Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-08-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2025:165

Zaaknummer

25-049/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht over de advocaat van de wederpartij bij een kort geding. Klaagster verwijt verweerder dat het kort geding is doorgegaan en dat er bij het plannen van de zitting geen rekening is gehouden met haar verhinderdata. Klachten ongegrond. Er is gecorrespondeerd over het voorkomen van het kort geding. In de laatste e-mail heeft verweerder laten weten dat de zitting zou doorgaan. Klaagster had er dan ook van uit moeten gaan dat het kort geding zou doorgaan. Dat er geen rekening is gehouden met klaagsters verhinderdata, kan niet aan verweerder verweten worden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 18 augustus 2025

in de zaak 25-049/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

 

[…] B.V.

klaagster

gemachtigde: [H]

 

over

 

verweerder

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 11 oktober 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 22 januari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2025/10 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 30 juni 2025. Daarbij waren de gemachtigde van klaagster en verweerder aanwezig.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15.

 

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Tussen klaagster en mevrouw G (hierna: G) is een geschil ontstaan over (onder meer) de oplevering van een door klaagster verbouwd appartement aan G en een door haar aan klaagster te betalen factuur.

2.3 Op 18 april 2024 heeft de gemachtigde van klaagster aan verweerder laten weten dat G de sleutels krijgt als ze betaalt.

2.4 Op 23 mei 2024 heeft verweerder aan (de gemachtigde van) klaagster onder meer geschreven:

“Als u binnen twee werkdagen na heden de sleutel van het appartement afgeeft aan [G] én verklaart alle in bijlage 1 en 2 van de brief genoemde gebreken binnen twee maanden na heden te hebben hersteld, is [G] bereid een gezamenlijk overleg in te plannen. Zo niet, dan zal dezerzijds op korte termijn een kort gedingprocedure worden gestart.”

2.5 Op 29 mei 2024 heeft (de gemachtigde van) klaagster als volgt gereageerd:

“Als [G] zekerheid heeft gesteld bij de Notaris zullen wij aan haar de sleutel beschikbaar stellen.”

2.6 Op 10 juli 2024 heeft verweerder aan de gemachtigde van klaagster laten weten dat G bereid is een bedrag in depot te stellen tegenover afgifte van de sleutels.

2.7 Op 21 augustus 2024 heeft de gemachtigde van klaagster aan verweerder geschreven:

“De afspraak is dat het gedeelte wat [C] bijdraagt naar [klaagster] gaat. Net zoals bij de overige kopers het geval is.”

In een daaropvolgende e-mail van diezelfde dag van de gemachtigde van klaagster aan verweerder staat:

“Wij spraken zojuist. De helft van het bedrag wordt als zekerheid gesteld bij de notaris. De helft van het bedrag wordt door [C] betaald aan [klaagster]. Dezelfde deal als met de andere kopers. Dit is zoals wij het zien.”

2.8 Op 23 augustus 2024 heeft verweerder gereageerd en laten weten dat G daar niet mee instemt. Verweerder stelt klaagster in de gelegenheid om binnen drie werkdagen de depotovereenkomst te ondertekenen, anders zal zonder nadere aankondiging een kort geding worden gestart. Verweerder heeft daarbij om de verhinderdata van klaagster verzocht.

2.9 Op 2 september 2024 heeft klaagster haar verhinderingen naar verweerder gestuurd.

2.10 Op 11 september 2024 heeft verweerder per e-mail aan de gemachtigde van klaagster laten weten dat de aanvraag voor het kort geding eerdaags aan de voorzieningenrechter wordt verzonden, met het verzoek aan de gemachtigde van klaagster om nogmaals haar verhinderingen door te geven.

2.11 Op 12 september 2024 heeft de gemachtigde van klaagster haar verhinderingen aan verweerder doorgegeven.

2.12 Op 13 september 2024 heeft verweerder het aanvraagformulier kort geding, de conceptdagvaarding en de oproepingsbrief van de rechtbank naar de gemachtigde van klaagster gestuurd, met vermelding dat de mondelinge behandeling is bepaald op 3 oktober 2024.

