Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-08-2025

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2025:146

Zaaknummer

240347

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij in familiezaak door raad gedeeltelijk gegrond verklaard. Klager komt in beroep van het ongegrond verklaarde gedeelte van de klacht over onnodig grievende uitlatingen. Het hof verklaart dit klachtonderdeel voor één van de aangevallen uitingen alsnog gegrond en bekrachtigt de beslissing van de raad voor het overige.

Uitspraak

Beslissing van 8 augustus 2025 in de zaak 240347

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

klager

tegen:

verweerster

 

 

1    INLEIDING

1.1    De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft de klacht van klager tegen de voormalig advocaat van zijn ex-echtgenote gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. In hoger beroep is alleen nog het ongegrond verklaarde klachtonderdeel aan de orde, waarin de raad heeft geoordeeld dat verweerster zich niet onnodig grievend over klager heeft uitgelaten. Het hof verklaart klachtonderdeel 1, uitsluitend voor zover dit klachtonderdeel ziet op randnummer 9 van het door verweerster in de echtscheidingsprocedure namens de ex-echtgenote ingediende verweerschrift, alsnog gegrond en bekrachtigt de beslissing voor het overige. 

1.2    Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.  

2    DE PROCEDURE 

Bij de raad van discipline 2.1    De  raad heeft in de zaak tussen klager en verweerster (zaaknummer: 24-345/DB/ZWB) een beslissing gegeven op 18 november 2024. In deze beslissing heeft de raad klachtonderdeel 1 ongegrond verklaard, klachtonderdeel 2 gegrond verklaard en aan verweerster de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Verder is verweerster veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.

2.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:161 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline 2.3    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 2 december 2024 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.4    Verder bevat het dossier van het hof: -    de stukken van de raad; -    het verweerschrift; -    de e-mail van klager van 28 mei 2025 met bijlagen.  

2.5    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 13 juni 2025. Daar is klager via een digitale verbinding verschenen en verweerster in persoon. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof. 

3    FEITEN

3.1    Voor zover in beroep nog relevant, stelt het hof de volgende feiten vast.

3.2    Klager, bijgestaan door zijn advocaat, heeft op 20 juni 2023 een echtscheidingsverzoek ingediend. Klagers ex-echtgenote, hierna: “de vrouw”, heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot verweerster.

3.3    Op 31 juli 2023 heeft klager een aanvullend verzoek tot het treffen van een nevenvoorziening behorende bij verzoekschrift echtscheiding ingediend. In randnummer 9 heeft klager het volgende naar voren gebracht:

“Partijen hebben beiden in hun eigen leven, maar ook in beide levens van hun twee kinderen, ongekend veel verdriet, levensbedreigende ziekten en teleurstellingen meegemaakt. Alle gezinsleden hebben daarvoor, ieder voor zich langdurig professionele (medische en psychiatrische) hulp moeten inschakelen en medische ingrepen ondergaan. (…) De man wordt sedert oktober 2020 tweewekelijks behandeld door een psychiater. Deze heeft begin juli 2023, na een hartinfarct, heel onverwacht voor de man zijn praktijk met onmiddellijke ingang moeten beëindigen. De man is gesloopt door niet verwerkt, jarenlang gezinsverdriet.”

3.4    Op 6 november 2023 heeft verweerster namens de vrouw een verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek ingediend. Enkele dagen na indiening van het verweerschrift heeft de vrouw een andere advocaat ingeschakeld.

3.5    In randnummer 9 van het verweerschrift heeft verweerster naar voren gebracht:

“Na het ingediende verzoekschrift bij de rechtbank Groningen heeft de man, zoals in het vorenstaande aangegeven, op 10 juli 2023 schriftelijk aangifte gedaan bij het team adresonderzoek gemeente Zwolle tot uitschrijving van de vrouw in gemeente Zwolle en daarnaast ook aangifte gedaan bij de gemeente Goes tot inschrijving van de vrouw in de gemeente Goes (op te vragen bij de man). De motivatie van de man om de vrouw gedwongen uit te schrijven in Zwolle en in Goes in te laten schrijven is feitelijk de gewijzigde ongunstige box 3 belastingregelgeving vanaf 2022 voor het huis Goes. Het aangifte doen van de man bij de gemeente Zwolle en Goes en in het inschrijven in Goes leidt echter niet tot het omzeilen van de ongunstige box3 belastingregelgeving. De vrouw heeft zich desalniettemin naar aanleiding van de aangifte van de man op grond van de wet BRP laten uitschrijven in Zwolle en inschrijven in Goes, omdat de vrouw in Goes steeds meer verbleef in verband met eigen veiligheid. Huiselijk geweld leidt dan ook tot een vluchtscheiding en niet tot een vechtscheiding.”

