in een civiel geschil. Het verwijt dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten over één van de klagers is gegrond. Verweerder heeft in een telefoongesprek met die klager gezegd dat klager rijp is voor de psychiater. Ook verweerders verdere opstelling in het gesprek is onbehoorlijk en onvoldoende zakelijk geweest. De raad legt daarvoor een waarschuwing. De klachten zijn voor het overige niet-ontvankelijk en ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 18 augustus 2025

in de zaak 24-267/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager 1

en

klager 2

gemachtigde: [klager 1]

 

over

 

verweerder

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 7 augustus 2023 heeft klager 1, mede namens klager 2, bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 17 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2024/32 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 maart 2025. Daarbij was verweerder aanwezig. Klagers zijn – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen. De raad stelt vast dat de kennisgeving van de zitting en de oproep op 14, respectievelijk 30 april 2025 (en dus voordat het bedrijf waar klager 1 werkzaam was, failliet is geraakt) is gestuurd naar het emailadres dat klager 1 in deze procedure heeft gebruikt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 27.

 

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten.

2.2 Tussen klager 2 en een luchtvaarmaatschappij is een geschil gerezen. Klager 1 treedt op als gemachtigde van klager 2. Door of namens klager 2 is de luchtvaartmaatschappij gedagvaard.

2.3 Verweerder is de belangenbehartiger van de luchtvaartmaatschappij.

2.4 Op 17 januari 2023 heeft mr. H, een kantoorgenoot van verweerder, aan de rechtbank bericht dat verweerder zich als gemachtigde van de luchtvaartmaatschappij stelt en om een eerste uitstel voor het dienen van antwoord verzocht.  

2.5 Op 26 januari 2023 heeft mr. H een schikkingsaanbod naar klager 1 gestuurd.

2.6 Op 14 februari 2023 heeft mr. P, namens verweerder, de rechtbank om uitstel voor het indienen van antwoord verzocht. Mr. P is juridisch medewerker op het kantoor waar verweerder werkzaam is.

2.7 Op 14 maart 2023 heeft mr. P, namens verweerder, de conclusie van antwoord aan de rechtbank verstuurd. Zij heeft de rechtbank verzocht toekomstige correspondentie in deze zaak naar het kantoor te sturen, nu verweerder per 1 januari 2023 daar werkzaam is.

De bijgevoegde conclusie is “i.o” ondertekend.

2.8 Op 6 juni 2023 heeft mr. P de rechtbank om uitstel voor het indienen van dupliek verzocht.

2.9 Op 27 juni 2023 heeft mr. H in een e-mail aan klager 1 onder meer geschreven:

“Ik stel vast dat onze cliënte volgende week (5 juli a.s.) voor dupliek staat. Ik ben zelf pas volgende week dinsdag weer terug van mijn verlof. Verder is de zaakbehandelaar van deze zaak uitgevallen.

Ik begrijp dat u onze cliënte heeft verzocht om een (nieuw) schikkingsvoorstel te doen. Ik wil hier, in overleg met cliënte, naar kijken maar het gaat mij niet lukken om dat voor de roldatum van 5 juli a.s. te doen.

Ik ben voornemens om uitstel te vragen op grond van klemmende redenen voor de rolhandeling van 5 juli a.s., i.v.m. de uitval van mijn collega en het feit dat ik zelf pas dinsdag a.s. weer terug ben van verlof. Echter, voordat ik dit verzoek doe, wil ik u vragen of u in plaats daarvan wellicht akkoord gaat met nog één maal uitstel zodat ik ook nog kan overleggen met cliënte of zij nog een aangepast schikkingsvoorstel wenst te doen.”

2.10 Klager 1 en mr. H hebben hierover diezelfde dag per e-mail gecorrespondeerd

2.11 Op 28 juni 2023 heeft mr. H de rechtbank verzocht om eenmalig uitstel op grond van klemmende redenen. Zij heeft onder meer geschreven:

“Normaliter behandel ik de luchtvaartpraktijk op kantoor. Weliswaar staat [verweerder] als zaakbehandelaar vermeld bij alle [luchtvaartmaatschappij] zaken maar feitelijk worden ze altijd door mij behandeld. (…) In mijn afwezigheid hebben twee van mijn collega’s de praktijk overgenomen, [mr. Z] en [mr. P].”

