Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2025:159
Zaaknummer
250235
Inhoudsindicatie
Beklag tegen afwijzing verzoek tot aanwijzing van een advocaat ongegrond. Onvoldoende kans van slagen en er ligt al een negatief procesadvies van een advocaat.
Uitspraak
Beslissingen van 18 augustus 2025 in de zaak 250235 naar aanleiding van het beklag op grond van artikel 13 Advocatenwet van:
klaagster tegen: de deken
1 DE PROCEDURE
Bij de deken 1.1 Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.
1.2 De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 8 juli 2025. De deken heeft aan de afwijzende beslissing ten grondslag gelegd dat de zaak onvoldoende kans van slagen heeft en dat een advocaat al een procesadvies heeft gegeven.
Bij het hof 1.3 Klaagster heeft op 8 juli 2025 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).
1.4 Verder bevat het dossier: - het verweer van de deken - de repliek - de dupliek
1.5 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
2 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
2.1 De curator van een failliete onderneming heeft klaagster persoonlijk aansprakelijk gesteld in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid. Er was in het verleden een bestuurders- en commissarissenaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. De verzekeraar heeft dekking geweigerd, omdat de aansprakelijkstelling niet zou voortvloeien uit een vóór beëindiging van de verzekering gemelde dreiging van aansprakelijkheid.
2.2 Klaagster is het daarmee niet eens en heeft de deken gevraagd om een advocaat aan te wijzen om de verzekeringsmaatschappij en de tussenpersoon aansprakelijk te stellen en in een procedure te betrekken. De deken heeft klaagsters verzoek tot aanwijzing op 27 mei 2025 afgewezen, omdat klaagster in deze zaak (sinds mei 2024) door een advocaat werd bijgestaan en deze advocaat nog steeds voor klaagster optrad.
2.3 Uit door klaagster overgelegde correspondentie blijkt dat de advocaat klaagster op 28 januari 2025 heeft bericht dat hij de zaak onvoldoende kansrijk achtte. Hij heeft klaagster gewezen op de mogelijkheid om bij een andere advocaat een second opinion te vragen. De advocaat heeft eind juni 2025 zijn werkzaamheden voor klaagster beëindigd. Klaagster heeft daarna een nieuw verzoek aan de deken gericht om een advocaat aan te wijzen. Het beklag richt zich tegen de tweede afwijzing.
3 BEKLAG EN VERWEER
Gronden van het beklag 3.1 Klaagster stelt dat de deken het verzoek ten onrechte heeft afgewezen. Een inhoudelijke beoordeling heeft niet plaatsgevonden. De deken is niet ingegaan op enkele cruciale punten die klaagster heeft vermeld in haar verzoek tot aanwijzing van een advocaat, te weten: - het standpunt van klaagsters voormalige advocaat dat de zaak “onvoldoende kansrijk” zou zijn, is pas zeer laat (meer dan een jaar na aanvang!) geuit en is bovendien ongegrond gebleken; - die advocaat heeft zelf, voorafgaand aan die mededeling, aansprakelijkstellingen opgesteld en verzonden, die klaagster met zijn instemming heeft doorgestuurd; - klaagster heeft inhoudelijke stukken van meerdere andere advocaten overgelegd, waaruit blijkt dat de zaak juridisch kansrijk is en de dekking van de verzekering verdedigbaar; - klaagster heeft inmiddels een advocaat gevonden die bereid is de zaak inhoudelijk op te pakken. Deze advocaat beschikt over de inhoudelijke expertise en acht de zaak juridisch degelijk onderbouwd, maar werkt uitsluitend op betalende basis en klaagster kan hem als toevoegingsgerechtigde niet betalen; - klaagsters voormalige advocaat geeft in zijn e-mail van 28 januari 2025 uitdrukkelijk aan dat klaagster een second opinion zou kunnen overwegen, wat bevestigt dat hij de zaak niet als evident kansloos beoordeelt en zijn inschatting slechts voorwaardelijk of terughoudend was.
Verweer 3.2 De deken heeft aangevoerd dat klaagster in deze kwestie over een advocaat beschikte. Dit was ook de reden dat zij in eerste instantie het verzoek om aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen en ook geen reden zag om die beoordeling te herzien. De voormalig advocaat van klaagster heeft haar negatief geadviseerd, waarna klaagster opnieuw om aanwijzing van een advocaat heeft gevraagd. Het negatieve advies van haar voormalig advocaat was voor de deken reden om het herhaalde verzoek af te wijzen. Met betrekking tot de door klaagster aangevoerde punten heeft de deken nog het volgende gesteld: - uit de aan de deken overgelegde correspondentie tussen klaagster en haar voormalig advocaat kan de conclusie worden getrokken dat hij klaagster meerdere keren heeft bericht dat hij geen goede kansen zag en beide zaken juridisch niet haalbaar acht. Klaagster was in ieder geval op 28 januari 2025 van zijn standpunt op de hoogte; - klaagster heeft haar stelling dat andere advocaten haar zaak als kansrijk beschouwen, niet gemotiveerd en/of onderbouwd. Klaagster stelt dat zij meerdere juridische analyses heeft overgelegd die zouden moeten bevestigen dat dekking van de verzekering aanwezig is en dat de tussenpersoon fouten heeft gemaakt, maar de deken heeft degelijke analyses niet aangetroffen tussen de haar toegezonden stukken. - hetzelfde geldt voor haar stelling dat zij een advocaat heeft gevonden die bereid zou zijn haar op betalende basis bij te staan. Daarvan is niet gebleken. - ook heeft klaagster niet nader gemotiveerd waarom het procesadvies van haar voormalige advocaat onjuist zou zijn. Deze advocaat heeft slechts volledigheidshalve de mogelijkheid van een second opinion aangestipt. Uit niets blijkt dat zijn eigen mening omtrent de haalbaarheid van de zaken is gewijzigd.