3.6    In randnummer 18 van het verweerschrift heeft verweerster naar voren gebracht:

“De vrouw wil graag het huis in Zwolle toebedeeld krijgen om in te wonen. De vrouw heeft deze wijze van verdeling meegenomen in haar verdelingsverzoek. De vrouw voelt zich thuis in Zwolle. De vrouw woont 32 jaar in Zwolle, heeft zich gesetteld en vrienden gemaakt. Inmiddels is Zwolle ontwikkeld tot een leuke, gezellige stad met mooi centrum. Er valt ook veel te zien en te ondernemen, ook in de omgeving. Het huis bevalt de vrouw goed, gezien de ruimte en ligging. Privacy, ruimte, schaduw in tuin, bij uitvalswegen. Liggend aan mooi ontwikkeld en nog verder te ontwikkelen gebied tussen station en de woonomgeving van de vrouw. Op loopafstand van station, de IJssel, centrum en dichtbij voorzieningen. Zeeland is voor de vrouw geen aantrekkelijke provincie. De vrouw heeft er met alle respect niets mee en ook niet mee gehad. Te vlak, te kaal. Overal ver vandaan. Goes is voor Zeeuwse begrippen een grote plaats, maar voor de vrouw een kleine plaats waar weinig te beleven is. Bij de afweging om in Zwolle te willen wonen spelen ook mee de psychische onveilige situatie waarin de zoon thuis leeft, dat de man zonder problemen in Middelburg kan werken en graag het huis in Goes wil hebben.”

3.7    In randnummer 126 van het verweerschrift heeft verweerster naar voren gebracht:

“De vrouw wil via conversie van haar aandeel in de door de man tijdens het huwelijk opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, een eigen aanspraak op ouderdomspensioen bij Stichting ABP Pensioenfonds. De vrouw heeft meer belang bij conversie van de door de man opgebouwde pensioenrechten dan de man heeft bij standaardverevening, indien en voor zover de man geen medewerking aan conversie zou willen verlenen. De vrouw wil middels conversie een volledige breuk met de man aangaande de verevening van pensioenrechten bewerkstelligen. Na afloop van de alimentatietermijn, wil de vrouw als gevolg van zijn psychiatrische persoonlijkheidsproblematiek op geen enkele wijze afhankelijk zijn van het disfunctioneel handelen/gedrag van de man, en aan zijn wel en wee verbonden zijn en daarbij hoort een zelfstandige aanspraak op ouderdomspensioen. Daarnaast is het van groot belang dat de vrouw niet afhankelijk is van de keuze van de man en zijn besluit om al dan niet aanspraak te maken op een overbruggingsregeling tussen zij AOW-gerechtigde leeftijd en zijn pensioengerechtigde leeftijd c.q. de leeftijd waarop hij besluit met pensioen te gaan, zodat de keuzes van de man geen invloed hebben op verandering pensioenaandeel van de vrouw. Na conversie kunnen de man en de vrouw alle beschikbare keuzes individueel maken zonder dat het financiële gevolgen heeft voor de vrouw.”

3.8    Als productie 1 was aan het verweerschrift gehecht een door de vrouw geschreven stuk met de titel “Inleiding en achtergrond”. Hierin heeft de vrouw onder meer geschreven:

“(…) Er is sprake van een vluchtscheiding en niet van een vechtscheiding dan wel waar 2 kijven, hebben 2 schuld wat veelal wordt gedacht. De man is verantwoordelijk voor hoe hij zich gedraagt en voor de keuzes die hij maakt. De vrouw wil hierin serieus worden genomen. De man reageert vanuit complex trauma en serieuze psychiatrische persoonlijkheidsproblematiek. Zijn gedrag dient niet te worden goedgepraat, niet gebagatelliseerd, niet ontkend, niet gezien als een communicatieprobleem. De man is in 2019/2020 bij [S] en vervolgens bij psychiater [B] als gevolg van complex trauma gediagnosticeerd met persoonlijkheidsproblematiek in cluster B (verborgen) en cluster C met als gevolg verborgen psychische mishandeling. De vrouw heeft de brieven van [S] en psychiater [B], maar vanwege privacy wil de vrouw die (liever) niet overleggen. De man is sinds oktober 2021 individueel behandeld bij psychiater [B] met onder meer schematherapie. (…)”

 

4    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende: 1.    Verweerster heeft in de randnummers 9, 18 en 126 van het verweerschrift van 6 november 2023 geheel onnodig, volstrekt ongebruikelijk en met grove schending van klagers privacy, zonder enige onderbouwing onware, uiterst laakbare en kwetsende aantijgingen gedaan over klagers persoon en zijn functioneren; 2.    (…)

 

5    OMVANG HOGER BEROEP

Voor zover het hoger beroep van klager zich richt tegen de beslissing van de raad met betrekking tot klachtonderdeel 2 is het niet-ontvankelijk. Dit klachtonderdeel is gegrond bevonden. Op grond van artikel 56, eerste lid, Advocatenwet staat tegen gegrond verklaarde klachtonderdelen geen beroep open. Ook tegen de opgelegde maatregel voor het gegrond verklaarde klachtonderdeel staat voor klager geen beroep open.

