Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-08-2025

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2025:164

Zaaknummer

250031

Inhoudsindicatie

Klager verwijt de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak dat zij in een procedure onjuiste uitlatingen heeft gedaan en klager valselijk heeft beschuldigd. Het hof verklaart de klacht anders dan de raad gedeeltelijk gegrond en legt verweerster een waarschuwing op. 

Uitspraak

Beslissing van 29 augustus 2025 in de zaak 250031

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

 

1    INLEIDING

1.1    Verweerster heeft opgetreden als advocaat van de ex-partner van klager in een procedure over de erkenning van en het gezag over het minderjarige kind van klager en zijn ex-partner. Klager verwijt verweerster dat zij in die procedure uitspraken heeft gedaan die onjuist zijn en dat zij klager valselijk heeft beschuldigd. De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft de klacht ongegrond verklaard en klager is van die beslissing in beroep gekomen. Het hof vernietigt de beslissing van de raad, verklaart de klacht deels gegrond en legt verweerster een waarschuwing op. 

1.2    Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.  

2    DE PROCEDURE 

Bij de raad van discipline 2.1    De raad heeft in de zaak tussen klager en verweerster (zaaknummer: 24-551/DB/LI) een beslissing gegeven op 23 december 2024. In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard. 

2.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:175 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline 2.3    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 21 januari 2025 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.4    Verder bevat het dossier van het hof: -    de stukken van de raad;  -    het verweerschrift.    2.5    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 4 juli 2025. Daar zijn klager en verweerster verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht.

3    FEITEN

3.1    Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2    Verweerster was de advocaat van de ex-partner van klager, hierna: “de vrouw”. Uit de inmiddels verbroken affectieve relatie tussen klager en de vrouw is in maart 2021 een kind geboren. Klager heeft bij de rechtbank een verzoek ingediend om hem tezamen met de vrouw te belasten met het gezag en hem vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van het kind. Verweerster heeft namens de vrouw verweer heeft gevoerd.

3.3    Op 27 januari 2023 heeft een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Limburg. Daar zijn klager, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door verweerster, de bijzondere curator en een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt, waarin is vastgelegd dat verweerster onder meer het volgende naar voren heeft gebracht:“De erkenning heeft zoveel impact op de vrouw dat zij er ziek van is. De gedragingen van de man waren agressief en respectloos. Het netwerk van de vrouw is zodanig dat zij haar helpen. Dat wil niet zeggen dat de vrouw geen trauma's heeft. De vrouw vreest dat de man haar opnieuw gaat lastigvallen als er een erkenning komt. Het gaat de man niet om het kind, maar om macht uit te oefenen over de vrouw. Erkenning is daardoor schadelijk voor het kind. Gelet op de doodsverwensingen en benamingen door de man is er geen basis voor gezamenlijk gezag. Deze bejegening is schadelijk voor de ontwikkeling van het kind. De man geeft geen reden voor zijn grievend en kwetsende gedrag. De man heeft rechten, maar ook verplichtingen. De man kent het kind helemaal niet en weet niet wat in zijn belang is. De man heeft zich nooit met het kind bemoeid of interesse in hem getoond. Steeds ging het om herstel van de relatie tussen de man en de vrouw of de kinderen van de man en de vrouw. Nooit heeft de man interesse getoond in het kind. De man was agressief, gewelddadig en intimiderend. De vrouw wil niets meer te maken hebben met de man en zijn familie. De vrouw heeft geen aangifte gedaan om te voorkomen dat de situatie verder zou escaleren. In de toekomst ziet zij zich noodgedwongen om dat wel te doen. De moeder staat open voor een raadsonderzoek.”

2.4 De RvdK heeft op 26 mei 2023 een rapport uitgebracht, waarin onder meer is vermeld:“Vanuit de politie wordt aangegeven dat er geen aangifte ligt tegen vader, er zijn registraties: In 2018 ruzie (huiselijke twist), waar politie ter plekke gaat. Vader was dronken en zou de ander een duw hebben gegeven, er werd geen letsel geconstateerd. 15 maart 2020 lastig vallen en dreigen van een zwangere ex met vuurwapen. Balletjespistool wordt thuis in kluis aangetroffen. Een keer (geen datum) rijden zonder rijbewijs met goede categorie. Op 21 mei 2023 omstreeks 02:27 uur melding uit [plaatsnaam]. Er was een ruzie in de woning, waarbij een van de partijen een mes zou hebben. In de woning zouden kinderen aanwezig zijn. Vader was bij een vriend in [plaatsnaam]. Als hij aankomt hebben de bewoners ruzie en vader haalt hen uit elkaar. Als de politie ter plekke is dan ervaren ze dat vader behoorlijk onder invloed is van alcohol. Hij begon te praten over zijn thuissituatie en deed daarbij ernstige uitspraken. Hij vertelde dat hij een kind van 18 maanden heeft, met zijn ex, dat hij dit kind niet heeft kunnen erkennen, dat er een zaak loopt bij de rechter, dat vader gek wordt als de rechter zijn kind niet laat zien, dat de rechter het niet gaat tegenhouden om zijn kind te zien. Dat hij nog twee kinderen heeft die hem ervan weerhouden gekke dingen te doen, dat hij certificaten heeft van een schietvereniging en beter kan schieten dan de politie, dat hij [RT] kent en met zijn familie omgaat, dat politie hem niet gaat tegenhouden, dat als hij dit soort dingen gaat doen, hij er ook niet kan zijn voor de andere twee kinderen en dan hebben ze niemand. [Klager] heeft geen VERONA (wapenvergunning) op naam. Politie geeft aan dat de uitspraken die hij deed zorgwekkend zijn en de mutatie zal gedeeld worden met de wijkagent van vader. Het lijkt handig om een gesprek met vader aan te gaan als hij nuchter is, de rapporteurs hebben namelijk het idee dat het vooral dronkenmanspraat is.”

