Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2025:158
Zaaknummer
240272
Inhoudsindicatie
Deze zaak betreft in hoger beroep een klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij. Naar het oordeel van de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden had verweerster met haar keuze om op een aantal e-mails van klaagster niet te reageren, onvoldoende oog gehad voor de gerechtvaardigde belangen van klaagster bij opheffing van het beslag. Het hof is van oordeel dat er geen gerechtvaardigde belangen van klaagster zijn geschonden en dat klaagster wist dat zij nog de deurwaarderkosten moest betalen alvorens het beslag zou worden opgeheven. Het hof verklaart dit klachtonderdeel alsnog ongegrond en vernietigt in zoverre de beslissing van de raad alsmede de aan verweerster opgelegde maatregel. Voor het overige blijven de klachten ook in hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Beslissingvan 15 augustus 2025 in de zaak 240272
naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 INLEIDING
1.1 Deze zaak betreft in hoger beroep een klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij. In hoger beroep zijn alleen nog de klachtonderdelen aan de orde die betrekking hebben op het niet opheffen van het gelegde beslag, de voorwaarden die zouden zijn gesteld door verweerder aan het intrekken van aangiftes door haar cliënte en het niet reageren op e-mails van klaagster. Naar het oordeel van de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) heeft verweerster met haar keuze om op een aantal e-mails van klaagster niet te reageren, onvoldoende oog gehad voor de gerechtvaardigde belangen van klaagster bij opheffing van het beslag. Het hof is van oordeel dat er geen gerechtvaardigde belangen van klaagster zijn geschonden en dat klaagster wist dat zij nog de deurwaarderkosten moest betalen alvorens het beslag zou worden opgeheven. Het hof verklaart dit klachtonderdeel alsnog ongegrond en vernietigt in zoverre de beslissing van de raad alsmede de aan verweerster opgelegde maatregel. Voor het overige blijven de klachten ook in hoger beroep ongegrond.
1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klaagster en verweerster in beroep zijn gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden
2.1 De raad heeft in de zaken tussen klaagster en verweerster (zaaknummers 24-084/AL/NN en 24-349/AL/NN) één beslissing gewezen op 2 september 2024. In deze beslissing is één klachtonderdeel van klaagster gegrond verklaard en is aan verweerster de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Verder is verweerster veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.
2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2024:213 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
2.3 Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 26 september 2024 ontvangen door de griffie van het hof. Het beroepschrift van verweerster is ontvangen op 30 september 2024.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof: - de stukken van de raad; - het verweerschrift van klaagster; - het verweerschrift van verweerster; - brief van klaagster van 2 mei 2025. 2.5 Het hoger beroep van klaagster is gericht tegen de klachtonderdelen e) en g) die ongegrond zijn verklaard door de raad. Het hoger beroep van verweerster is gericht tegen het gegrond verklaarde onderdeel f) van de klacht alsmede tegen de opgelegde maatregel.
2.6 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 20 juni 2025. Daar zijn klaagster en verweerster verschenen. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 Tussen klaagster en een werkneemster is een arbeidsrechtelijk geschil ontstaan. Klaagster werd daarin bijgestaan door mr. L. Verweerster trad op voor de werkneemster.
3.3 Op 26 januari 2023 heeft een viergesprek plaatsgevonden op het kantoor van verweerster. Tijdens het gesprek heeft de directeur van klaagster aan de werkneemster ontslag op staande voet gegeven.
3.4 Op 27 januari 2023 heeft verweerster aan de advocaat van klaagster een e-mail gestuurd met daarin het verzoek om te bevestigen of het mondeling gegeven ontslag wordt gehandhaafd. Verweerster heeft deze e-mail ook aan een derde gestuurd. Op diezelfde dag heeft mr. L namens klaagster het ontslag van de werkneemster schriftelijk bevestigd.
3.5 Op 2 februari 2023 heeft verweerster, daarnaar gevraagd door de advocaat van klaagster, aan hem laten weten dat zij de e-mail van 27 januari 2023 per ongeluk aan haar echtgenoot, tevens haar boekhouder, heeft gestuurd. Zij heeft haar excuses aangeboden en vermeld dat die e-mail is vernietigd.