 

6    BEOORDELING RAAD

De raad heeft klachtonderdeel 1 ongegrond verklaard met de volgende overwegingen. Hoewel de raad zich kan voorstellen dat klager door de in de randnummers 9, 18 en 126 geponeerde stellingen geraakt is en gelet op het toetsingskader van een familierechtadvocaat mag worden verwacht dat die zich terughoudend opstelt, geldt dat onwelgevallige uitlatingen van een wederpartij niet zonder meer ontoelaatbaar zijn. Daarvan is pas sprake als uitlatingen bijvoorbeeld apert onjuist zijn of in redelijkheid geen bijdrage kunnen leveren aan het debat. Dit is de raad niet gebleken. Uit de overgelegde gedingstukken komt naar voren dat (de advocaat van) klager in het aanvullend verzoek van 31 juli 2023 reeds melding had gemaakt van de psychologische problematiek van de gezinsleden en de psychiatrische behandeling van klager. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad toereikend aangevoerd dat het in het kader van de in het geding te maken belangenafweging in het belang van haar cliënte was om toe te lichten waarom zij in Goes verbleef, waarom zij de voormalige echtelijke woning aan zich toebedeeld wilde zien en waarom zij verzocht om conversie toe te passen. Uit de context van het verweerschrift waarin de standpunten zijn geponeerd, blijkt naar het oordeel van de raad voorts in voldoende mate dat verweerster niet haar eigen standpunten, maar die van haar cliënte naar voren heeft gebracht. Verweerster heeft daarbij gebruik gemaakt van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar had verschaft. Niet gebleken is dat het daarbij ging om informatie waarvan verweerster wist of had moeten weten dat deze onjuist was. Indien en voor zover klager het met de door verweerster naar voren gebrachte standpunten niet eens was, konden hij en zijn advocaat daarop in de civiele procedure reageren. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om te oordelen over de geschilpunten die partijen in het civielrechtelijke geschil verdeeld houden.

 

7    BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klager 7.1     Tegen de beslissing van de raad op klachtonderdeel 1 heeft klager het volgende aangevoerd: 1.    In een echtscheidingsprocedure behoeft ‘duurzame ontwrichting’ als grond voor een echtscheidingsverzoek juridisch gezien geen onderbouwing.  De uitlatingen van verweerster waren (i) geheel onnodig, (ii) volstrekt ongebruikelijk en (iii) met grove schending van klagers privacy, zonder enige onderbouwing onwaar, laakbaar en grievend. Het zijn zware, uiterst kwetsende aantijgingen over klager en zijn functioneren als (familie)rechter. De uitlatingen/aantijgingen zijn juridisch onnodig en niet relevant. 2.    Verweerster heeft nooit een (dragende, verifieerbare) onderbouwing gegeven voor het waarheidsgehalte van haar uitlatingen. Zij heeft zelf geen enkel onderzoek gedaan naar de aantijgingen, wat wel van haar verwacht had mogen worden.  3.    De raad heeft niet getoetst of en hoe de uitlatingen in redelijkheid een bijdrage konden leveren aan het juridisch debat in het kader van de echtscheidingsprocedure. De uitlatingen waren alleen bedoeld om klager in een kwaad daglicht te stellen. Uit niets blijkt dat de raad het toetsingskader (terughoudendheid om onnodige polarisatie te vermijden) verifieerbaar en gemotiveerd op correcte wijze heeft gehanteerd. Het toetsingskader was ook niet compleet, omdat de raad het door het hof gehanteerde criterium “dat een advocaat bij uitingen over strafbare feiten of onrechtmatige gedragingen de nodige terughoudendheid in acht moet nemen”, heeft weggelaten. 4.    In randnummer 9 heeft verweerster geheel onnodig en uiterst kwalijk en onwaar gesteld dat klager zich schuldig maakt aan een strafbaar feit, (i) huiselijk geweld. Door in randnummer 18 te stellen dat de (28-jarige) zoon in een psychisch onveilige situatie verkeert, beschuldigt verweerster klager ook van (ii) psychisch geweld jegens zijn zoon. In randnummer 126 volgt de geheel onnodige en grievende uitlating over (iii) psychiatrische persoonlijkheidsproblematiek en het disfunctioneel handelen/gedrag van klager. Verweerster heeft slechts als doorgeefluik voor haar cliënte gefunctioneerd en klager, juridisch zinledig, zwart willen maken bij zijn eigen rechtbank. 5.    Het enkele feit dat klager hulp en steun heeft gezocht en gevonden in verband met jarenlange relatieproblemen, is geen vrijbrief om hem psychiatrische persoonlijkheidsproblematiek of erger in de schoenen te schuiven. Het is de ex-echtgenote van klager, die al jaren de weg kwijt is en na jaren van medische behandeling helaas is veranderd in een wappie. 