2.12 Klager 1 heeft diezelfde dag gereageerd en gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen verder uitstel.

2.13 Op 29 juni 2023 heeft mr. H aan de rechtbank onder meer geschreven:

“Anders dan [klager 1] stelt staat [verweerder] slechts formeel gesteld als gemachtigde van [luchtvaartmaatschappij]. Het feit is en blijft dat ik de zaken van [luchtvaartmaatschappij] op mij neem en deze praktijk behartig. (…) [Klager 1] heeft weliswaar een telefoongesprek gevoerd met [verweerder] maar na dit gesprek heb ik de zaak overgenomen en heeft [klager 1] mij meerdere malen gebeld in deze zaak. “

2.14 Op 30 juni 2023 heeft mr. H aan de rechtbank onder meer geschreven:

“Ik begreep (…) dat er niet eerder dan woensdag 5 juli a.s. op mijn verzoek zal worden gereageerd door de kantonrechter. Hieruit begrijp ik dat dat de kantonrechter mij ná woensdag in ieder geval een extra (verkorte) termijn geeft waarin ik alsnog een Conclusie van Dupliek kan indienen.”

2.15 Klager 1 heeft diezelfde dag gemotiveerd gereageerd.

2.16 Op 3 juli 2023 heeft een administratief medewerker van de rechtbank laten weten dat de kantonrechter akkoord gaat met een uitstel van 2 weken geteld vanaf 5 juli 2023.

2.17 Op 19 juli 2023 is de conclusie van dupliek namens de luchtvaartmaatschappij ingediend.

2.18 Diezelfde dag heeft klager 1 verweerder erop gewezen dat hij in de conclusie staat vermeld als gemachtigde en behandelaar, maar dat de conclusie niet door verweerder is ondertekend.

2.19 Op 20 juli 2023 heeft verweerder onder meer als volgt gereageerd:

“Dank dat u ons attendeert op een kleine inconsistentie in onze processtukken. Weliswaar ben ikzelf de gestelde advocaat, maar ik ben niet de feitelijke zaakbehandelaar. (…)

Overigens zijn de processtukken wel in mijn opdracht ondertekend, zij het dat dat niet met zoveel woorden vermeld stond.”

2.20 Op 20 juli 2023 heeft klager 1 de rechtbank verzocht om de conclusie van dupliek buiten beschouwing te laten omdat deze niet aan de wettelijke vereisten voldoet. Klager 1 heeft hiertoe aangevoerd dat in de conclusie is vermeld dat verweerder de gemachtigde en behandelaar is, terwijl de conclusie niet door hem is ondertekend, en ook niet namens hem.

2.21 Verweerder heeft op 21 juli 2023 als volgt gereageerd:

“Naar aanleiding van onderstaand bericht van [klager 1] bevestig ik dat de Conclusie van Dupliek in bovengenoemde zaak in mijn opdracht namens mij door mijn kantoorgenote [mr. H] is ondertekend. (…) Hiermee is de eventuele onduidelijkheid opgehelderd, zodat mijns inzien niet hoeft worden toegekomen aan een formeel herstel. (…)

Voor zover van belang bevestig ik tevens dat ook alle overige berichten over deze zaak aan de (griffie van de) rechtbank, zoals uitstelverzoeken, in mijn opdracht namens mijn kantoorgenoten zijn gedaan.”

2.22 Op 21 juli 2023 is er telefonisch contact geweest tussen klager 1 en verweerder.Verweerder heeft in dat gesprek onder meer gezegd:

“Mijn kantoorgenoten liggen dubbel van het lachten van alle mails die we voorbij zien komen. (…) Misschien een kleine tip: hou op met al die onzin en ga de deken er ook niet mee lastig vallen, schrijf de kantonrechter gewoon dat er niks aan de hand is.”

en

“Ja, maar ik denk ook een beetje aan uw gezondheid, want volgens mij bent u ook rijp voor de psychiater inmiddels. Dat is een observatie die enigszins buiten mijn expertise valt, want ik ben geen zielenknijper, maar het is een observatie waar ik mij nauwelijks aan kan onttrekken. (…) U bereikt hier niets mee behalve dat u uzelf onsterfelijk belachelijk maakt. Dus als dat het doel is dan is het doel geslaagd.”

Een geluidsopname van het gesprek maakt onderdeel uit van het klachtdossier.