3.6 Tussen klaagster en de werkneemster is een procedure gevoerd. Tijdens de zitting op 30 juni 2023 is een schikking bereikt. De gemaakte afspraken zijn in een proces-verbaal opgenomen. Klaagster en de werkneemster hebben onder meer afgesproken dat klaagster uiterlijk op 1 augustus 2023 een bedrag van € 4.500,- op de rekening van verweerster zal voldoen.
3.7 Tussen klaagster en de werkneemster zijn na de zitting weer geschillen ontstaan. De werkneemster heeft een aantal weken na de zitting aangifte bij de politie gedaan wegens stalking door de directeur van klaagster. Klaagster heeft daarop (ook) aangifte gedaan tegen de werkneemster wegens smaad, laster, diplomafraude, ziektewet-fraude, oplichting/bedrog, en vanwege het zich niet houden aan de bij de rechter gemaakte afspraken.
3.8 Op 31 juli 2023 heeft de advocaat van klaagster aan verweerster bericht dat de betaling door klaagster van het overeengekomen bedrag van € 4.500,- wordt opgeschort, omdat de cliënte van verweerster, in strijd met de op 30 juni 2023 gemaakte afspraken, aangiftes tegen klaagster niet had ingetrokken en ook nieuwe aangiftes had gedaan.
3.9 Op 1 augustus 2023 heeft verweerster aan de advocaat van klaagster gemeld dat haar cliënte het overeengekomen bedrag wil ontvangen en dat bij uitblijven van betaling rechtsmaatregelen worden getroffen.
3.10 Op 2 oktober 2023 heeft verweerster de deurwaarder verzocht om, ondanks de andere lezing van klaagster over de gemaakte afspraken, de eerder verzochte inning van het proces-verbaal van 30 juni 2023 door te zetten.
3.11 Op 6 oktober 2023 heeft de deurwaarder beslag gelegd op een Porsche 911 van de directeur van klaagster.
3.12 Klaagster is daarna een executiekortgeding gestart. Verweerster heeft op 11 oktober 2023 aan de deurwaarder verzocht om de inning bij klaagster op te schorten in afwachting van de uitkomst van het kort geding.
3.13 Bij vonnis van 5 december 2023 heeft de voorzieningenrechter klaagster in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten.
3.14 Op 6 december 2023 heeft klaagster het schikkingsbedrag van € 4.500,- alsmede de proceskosten van het kort geding van € 580,-- voldaan op de rekening van verweerster.
3.15 Op 12 december 2023 heeft de directeur van klaagster rechtstreeks met verweerster gemaild met de mededeling dat hij zijn zaak tegen zijn oud-werkneemster wil afronden.
3.16 Op 27 februari 2024 heeft klaagster verweerster opnieuw rechtstreeks een e-mail gestuurd omdat het beslag op zijn Porsche 911 nog niet was opgeheven. Klaagster heeft in dat bericht nogmaals om opheffing van dit beslag gevraagd.
3.17 Op 7 maart 2024 heeft klaagster verweerster in gebreke gesteld en haar daarover geschreven: Op beide onderstaande e-mails van mij, respectievelijk 12-12-2023 en 27-2-2024, reageert u totaal niet op. U heeft toen mijn advocaat gevraagd of u rechtstreeks met mij kon/mag corresponderen, waarbij hij u terug mailde dat dat akkoord was. (…) U bent degene die het contact heeft gelegd met GIW en de opdracht heeft gegeven voor de inbeslagname. Ik heb alle correspondentie hiervan. U bent ook degene die GIW moet laten weten dat de hoofdsom + gerechtskosten door mij zijn betaald en daar mee de inbeslagname opgeheven moet worden. (…)
3.18 Op 8 maart 2024 heeft verweerster een e-mail gestuurd aan klaagster waarin zij schrijft:
‘Geachte heer H. (directeur van klaagster, hof), Ik ben niet de opdrachtgever, dat is een misvatting uwerzijds. U heeft een bedrag op mijn rekening betaald, maar de kosten van de deurwaarder bent u vergeten te betalen. Die moet u dus nog betalen aan de deurwaarder. Daar ga ik verder niet over. Ik ga daar dus ook geen discussie met u over voeren. Ik sta daar buiten’. (…)
3.19 Op 16 september 2024 heeft verweerster in reactie op een e-mail van klaagster een e-mail gestuurd naar de deurwaarder. Klaagster is in CC in dit bericht opgenomen. Verweerster schrijft:
Geachte heer (…), Zou u onderstaande mail willen oppakken? Ik weet niet of dhr. H. inmiddels aan zijn betalings-verplichtingen heeft gedaan, daar ga ik niet over. Ik wil ook niet dat de communicatie via mij verloopt. Kunt u aan dhr. H. uitleggen of en zoja waarom het beslag kennelijk nog op de Porsche ligt? Ik ga er dan vanuit dat dhr. H. nog steeds niet alles heeft betaald, klopt dat? Hoe dan ook, ik wil niet in de discussie treden. Om misverstanden te voorkomen zou ik echter wel graag in de cc willen worden meegenomen, zodat ik ook exact op de hoogte blijf van de ontwikkelingen. Bedankt. Ik stuur dhr. H. een kopie van dit bericht. (..)