2.5 Op 18 september 2023 heeft een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Limburg. Daar zijn klager, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door verweerster, de bijzondere curator en een medewerker van de RvdK verschenen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt, waarin is vastgelegd dat verweerster onder meer het volgende naar voren heeft gebracht:“De moeder is het niet eens met de Raad, behalve voor wat betreft het gezag. Maar de moeder is het niet eens met de zorgregeling. Aan de zijde van de vader ontbreekt iedere intrinsieke motivatie. De BOR is aan de orde gekomen toen de moeder zwanger bleek. Er was geen enkel contact. In het rapport staat dat weer. De vader neemt niet de moeite om naar [plaatsnaam] te komen voor gesprek met de Raad. In het rapport staat ook duidelijk dat de vader omgang wil omdat de andere kinderen dit graag willen. De vader is niet bereid om naar [plaatsnaam] te komen om [het kind] te halen en te brengen. De moeder kan hem niet brengen. Zij heeft de financiële middelen niet en werkt. De vader kan zijn tijd beter indelen dan de moeder, de moeder werkt in loondienst. Maar de vader neemt niet de moeite voor een gesprek met de bijzonder curator of met de Raad. Zou de vader dan wel komen voor het ophalen voor een regeling? Nee! Tegen die achtergrond is de moeder niet bereid om [het kind] voor te bereiden wie zijn vader is. [Het kind] kent hem niet. De moeder wil geen contact omdat de vader agressief kan zijn, zeker als hij gedronken heeft. In 2018 is sprake geweest van huiselijk geweld. Aanvankelijk was dat duwen en daarna is dat omgeslagen in bedreiging met een vuurwapen. In 2023 gebruikte hij dreigende taal als hij zoon niet te zien krijgt dan zien we wel wat er gaat gebeuren, ook toen heeft hij gedreigd met vuurwapen gebruik. Er valt niet uit te sluiten dat hij een vuurwapen heeft. De Raad zegt dat sprake was van dronkenmanschap. Maar verzuimd is te vragen wat uit het gesprek met de wijkagent is gekomen. De moeder kent de vader als agressief als hij wat gedronken heeft. Daarnaast twijfelt ze aan de motivatie. De moeder werkt niet mee. Ook niet met een BOR. Dat impliceert gesprekken tussen de moeder en de vader en de moeder wil geen contact. De agressie is zo ingrijpend geweest. Dat gaat ook nog steeds door. Op Facebook krijgt de moeder anonieme berichten vanuit de vader. De moeder wil rust.”

 

4    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, doordat zij uitspraken heeft gedaan die onjuist zijn en klager valselijk heeft beschuldigd.

 

5    BEOORDELING RAAD

De raad heeft overwogen dat de klacht betrekking heeft op wat verweerster tijdens de zittingen van 27 januari en 18 september 2023 heeft gezegd. Verweerster heeft aangevoerd dat zij daarmee het verweer van haar cliënte tegen de door klager ingediende verzoeken heeft onderbouwd en dat zij zich daarbij heeft gebaseerd op mededelingen van haar cliënte en van haar cliënte verkregen informatie, waaronder Whatsapp-berichten en het rapport van de RvdK van 26 mei 2023. Hoewel de raad zich kan voorstellen dat klager gegriefd is door wat ter zitting gezegd is en ook van een familierechtadvocaat mag worden verwacht dat die zich terughoudend opstelt, zijn onwelgevallige uitlatingen van een wederpartij niet zonder meer ontoelaatbaar. Daarvan is pas sprake als uitlatingen bijvoorbeeld apert onjuist zijn of in redelijkheid geen bijdrage kunnen leveren aan het debat. Dit is de raad niet gebleken. De raad heeft verder overwogen dat verweerster toereikend heeft aangevoerd dat het in het belang van haar cliënte was om toe te lichten dat en waarom haar cliënte bang was voor klager en waarom haar cliënte vreesde dat toewijzing van de verzoeken van klager schadelijk zou zijn voor het kind. Verweerster heeft daarbij gebruik gemaakt van het feitenmateriaal dat haar cliënte haar had verschaft. Niet gebleken is dat het daarbij ging om informatie waarvan verweerster wist of had moeten weten dat deze onjuist was. Klager en zijn advocaat konden daarop in de civiele procedure reageren. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om te oordelen over de geschilpunten die partijen in het civielrechtelijke geschil verdeeld houden. Verweerster heeft naar het oordeel van de raad de grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij bij de behartiging van de belangen van haar cliënte niet overschreden.