2.23 Klager 1 heeft de geluidsopname van het gesprek diezelfde dag per e-mail naar mr. X van verweerders kantoor gestuurd, met het verzoek om een reactie en om de melding van grensoverschrijdend gedrag door te geleiden naar de vertrouwenspersoon van het kantoor.

2.24 Op 25 juli 2023 heeft verweerder in een e-mail aan klager 1 onder meer geschreven:

“Naar aanleiding van uw onderstaande bericht adviseerde [mr. X] (cc) mij om excuses aan te bieden voor de door mij uitgesproken zorgen over uw geestelijke gezondheid. Hij heeft gelijk dat ik dat niet had moeten zeggen.

Overigens blijf ik van mening dat de deken er niet is om klachten te behandelen over een verschoonbare, en inmiddels gecorrigeerde vergissing bij de ondertekening van een processtuk, waardoor uw cliënten bovendien op geen enkele wijze in hun belangen zijn geschaad. Daarmee veroorzaakt u een onnodige overbelasting van de toezichthouder, waardoor er minder aandacht en tijd kan worden besteed aan zaken die werkelijk de integriteit van de advocatuur en de goede rechtsbedeling raken.

Bovendien vind ik het opmerkelijk dat u enerzijds mij aanspreekt op de gedragsregels maar anderzijds zelf die gedragsregels op grote schaal schendt, wetende dat u daar als niet-advocaat niet op kunt worden aangesproken.

Ik denk er allemaal het mijne van.”

2.25 Op 19 december 2023 heeft de rechtbank aan partijen laten weten geen getuigen te zullen horen op de geplande mondelinge behandeling.

2.26 Klager 1 heeft daarop aan verweerder laten weten dat hij opdracht heeft gekregen om een verzoekschriftprocedure te entameren. Hij doet nogmaals de suggestie om de kwestie in der minne af te doen en verzoekt verweerder om een allesomvattend schikkingsvoorstel te doen.

2.27 Verweerder heeft diezelfde dag onder meer als volgt gereageerd:

“Dat neemt niet weg dat ik u al wel kan informeren dat wij geen instructies hebben om in deze zaak een schikkingsaanbod te doen. Bij de huidige stand van zaken gaan wij die instructies ook niet vragen. Niettemin staat het u natuurlijk altijd vrij om zelf een voorstel te doen.”

 

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende:

a) Verweerder heeft zich telefonisch onnodig grievend uitgelaten over klager 1.

b) Verweerder heeft te vaak geprobeerd uitstel te krijgen.

c) Processtukken die namens verweerder zijn ingediend, zijn onjuist getekend.

Klagers stellen dat hierbij sprake is van schending van de gedragsregels 1, 7 en 13.

Aanvullende klacht van 23 december 2023:

d) Verweerder lijkt zelfstandig beslissingen te nemen zonder zijn cliënte hierin te kennen en mogelijkerwijs ook in strijd met de wensen van zijn cliënte.

Klagers stellen dat hierbij sprake is van schending van de gedragsregels 5, 6, 12, 14 en 16.

 

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5. BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

5.2 De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toets aan de norm van artikel 46 Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij die toets.

Klachtonderdeel a) – klager 2

5.3 Alleen de (rechts)persoon die door het handelen of nalaten van een advocaat direct in zijn belang wordt of kan worden getroffen, heeft het recht om hierover een klacht in te dienen. Dit staat in de Advocatenwet. Als het in het algemeen belang is dat er een tuchtprocedure komt, dan heeft de deken het recht om te klagen.

5.4 Dit klachtonderdeel ziet op uitlatingen van verweerder in een telefoongesprek met klager 1. De uitlatingen zien op de opstelling en handelwijze van klager 1. Van een direct belang van klager 2 is de raad niet gebleken. Dit klachtonderdeel is daarom niet-ontvankelijk waar het klager 2 betreft

Klachtonderdeel a) – klager 1

5.5 Gedragsregel 7 draagt de advocaat op zich niet onnodig grievend uit te laten. Hoewel voor een advocaat de vrijheid van meningsuiting geldt, vindt deze zijn begrenzing in de plicht om zich in het kader van de beroepsuitoefening in het openbaar discreet en waardig op te stellen. Deze verplichting geldt onder meer jegens de eigen cliënt, jegens de wederpartij en jegens andere advocaten.