4 BEOORDELING
Toetsingskader 4.1 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klaagster gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
Overwegingen van het hof 4.2 In deze beklagprocedure gaat het uitsluitend om de afwijzing van 8 juli 2025. Voor zover klaagster en de deken in de processtukken ook op andere verzoeken van klaagster tot aanwijzing van een advocaat zijn ingegaan, laat het hof dat buiten beschouwing, omdat het een of meer andere zaken betreft.
4.3 Vast staat dat klaagster in deze zaak vanaf mei 2024 werd bijgestaan door een advocaat. Uit de (beperkte) door klaagster overgelegde stukken kan verder worden opgemaakt, dat de advocaat in eerste instantie na een ‘quick scan’ heeft aangegeven dat de verzekering ‘mogelijk’ dekking zou geven. De advocaat heeft de verzekeringsmaatschappij in juli 2024 een aansprakelijkstelling gezonden en de tussenpersoon in september 2024. De reacties van de wederpartijen op deze aansprakelijkstellingen heeft klaagster niet overgelegd. De advocaat heeft klaagster op 28 januari 2025 negatief geadviseerd. Ook dit advies heeft klaagster niet overgelegd, maar uit klaagsters e-mails valt af te leiden dát het om een negatief advies gaat, dat de advocaat niet zag ‘wat de tussenpersoon fout gedaan had’ en dat de advocaat klaagster heeft gemeld dat zij bij een andere advocaat een second opinion kon vragen. Klaagster geeft in haar e-mails verder aan dat zij het niet eens is met de advisering door de advocaat en dat zij hem ook verschillende malen heeft bericht dat hij naar haar mening met relevante omstandigheden geen rekening heeft gehouden. Zij heeft enkele losse punten genoemd, maar deze niet verder onderbouwd.
4.4 Het hof overweegt als volgt. Het enkele feit dat klaagsters voormalige advocaat aansprakelijkstellingen heeft verzonden aan de verzekeraar en de tussenpersoon, wil nog niet zeggen dat hij ook eventuele proceskansen van klaagster positief inschatte. Niet zelden is een advocaat ook in een minder kansrijke zaak bereid om te proberen met een sommatiebrief iets in beweging te zetten. In ieder geval heeft de advocaat kennelijk na ontvangst van de reacties op zijn brieven geconcludeerd dat een eventuele procedure onvoldoende kans van slagen had en heeft hij klaagster bericht dat hij daarom niet bereid was om die procedure voor klaagster te voeren. Dat is niet na ‘een jaar stilstand’ gebeurd, maar binnen afzienbare tijd nadat op de sommatiebrieven was gereageerd. Bovendien moet een advocaat zijn eerdere adviezen aanpassen en bijstellen als daartoe op basis van later ontvangen informatie aanleiding is. Dat klaagsters voormalige advocaat aansprakelijkheidsstellingen heeft verzonden, doet dan ook niet af aan zijn (latere) negatieve procesadvies. Ook het feit dat hij klaagster heeft voorgehouden dat zij een second opinion kon vragen, doet daaraan niet af en getuigt geenszins van onzekerheid over zijn advies. Het wijzen op de mogelijkheid om een second opinion te vragen is een kwestie van zorgvuldigheid en hoort er vooral bij in een situatie waarin de advocaat weet of merkt dat de cliënt met zijn advies geen genoegen wenst te nemen.
4.5 Klaagster heeft verder gesteld dat zij beschikt over adviezen en analyses waaruit zou blijken dat een procedure wél kansrijk zou zijn, maar zij heeft deze adviezen en analyses niet overgelegd. Zij heeft evenmin inhoudelijk onderbouwd hoe die adviezen dan concreet luiden en waarop die zijn gebaseerd. Ook heeft klaagster haar bezwaren tegen het negatieve advies van haar voormalig advocaat niet met feiten en/of documenten onderbouwd. Dit alles had echter wel op haar weg gelegen. De deken kan alleen overgaan tot aanwijzing van een advocaat als de verzoeker de deken voldoende informatie geeft om (onder meer) te kunnen beoordelen of een procedure voldoende kans van slagen heeft. Dit klemt te meer als er al een negatief procesadvies ligt van een advocaat die eerder in de zaak heeft opgetreden. Het was dan ook aan klaagster om concreet, aan de hand van feiten (waar gaat de zaak precies over, wat is er wanneer gebeurd en wat is daarbij volgens klaagster op welk moment en waarom fout gegaan) met de onderliggende documenten (bewijsstukken), voldoende aanknopingspunten aan de deken aan te leveren om de haalbaarheid van een procedure te kunnen inschatten. Dat heeft zij niet gedaan. In het bijzonder biedt het dossier naast klaagsters (veelvuldig herhaalde, maar geenszins onderbouwde) stellingen geen enkel objectief gegeven om te twijfelen aan de juistheid van het door klaagsters voormalige advocaat gegeven advies. De deken heeft dit advies daarom aan haar beslissing ten grondslag mogen leggen. Het beklag is ongegrond.
5 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 8 juli 2025 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. B.J.R. van Tongeren en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 18 augustus 2025.