In de oproepingsbrief van de rechtbank is vermeld dat de voorzieningenrechter voorbij gaat aan de verhinderdata van klaagster, omdat deze te omvangrijk zijn.

2.13 Op 24 september 2024 heeft verweerder, namens G, klaagster in kort geding gedagvaard. In de dagvaarding is afgifte van de sleutels van het appartement gevorderd, alsmede herstel van door de gemeente geconstateerde overtredingen en betaling van de kosten van het geding.

2.14 Op 30 september 2024 om 7:36 uur heeft de gemachtigde van klaagster als volgt gemaild, in reactie op verweerders e-mail van 13 september 2024:

“We zullen de overeenkomst ondertekenen.”

2.15 Verweerder heeft diezelfde dag om 8:54 uur geschreven:

“Daarvoor is het nu te laat. Het geplande kort geding van a.s. donderdag zal dan ook doorgang vinden. (…)

Als u het kort geding wilt vermijden, zult u de sleutels van het appartement uiterlijk dinsdag 1 oktober 2024 om 10.00 uur moeten hebben afgegeven op ons kantoor (…). Doet u dat niet, dan gaat het kort geding door.”

2.16 Klaagster heeft diezelfde dag om 16:11 uur geschreven:

“Wij zullen ervoor zorgdragen dat de sleutel uiterlijk woensdagmiddag om 4 uur bij u op kantoor is wij zullen de rechtbank daarover ook informeren.”

2.17 Verweerder heeft daarop diezelfde dag om 19:05 uur geschreven:

“Woensdag om 16.00 uur is te kort dag om het kort geding te annuleren. Ik heb u niet voor niets een termijn gesteld.

Overigens is in het kort geding zoals u weet niet alleen afgifte van de sleutels gevorderd, maar ook een veroordeling tot herstel van alle punten waarvoor de gemeente handhavend optreedt (…). Daarvoor biedt u geen oplossing.

Daar komt bij dat u willens en wetens heeft geweigerd de sleutels af te geven voordat ik namens [G] een kort geding ben gestart. U heeft [G] gedwongen juridische kosten te maken. In het kort geding wordt ook een vergoeding van de proceskosten gevorderd.

Bij deze stand van zaken ziet [G] geen aanleiding om het kort geding te annuleren. De zitting van a.s. donderdag gaat dus door.”

2.18 Het dossier bevat een foto van een set sleutels met daarbij de handgeschreven notitie: ‘dinsdag 1 oktober 2024 zijn sleutels afgegeven door: naam: [RvH]’ met handtekening.

2.19 Op 2 oktober 2024 heeft de gemachtigde van klaagster contact opgenomen met verweerders kantoor. Hij heeft verweerder niet gesproken en verweerder heeft geen contact meer met de gemachtigde van klaagster opgenomen.

2.20 Op 3 oktober 2024 is het kort geding mondeling behandeld. De gemachtigde van klaagster was daarbij niet aanwezig, omdat hij in het buitenland was.  

 

 3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

a) Verweerder heeft achter klaagsters rug om het kort geding laten doorgaan, zonder klaagster daarvan op de hoogte te stellen.

Klaagster stelt dat er een afspraak was gemaakt om het kort geding te voorkomen en dat klaagster de afspraak (het inleveren van de sleutels) is nagekomen. De afspraak was klip en klaar: zodra de sleutels zouden worden ingeleverd, zou het kort geding niet plaatsvinden. Klaagster stelt dat daar vanuit het buitenland uitvoerig telefonisch overleg over is gevoerd. Klaagster meent dat de schijn is opgehouden dat er een deal was.

b) Verweerder heeft geen rekening gehouden met de door klaagster opgegeven verhinderdata.