3.20 Op 26 september 2024 heeft verweerster wederom gereageerd op een e-mail van klaagster waarin de deurwaarder in cc is opgenomen. Verweerster schrijft o.a.:
(…) De deurwaarder handelt dit verder af, niet ik, zoals ik u al vaker heb meegedeeld. Ik ga er vanuit dat de deurwaarder het beslag eraf haalt, zodra u aan uw betalingsverplichtingen heeft voldaan. Dat is ter beoordeling aan de deurwaarder, niet aan mij. (…)
3.21 Op 27 september 2024 is het beslag op de auto opgeheven door de deurwaarder na betaling door klaagster van de deurwaarderskosten aan de deurwaarder.
3.22 Tussen verweerster en mr. M. (opvolgend advocaat van klaagster) is telefonisch contact geweest.
3.23 Klaagster heeft op 13 oktober 2023 een klacht ingediend tegen de deurwaarder waarin klaagster zich erover heeft beklaagd dat het beslag op haar auto en de in rekening gebrachte kosten onterecht zijn omdat de opdrachtgeefster zich niet aan de inhoud van het proces-verbaal van de schikking houdt.
3.24 Bij beslissing van 20 februari 2024 is de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen door de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Hiertegen heeft klaagster verzet ingesteld. In de beslissing van 2 september 2024 van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders is het verzet ongegrond verklaard waartoe de Kamer o.a. heeft overwogen:
(…) ‘Overigens is het niet opheffen van het beslag door de gerechtsdeurwaarder niet klachtwaardig omdat klager met het betalen van de hoofdsom niet de gehele vordering had betaald’. (…)
4 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven in, en voor zover in hoger beroep nog van belang, dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster:
in de zaak met zaaknummer 24-349/AL/NN e) (i) ten onrechte, nog ver voordat de rechter uitspraak zou doen op 5 december 2023, aan de deurwaarder opdracht te geven tot het leggen van beslag op de auto van de directeur van klaagster en (ii) na betaling door klaagster op 6 december 2023 van de verschuldigde hoofdsom en gerechtelijke kosten niet over te gaan tot opheffing van het beslag;
f) niet te reageren op de e-mails van klaagster van 12 december 2023, 27 februari 2024 en 7 maart 2024, en klaagster daardoor in het ongewisse te laten en te schaden; g) klaagster om te willen kopen door aan te geven tijdens onderhandeling met de opvolgend advocaat van klaagster dat haar cliënte de aangiftes wil intrekken als klaagster een extra bedrag van € 3.000,- aan haar cliënte betaalt.
5 OMVANG HOGER BEROEP/ONTVANKELIJKHEIDSKWESTIES 5.1 Klaagster heeft in beroep nieuwe verwijten tegen verweerster geformuleerd (het niet reageren op e-mails na de beslissing van de raad). Het hof laat deze buiten beschouwing. Het hof kan slechts oordelen over klachten die eerst zijn onderzocht door de deken en waarover de raad vervolgens heeft geoordeeld (vgl. art. 46c lid 1 en 3 Advocatenwet). In hoger beroep worden geen nieuwe klachten in behandeling genomen.