5.6 De raad stelt vast dat verweerder klager 1, de juridisch vertegenwoordiger van de wederpartij, op 21 juli 2023 heeft gebeld. In het telefoongesprek heeft verweerder – zo heeft hij ook erkend – onder meer gezegd dat klager 1 rijp is voor de psychiater. De raad is van oordeel dat deze uitlating van verweerder onbehoorlijk en ongepast is. Ook zijn verdere opstelling in het gesprek is onbehoorlijk en onvoldoende zakelijk geweest, onder meer door te zeggen dat klager 1 zich met zijn opstelling onsterfelijk belachelijk maakt. Hoewel de uitlatingen zijn gedaan in de beslotenheid van het telefoongesprek tussen verweerder en klager 1, zijn zij wel gedaan in het kader van verweerders beroepsbeoefening in een lopend conflict met de wederpartij. Dit is niet hoe een advocaat zich dient op te stellen jegens en uit te laten over de gemachtigde van de wederpartij. Verweerder heeft daarmee gedragsregel 7 overtreden. Verweerders daaropvolgende bericht van 25 juli 2023 kan nauwelijks als het maken van excuses worden aangemerkt; verweerder gaat meteen over naar het handelen van klager 1. De raad is van oordeel dat verweerder met zijn uitlatingen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel b)

5.7 Klagers verwijten verweerder dat er te vaak uitstel is gevraagd. Het is niet aan de tuchtrechter om hierover te oordelen. Het is uitsluitend aan de rechtbank om de beslissen op de uitstelverzoeken op basis van het rolreglement. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder is niet gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel c)

5.8 Dit verwijt ziet op de conclusie van dupliek die op 19 juli 2023 door/namens verweerder is ingediend in de procedure. De conclusie was niet (correct) namens verweerder ondertekend, terwijl verweerder wel de gemachtigde is. Verweerder heeft dit met zijn bericht van 21 juli 2023 hersteld en de eventuele onduidelijkheid op dit punt weggenomen. Verder is het aan de rechtbank om hier (wel of geen) consequenties aan te verbinden. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is de raad niet gebleken. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel d)

5.9 Dit verwijt ziet op verweerders e-mail van 19 december 2023, waarin hij stelt dat hij geen instructies heeft om een schikkingsaanbod te doen en dat hij die instructies ook niet zal vragen. Klager verwijt verweerder dat hij zelfstandig beslissingen neemt of lijkt te nemen zonder zijn cliënte hierin te kennen.

5.10 Zoals hiervoor (onder 5.3) overwogen kan alleen de (rechts)persoon die door het handelen of nalaten van een advocaat direct in zijn belang wordt getrokken een klacht indienen. Als verweerder al zelfstandig beslissingen zou nemen zonder zijn cliënte daarin te kennen, dan is het niet aan klagers, maar aan de cliënte om zich daarover te beklagen. Dit klachtonderdeel is daarom niet-ontvankelijk.

 

6. MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft in een telefoongesprek met de juridisch vertegenwoordiger van de wederpartij onder andere gezegd dat deze vertegenwoordiger rijp is voor de psychiater en zich onsterfelijk belachelijk heeft gemaakt en dat verweerders kantoorgenoten dubbel hebben gelegen van het lachen om alle mails met onzin. Verweerder heeft zich daarmee onnodig grievend uitgelaten over deze vertegenwoordiger. Verweerder heeft zich in het gesprek onbehoorlijk en ongepast uitgelaten, terwijl van hem mocht worden verwacht dat hij zich correct en zakelijk zou opstellen. Verweerder heeft vervolgens (op 25 juli 2023) aangegeven dat hij dit inderdaad niet had moeten zeggen, maar zijn bericht kan – gelet op wat er verder volgt – nauwelijks als een excuus worden aangemerkt.  

6.2 De raad is van oordeel dat een zakelijke terechtwijzing passend is en legt verweerder daarom de maatregel van waarschuwing op.

 

7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager 1 betaalde griffierecht van € 50,- aan hem te vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager 1 dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) ten aanzien van klager 2 niet-ontvankelijk;

- verklaart klachtonderdeel a) ten aanzien van klager 1 gegrond;

- verklaart klachtonderdeel d) niet-ontvankelijk;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager 1, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.N. Kampherbeek en D. Rijpma, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2025.

 

Griffier                                                                                                                                                                                                                                                                                                                      Voorzitter

 

Verzonden op: 18 augustus 2025