Klaagster stelt dat verweerster wist dat de gemachtigde van klaagster op vakantie was. Hij heeft het kort geding bewust in die periode ingediend. Verweerder heeft klaagster bewust in een positie gebracht waarin klaagster niet meer in staat was zichzelf te verdedigen.

 

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft verweerder gesteld dat klaagster niet aan de gestelde voorwaarde heeft voldaan. Op 30 september 2024 om 19.05 uur heeft verweerder aan klaagster laten weten dat G geen aanleiding zag om het kort geding te annuleren en dat de zitting door zou gaan. Op 1 oktober 2024 omstreeks 14.30 uur of 15.30 uur is een set sleutels afgegeven op het kantoor van verweerder. Na controle door G bleek de set sleutels niet compleet. Op 2 oktober 2024 heeft klaagster per e-mail aan verweerders secretaresse gevraagd of het kort geding doorgang zou vinden. Vanwege een zitting was verweerder die dag afwezig en kon hij niet reageren. Verweerder had klaagster echter al op 30 september 2024 (om 19.05 uur) laten weten dat het kort geding door zou gaan.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b) heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de beslissing om voorbij te gaan aan de opgegeven verhinderdata door de rechtbank is genomen, zodat verweerder daarin niets kan worden verweten.

4.4 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5. BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden, maar zij hoeven in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdeel a)

5.2 Dit verwijt ziet erop dat het kort geding is doorgegaan, terwijl klaagster stelt dat er een afspraak is gemaakt en zij zich aan die afspraak heeft gehouden. De raad is van oordeel dat dit verwijt ongegrond is. Verweerder had reeds op 23 mei 2024 op 23 augustus 2024 de gemachtigde van klaagster gewezen op de mogelijkheid van een kort geding procedure, op 13 september 2024 diverse stukken over het kort geding, met vermelding van de zittingsdag, naar de gemachtigde van klaagster gestuurd en op 24 september 2024 de dagvaarding laten betekenen. Op 30 september 2024 hebben de gemachtigde van klaagster en verweerder per e-mail gecorrespondeerd over het voorkomen van het kort geding. Verweerder heeft daarbij een duidelijke termijn gesteld. Vaststaat dat de sleutels niet binnen die termijn zijn ingeleverd, nog los van de vraag of de sleutels compleet zijn ingeleverd. Van verdere afspraken is de raad niet gebleken. Verweerder heeft in zijn laatste e-mail van 30 september 2024 duidelijk laten weten dat de zitting zou doorgaan. Zonder andersluidend bericht moest klaagster ervan uitgaan dat de zitting door zou gaan. Hoewel verweerder dit op 2 oktober 2024 nog eens aan klaagster had kunnen bevestigen, gelet op het feit dat klaagster contact had gezocht, was dit niet noodzakelijk. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b)

5.3 Dit verwijt ziet op het feit dat bij het plannen van de zitting geen rekening is gehouden met klaagsters verhinderingen. De gemachtigde van klaagster was op en rond de zitting geruime tijd in Azië. De raad is van oordeel dat ook dit verwijt ongegrond is. Verweerder heeft klaagsters verhinderingen opgevraagd en aan de rechtbank doorgegeven. De voorzieningenrechter heeft besloten die verhinderingen naast zich neer te leggen, vanwege de omvang daarvan. Daarvan kan verweerder geen verwijt worden gemaakt.

5.4 Voor het verwijt dat verweerder het bewust zo heeft ingestoken dat de zitting zou worden gepland tijdens klaagsters langdurige afwezigheid, zijn geen aanknopingspunten.

5.5 Overigens is klaagster niet in een positie gebracht waarin zij zich niet kon verdedigen. De gemachtigde van klaagster was in het buitenland, maar klaagster had er voor kunnen kiezen zich te laten vertegenwoordigen door bijvoorbeeld een gemachtigde of de bestuurder van klaagster.

5.6 Ook dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.N. Kampherbeek en D. Rijpma, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2025.

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 18 augustus 2025