5.2 In het door klaagster ingestelde hoger beroep kan zij niet worden ontvangen voor zover het beroep zich richt tegen de beslissing van de raad met betrekking tot de aan verweerster opgelegde maatregel. Op grond van artikel 56, eerste lid, Advocatenwet staat tegen gegrond verklaarde klachtonderdelen geen beroep open. Of een maatregel moet worden opgelegd voor het gegrond verklaarde klachtonderdeel staat ter vrije beoordeling van het hof. Klaagster zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep voor zover het is gericht tegen de opgelegde maatregel.
6 BEOORDELING RAAD
6.1 De raad heeft ten aanzien van de klachtonderdelen e), f), g) en de opgelegde maatregel, waartegen het wederzijds hoger beroep zich richt, het volgende overwogen:
Klachtonderdeel e)
6.2 Dat verweerster op 6 oktober 2023 ten onrechte beslag ten laste van klaagster heeft gelegd, zoals klaagster in sub verwijt i) stelt, heeft de raad niet kunnen vaststellen. Stukken die dat standpunt onderbouwen, ontbreken in het dossier. Uit de omstandigheid dat klaagster in het executiekortgeding in het ongelijk is gesteld en ook in de proceskosten is veroordeeld heeft de raad kunnen afleiden dat het beslag door verweerster onder klaagster kennelijk wel terecht was gelegd. In zoverre faalt dit verwijt.
6.3 De raad heeft klaagster niet gevolgd in het verwijt sub ii) dat verweerster ondanks betaling door klaagster op 6 december 2023 ten onrechte heeft geweigerd om het beslag op de auto op te laten heffen. De raad heeft overwogen dat klaagster ondanks de betaling van het schikkingsbedrag en de proceskosten óók verplicht was om de kosten van de deurwaarder te betalen die door verweerster terecht was ingeschakeld. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster dan ook niet de belangen van klaagster onnodig of onevenredig heeft geschaad. De raad heeft dit klachtonderdeel ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel f)
6.4 De raad heeft overwogen dat uit de stukken niet is gebleken dat verweerster op de aan haar gerichte e-mails van de directeur van klaagster van 12 december 2023, 27 februari 2024 en van 7 maart 2024 heeft gereageerd, zodat daarvan zal worden uitgegaan. Verweerster heeft verder niet weersproken dat zij, zoals klaagster in de e-mail van 7 maart 2024 heeft geschreven, de toestemming van de eerdere advocaat van klaagster had om rechtstreeks met klaagster te corresponderen.
6.5 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster met haar keuze om niet op voornoemde e-mails van klaagster te reageren onvoldoende oog gehad voor de gerechtvaardigde belangen van klaagster als wederpartij van haar cliënte en zijn daardoor de belangen van klaagster onnodig geschaad. Zij had moeten begrijpen dat de directeur van klaagster een groot belang had bij opheffing van het beslag op zijn Porsche met een waarde van volgens hem € 100.000,-. Na betaling op 6 december 2023 van het schikkingsbedrag van € 4.500,- en de proceskosten was klaagster alleen nog de kosten van de deurwaarder van rond de € 400,- verschuldigd. In zijn correspondentie aan verweerster is duidelijk te lezen dat klaagster vond dat de gemaakte deurwaarderskosten niet verschuldigd waren en dat klaagster van verweerster opheffing van het beslag verlangde. Het had op de weg van verweerster gelegen om op genoemde aan haar gerichte e-mails van klaagster ten minste eenmaal inhoudelijk te reageren. Daarin had zij dan kunnen uitleggen dat klaagster niet bij haar maar bij de deurwaarder moest zijn voor het verzoek om opheffing van het beslag op zijn Porsche vanwege de verschuldigdheid van de deurwaarderskosten. Tijdens de zitting van de raad heeft verweerster nog verklaard dat niet zij maar haar cliënte de opdrachtgever van de deurwaarder was zodat verweerster ook daarom niet op de e-mails van klaagster hoefde te reageren. De raad heeft verweerster daarin niet gevolgd. Uit de overgelegde correspondentie tussen verweerster en de deurwaarder, waarmee de directeur van klaagster naar zijn zeggen ook bekend was, volgde dat verweerster zich na de opdracht tot de beslaglegging met die beslaglegging is blijven bemoeien door daarover instructies aan de deurwaarder te geven. Begrijpelijk is dat verweerster met haar handelwijze onduidelijkheid bij de directeur van klaagster heeft laten bestaan over bij wie hij moest zijn om tot opheffing van het beslag te komen.