Verweer 7,2    Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.

8    BEOORDELING HOF

Maatstaf 8.1    Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

8.2    In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien voor moeten waken, zeker als er belangen van kinderen in het spel zijn, dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van een advocaat zekere (verdergaande) terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren. Daarbij geldt dat een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Die terughoudendheid heeft zowel betrekking op het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als op het entameren van procedures. De advocaat moet daarbij van geval tot geval afwegen: -    het belang van zijn cliënt bij het voeren van de procedure, -    het belang van de wederpartij én dat van de kinderen bij het voorkomen daarvan, -    het verloop van het geschil tot dan toe, -    en de kans op succes van een procedure. Het hof beoordeelt de klacht en de tegen de beslissing van de raad gerichte beroepsgronden aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaven.

Overwegingen hof

8.3    De derde beroepsgrond van klager faalt voor zover deze inhoudt dat de raad van het verkeerde toetsingskader is uitgegaan. De door het hof gehanteerde maatstaf luidt zoals hiervoor in 8.1 en 8.2 geformuleerd. De raad heeft de correcte maatstaf gehanteerd. 

8.4    De (overige) beroepsgronden van klager slagen in zoverre, dat het hof anders dan de raad de zin “Huiselijk geweld leidt dan ook tot een vluchtscheiding en niet tot een vechtscheiding” (in randnummer 9 van het door verweerster ingediende verweerschrift) als onnodig grievend aanmerkt. De gebruikte term “huiselijk geweld” impliceert een ernstige aantijging aan het adres van klager. De term komt in de alinea in het verweerschrift uit de lucht vallen en wordt zonder enige toelichting of onderbouwing als feit gepresenteerd. De gebruikte term heeft geen verband met de rest van de alinea en/of andere delen van de inhoud van het verweerschrift, en uit het verweerschrift wordt niet duidelijk waarom de gebruikte term relevant zou zijn in het kader van de in de procedure aan de orde zijnde discussiepunten. Het hof is van oordeel dat op dit punt van verweerster meer distantie had mogen worden verwacht. Klachtonderdeel 1 is dan ook in zoverre gegrond. 

8.5    Voor wat betreft de randnummers 18 en 126 uit het verweerschrift van verweerster falen de beroepsgronden van klager. Het hof is van oordeel dat verweerster in deze alinea’s de haar toekomende vrijheid in het kader van de belangenbehartiging van haar cliënte niet heeft overschreden. Het hof ziet geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad heeft gedaan. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Het hof zal de beslissing van de raad op klachtonderdeel 1 voor het overige bekrachtigen.

9    MAATREGEL

De raad heeft verweerster de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Het hof ziet in het feit dat een gedeelte van klachtonderdeel 1 alsnog gegrond wordt verklaard geen aanleiding om de reeds aan verweerster opgelegde maatregel te verzwaren. De beslissing van de raad wordt daarom voor wat betreft de opgelegde maatregel bekrachtigd. 

10    PROCESKOSTEN

10.1     Omdat het hof een gedeelte van klachtonderdeel 1 alsnog gegrond verklaart en aan verweerster een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerster op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:                                                                                                                                    a) € 50,- kosten  van klager (forfaitair);  b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten; c) € 1.000,- kosten van de Staat.

10.2     Verweerster moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 50,- aan kosten van klager binnen vier weken na deze beslissing betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn/haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

10.3     Verweerster moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.

11    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

11.1     vernietigt de beslissing van 18 november 2024 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 24-345/DB/ZWB, voor zover daarin het gedeelte van klachtonderdeel 1 dat ziet op randnummer 9 van het door verweerster ingediende processtuk ongegrond is verklaard;

en doet opnieuw recht:

11.2      verklaart klachtonderdeel 1 gegrond, voor zover het betreft randnummer 9 van het door verweerster ingediende processtuk;

11.3     bekrachtigt de beslissing van 18 november 2024 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 24-345/DB/ZWB, voor het overige;

11.4     veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten in de procedure bij het hof van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;

11.5     veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.

Deze beslissing is genomen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mrs. T.H. Tanja-van den Broek en  J.A. Huijgen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2025. 

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 8 augustus 2025.