 

6    BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klager 6.1    Klager voert aan dat de raad de klacht ten onrechte met een beroep op de grote vrijheid van de advocaat van de wederpartij ongegrond heeft verklaard. Klager is van mening dat verweerster zijn belangen onnodig en onevenredig heeft geschaad zonder dat daarmee een redelijk doel was gediend en dat zij feiten heeft geponeerd waarvan ze wist of behoorde te weten dat die onjuist zijn. 

6.2    Klager heeft in de procedures foto’s in het geding gebracht van hem met zijn zoon, waaruit blijkt dat hij zijn zoon wel degelijk kent. Als vader van vier kinderen weet klager wat in het belang van zijn zoon is. Dat blijkt ook wel, want in hoger beroep is klager mede belast met het gezag over zijn zoon. Ook is inmiddels bepaald dat zijn zoon bij hem mag wonen. 

6.3    Klager heeft de vrouw nooit bedreigd met een vuurwapen of een vuurwapen tegen haar hoofd gezet. Verweerster had haar cliënte moeten vragen of zij daar dan aangifte van had gedaan. Dat heeft ze niet gedaan. Ze heeft zomaar een zware beschuldiging de rechtszaal ingeworpen. Onjuist is ook dat klager via Facebook dreigementen geuit zou hebben. Van alle beschuldigingen is niets onderbouwd. Er is sprake van veel meer dan alleen onwelgevallige uitlatingen. 

Verweer  6.4    Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.

 

7    BEOORDELING HOF

Maatstaf 7.1    Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

7.2    In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien voor moeten waken, zeker als er belangen van kinderen in het spel zijn, dat de verhoudingen tussen partijen escaleren. Dan mag van een advocaat zekere (verdergaande) terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren. Die terughoudendheid heeft zowel betrekking op het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als op het entameren van procedures. De advocaat moet daarbij van geval tot geval afwegen: –           het belang van zijn cliënt bij het voeren van de procedure, –           het belang van de wederpartij én dat van de kinderen bij het voorkomen daarvan, –           het verloop van het geschil tot dan toe, –           en de kans op succes van een procedure.

Overwegingen hof 7.3    Het hof is anders dan de raad van oordeel dat verweerster op de zitting van 18 september 2023 de grenzen heeft overschreden van de haar toekomende vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen met wat zij heeft gezegd over dreigend vuurwapengebruik door klager, in het bijzonder met de stelling dat niet uit te sluiten valt dat klager een vuurwapen heeft. Verweerster heeft dit bij de rechtbank zonder enige terughoudendheid of distantie gepresenteerd alsof het haar eigen mening was. Weliswaar heeft ze daarna aangegeven dat ze alleen heeft aangehaald wat in het rapport van de RvdK staat over wat men van de politie heeft vernomen, maar zo heeft ze dat niet gebracht en het is ook niet juist. Verweerster heeft met haar weergave ten onrechte de gebeurtenissen in verschillende relaties op één hoop gegooid en daarmee de suggestie gewekt dat alles tegen haar cliënte was gericht. De stelling dat klager mogelijk een vuurwapen zou hebben, is bovendien ongefundeerd, niet gebaseerd op het rapport van de RvdK en ook verder niet onderbouwd. Aan de nuancering in het rapport van de RvdK dat er mogelijk sprake is van dronkenmanspraat, is verweerster volledig voorbijgegaan. Het hof is van oordeel dat verweerster hiermee de belangen van klager nodeloos en onevenredig heeft geschaad.   

Slotsom 7.4    Op grond van het voorgaande zal het hof de beslissing van de raad vernietigen en de klacht in zoverre alsnog gegrond verklaren. Voor het overige ziet het hof geen tuchtrechtelijk verwijtbare gedragingen. 

8    MAATREGEL

Omdat de klacht alsnog gegrond is, zal het hof verweerster een maatregel opleggen. Het hof acht de maatregel van waarschuwing passend en geboden. 

9    PROCESKOSTEN

9.1    Omdat het hof de klacht alsnog gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken na deze beslissing. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing het rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

9.2     Omdat het hof een maatregel oplegt, zal het hof verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021:                                                                                                                                    a) € 50,- kosten  van klager/klaagster (forfaitair);  b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten; c) € 1.000,- kosten van de Staat.

9.3     Verweerster moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 50,- aan kosten van klager binnen vier weken na deze beslissing betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

9.4     Verweerster moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.

10    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

10.1    vernietigt de beslissing van 23 december 2024 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 24-551/DB/LI; 

en doet opnieuw recht:

10.2     verklaart de klacht gegrond in zoverre als hiervoor overwogen;

10.3     legt aan verweerster de maatregel op van waarschuwing;

10.4     veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; 

10.5     veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten in de procedure bij het hof van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;

10.6      veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.

Deze beslissing is gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. B.J.R. van Tongeren en G.C. Endedijk    , leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2025.  

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 29 augustus 2025.