6.6 Op grond van het voorgaande heeft de raad geoordeeld dat verweerster met de hiervoor omschreven handelwijze de belangen van de wederpartij onnodig en onevenredig heeft geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel werd gediend en daarmee heeft zij tuchtrechtelijk verwijtbaar richting klaagster gehandeld. Dit klachtonderdeel is gegrond verklaard.
Klachtonderdeel g)
6.7 De juistheid van dit verwijt, dat verweerster zou hebben geprobeerd om (de opvolgend advocaat van) klaagster om te kopen, is tegenover de betwisting daarvan door verweerster, niet gebleken, aldus de raad. Stukken die dit ernstige verwijt van klaagster kunnen onderbouwen, ontbreken. De raad heeft dit klachtonderdeel ongegrond verklaard.
Maatregel
6.8 Aangezien klachtonderdeel f) door de raad gegrond is verklaard heeft de raad aan verweerster een maatregel opgelegd. Omdat er sprake is van een blanco tuchtrechtelijk verleden is bij wijze van zakelijke terechtwijzing de maatregel van een waarschuwing als passend en geboden opgelegd.
7 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
Beroepsgronden klaagster
Klachtonderdeel e)
7.1 Klaagster voert aan dat alle betreffende e-mails van zijn advocaat naar verweerster en alle e-mails van klaagster aan verweerster, zijn ingeleverd bij het dossier. Uit deze e-mails blijkt dat verweerster zich niet houdt aan de afspraken die zijn gemaakt bij de rechtszitting op 30 juni 2023. Verweerster handelt uit woede en frustratie en heeft besloten op 1 oktober 2023 beslag te laten leggen op zijn Porsche 911. Zij was daar niet toe gerechtigd gezien de afspraken die zijn gemaakt tussen beide advocaten. Nadat klaagster op 6 december 2023 heeft betaald aan de deurwaarder, heeft verweerster niet meegewerkt om het beslag van de auto af te halen. Klaagster vindt het ook klachtwaardig dat verweerster niet reageert op zijn e-mailberichten van 16 en 25 september 2024. Volgens klaagster moet de aan verweerster opgelegde waarschuwing worden aangepast in een passende strafmaatregel.
Klachtonderdeel g)
7.2 Klaagster verwijst naar een telefoongesprek van zijn advocate met verweerster. In dat gesprek heeft verweerster volgens klaagster gezegd: “als [klaagster, hof] nogmaals een bedrag van 5000 euro betaald dan wordt het beslag op de Porsche WEL opgeheven en zullen de meerdere politie-aangiften WEL worden ingetrokken’. Na dit gesprek heeft volgens klaagster zijn advocate aan hem laten weten dat dit een duidelijke ‘omkoping van een advocaat’ is en een erg strafbare zaak is. Zij stuurde klaagster een email om hier niet op in te gaan. Klaagster geeft aan hiervan aangifte te hebben gedaan.
Beroepsgronden verweerster
Klachtonderdeel f) en de opgelegde maatregel
7.3 Tegen dit onderdeel en de maatregel heeft klaagster twee met een toelichting onderbouwde beroepsgronden aangevoerd.
7.4 De raad heeft ten onrechte overwogen dat verweerster op geen enkele e-mail heeft gereageerd. Op 8 maart 2024 heeft verweerster wel degelijk gereageerd, per e-mail, naar klaagster, waarin verweerster uitlegt dat klaagster nog de deurwaarderskosten moet betalen aan de deurwaarder en klaagster daar verder niet over gaat.
7.5 In het licht van alle omstandigheden heeft verweerster de belangen van klaagster niet geschaad en heeft zij derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster stelt allereerst dat niet zij beslag heeft laten leggen op de auto van klaagster, maar dat zij dat namens haar cliënte heeft gedaan. Volgens verweerster blijft bovendien onderbelicht dat klaagster stelselmatig weigerde aan zijn verplichtingen te voldoen. Klaagster weigerde te betalen en daarom is beslag gelegd. Verweerster is ermee bekend dat klaagster over het beslag ook veelvuldig heeft gecommuniceerd met de deurwaarder. Ook heeft klaagster klachten tegen de deurwaarder ingediend. Deze klachten zijn ongegrond verklaard. De aanname dat klaagster kennelijk niet wist bij wie hij moest zijn voor zijn vragen / opmerkingen over het beslag is niet juist. Klaagster heeft juist zeer veel contact gehad met de deurwaarder. De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders heeft onder meer overwogen dat ‘het niet opheffen van het beslag door de gerechtsdeurwaarder niet klachtwaardig is omdat klager met het betalen van de hoofdsom niet de gehele vordering had betaald’. Uit deze uitspraak van 20 februari 2024 en het verweerschrift van de deurwaarder d.d. 13 oktober 2023 dat op 15 oktober 2023 is ingediend, blijkt volgens verweerster dat er met de deurwaarder ook contact is geweest over het beslag en dat het niet zou worden opgeheven.
7.6 Doordat klaagster al zoveel contact had met de deurwaarder – wat verweerster had nagevraagd bij de deurwaarder waarna de deurwaarder aangaf dat zij het zouden oppakken – is de handelwijze van verweerster ook niet onbegrijpelijk.
7.7 De e-mails van klaagster van 12 december 2023 en 27 februari 2024 waren bedoeld om de voortdurende discussie te blijven voeren over de inningsmaatregelen. Tussen de eerste en tweede mail van klaagster aan verweerster zat twee-en-een-halve maand. Mede daardoor had verweerster het idee dat de contacten tussen klaagster en de deurwaarder ook liepen en dat zij zich er daarom niet meer mee hoefde te bemoeien zoals verweerster ook met de deurwaarder had afgesproken. Ook na de tweede mail van klaagster d.d. 27 februari 2024 heeft verweerster contact gehad met de deurwaarder die aangaf dat er nog steeds discussies waren tussen de deurwaarder en klaagster.
7.8 Verweerster heeft begrip voor het belang van klaagster om het beslag op te heffen en zij meent achteraf gezien dat het handiger was geweest als zij klaagster wel een reactie had verzonden. Omdat verweerster een en ander echter had kortgesloten met de deurwaarder, ging verweerster er vanuit dat de communicatie tussen de deurwaarder en klaagster ook wel liep, hetgeen ook het geval was. Verweerster zal desalniettemin in vóórkomende gevallen wel een reactie zenden.
7.9 Verweerster meent dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard in het licht van de aangevoerde beroepsgronden. In het geval ook het hof de klacht gegrond verklaard, wordt verzocht geen maatregel op te leggen gezien het blanco tuchtrechtelijke verleden van verweerster.
Verweer
7.10 Partijen hebben gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.
8 BEOORDELING HOF
Maatstaf
8.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
8.2 De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
Overwegingen hof
Ten aanzien van het hoger beroep van klaagster tegen klachtonderdelen e) en g)
Klachtonderdeel e)
8.3 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van dit klachtonderdeel te komen dan de raad heeft gedaan. Het hof sluit zich aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. De beroepsgrond slaagt niet.
Klachtonderdeel g)
8.4 Klaagster heeft in hoger beroep een aan haar gericht e-mailbericht van 14 februari 2024 van haar (opvolgend) advocaat mr. M. overgelegd waarin zij schrijft dat verweerster voorstelde dat haar cliënte tegen een aanvullende vergoeding mogelijk tot dingen bereid zou zijn. Mr M. schrijft in deze e-mail:
Het is niet zo dat ik u niet wil helpen, maar Ik zie alleen na het overleg met [verweerster, hof] - die zelf voorstelde dat haar cliënte tegen een aanvullende vergoeding mogelijk tot dingen bereid zou zijn, dat was zeker niet mijn suggestie omdat ik dat zelf ook vind neigen naar omkoping - geen mogelijkheden om anders dan via een zekere vergoeding de zaak zo op te lossen dat mevrouw K. de aangiftes intrekt en ook niet op de zitting verschijnt met haar aanhang. 8.5 Tijdens de zitting bij het hof heeft verweerster de inhoud van dit e-mailbericht gemotiveerd weersproken. Volgens verweerster heeft mr. M. met haar telefonisch contact opgenomen (en niet andersom zoals mr. M. aan klaagster schrijft) en heeft mr. M. in dat gesprek de mogelijkheid van een schikking benoemd. Verweerster heeft in het telefoongesprek aangegeven dat in het geval mr. M. namens klaagster een voorstel zou doen, zij bereid was dat met haar cliënte te bespreken.
8.6 Naar het oordeel van het hof staat vast dat mr. M en verweerster elkaar telefonisch gesproken hebben. De lezingen van wat besproken is lopen echter uiteen. Het hof ziet in dit verband geen aanleiding om mr. M als getuige te horen. Niet is aangevoerd wat mr. M nog meer zou kunnen verklaren dan al in haar e-mail aan klaagster staat. Daarbij overweegt het hof dat ook de inhoud van de e-mail nog geen bewijs oplevert voor het verwijt van klaagster aan verweerster dat sprake zou zijn van “omkoping”. De duiding die mr. M kennelijk geeft aan het betwiste voorstel van verweerster is voor haar rekening en daarbij betrof het slechts een voorstel in het aftasten van een mogelijke minnelijke regeling. Van verwijtbaar handelen van de zijde van verweerster is dan ook geen sprake. Dit klachtonderdeel blijft ongegrond.
Ten aanzien van het hoger beroep van verweerster tegen klachtonderdeel f) en de opgelegde maatregel
8.7 Op basis van het onderzoek in hoger beroep stelt het hof vast dat klaagster – nadat zij het overeengekomen schikkingsbedrag van € 4.500,-- had voldaan op 6 december 2023 – door de deurwaarder is geïnformeerd dat het beslag op de auto niet zou worden opgeheven dan nadat door klaagster ook de deurwaarderskosten aan de deurwaarder zouden zijn betaald.
Volgens klaagster ging het om een bedrag van € 176,--. Klaagster was het hier principieel mee oneens en weigerde dit bedrag aan de deurwaarder te betalen omdat zij vond dat dit bedrag niet door haar maar door verweerster betaald moest worden. 8.8 Het hof stelt vast dat klaagster het meningsverschil met de deurwaarder feitelijk heeft voortgezet in de door haar aan verweerster verstuurde e-mailberichten. Dat verweerster niet op alle e-mailberichten die zij hierover ontving van klaagster heeft gereageerd, maakt niet dat verweerster daardoor gerechtvaardigde belangen van klaagster heeft geschonden. Evenmin is dat gebleken. Verweerster mocht er – op grond van haar contacten met de deurwaarder – van uitgaan dat klaagster wist dat zij de deurwaarderskosten aan de deurwaarder moest betalen voordat het beslag zou worden opgeheven. In hoger beroep is verder komen vast te staan dat verweerster op 8 maart 2024 heeft gereageerd op het e-mailbericht van klaagster van 7 maart 2024. In dit e-mailbericht aan klaagster wijst verweerster erop dat de deurwaarderskosten nog betaald moeten worden aan de deurwaarder. Ook is op de zitting gebleken dat klaagster zelf contacten met de deurwaarder heeft gehad zodat zij precies wist, althans kon weten, welk bedrag door haar moest worden betaald voordat het beslag zou zijn opgeheven. Het valt verweerster onder deze omstandigheden dan ook niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij pas op 8 maart 2024 heeft gereageerd op de e-mails van klaagster. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
Slotsom
8.9 Op grond van het voorgaande verwerpt het hof het beroep van klaagster tegen de klachtonderdelen e) en g). Het beroep van verweerster tegen klachtonderdeel f) slaagt. Aan verweerster is dan ook ten onrechte een maatregel opgelegd. Ook in zoverre zal het hof de beslissing van de raad vernietigen.
9 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
a. verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar hoger beroep voor zover het is gericht tegen de opgelegde maatregel;
b. vernietigt de beslissing van 2 september 2024 van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummers 24-084/AL/NN en 24-349/AL/NN, voor zover die ziet op klachtonderdeel f), de opgelegde maatregel en de proceskostenveroordeling,
en opnieuw rechtdoende,
verklaart klachtonderdeel f) ongegrond,
c. bekrachtigt de beslissing van de raad ten aanzien van de klachtonderdelen e) en g).
Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen en G.J.K. Elsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.P.D. van Grondelle, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 15 augustus 2025
