Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-08-2025

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2025:157

Zaaknummer

240276

Inhoudsindicatie

Klager heeft een klacht ingediend tegen de advocaat van de wederpartij. Hij verwijt verweerster dat zij in strijd met op een zitting gemaakte afspraken heeft gehandeld. Het hof overweegt dat het  verweerster niet is aan te rekenen dat zij in opdracht van haar cliënte diens gewijzigde standpunt ten opzichte van de op de zitting gemaakte afspraken heeft verwoord in een e-mail aan de advocaat van klager. Verweerster was zelf geen partij bij de gemaakte afspraak en het stond verweerster als belangenbehartiger van haar cliënte niet vrij om tegen de instructie van haar cliënte in te handelen. De klacht is ongegrond verklaard door de raad. Het hof bekrachtigt deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing van 15 augustus 2025 in de zaak 240276

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

 

klager 

tegen:

verweerster

 

 

 

1    INLEIDING

1.1    Klager heeft een klacht ingediend tegen de advocaat van de wederpartij. Hij verwijt verweerster dat zij in strijd met op een zitting gemaakte afspraken heeft gehandeld. Het hof overweegt dat het  verweerster niet is aan te rekenen dat zij in opdracht van haar cliënte diens gewijzigde standpunt ten opzichte van de op de zitting gemaakte afspraken heeft verwoord in een e-mail aan de advocaat van klager. Verweerster was zelf geen partij bij de gemaakte afspraak en het stond verweerster als belangenbehartiger van haar cliënte niet vrij om tegen de instructie van haar cliënte in te handelen. De klacht is ongegrond verklaard door de raad. Het hof bekrachtigt deze beslissing.

1.2    Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.  

2    DE PROCEDURE 

Bij de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden 

2.1    De raad heeft in de zaak tussen klager en verweerster (zaaknummer: 24-296/AL/NN) een beslissing gewezen op 9 september 2024. In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard. 

2.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2024:217 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline

2.3    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 30 september 2024 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.4    Verder bevat het dossier van het hof: -    de stukken van de raad;  -    het verweerschrift van klaagster.    2.5    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 20 juni 2025. Daar zijn klager en verweerster verschenen. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.  

  3    FEITEN

3.1   Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.2  Klager en zijn ex-echtgenote hebben een echtscheidingsprocedure gevoerd bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. Onderdeel van deze procedure was de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen. De ex-echtgenote werd bijgestaan door verweerster.

3.3   De gemeenschap bestond onder meer uit een camper, waarvan de ex-echtgenote de sleutels in bezit had, diverse banktegoeden en verzekeringsuitkeringen, die klager onder zich had.

3.4   Op 10 november 2023 heeft bij de rechtbank de mondelinge behandeling in de verdelingszaak plaatsgevonden. Tijdens de zitting hebben partijen afgesproken dat de man de verkoop van de camper op zich zal nemen en dat hij de sleutels van de camper op 17 november 2023 kon ophalen op het kantoor van verweerster. Hoewel ter zitting was bepaald dat de beschikking in de verdelingszaak zou worden gegeven op 8 december 2023, heeft de rechtbank deze tweemaal aangehouden. De beschikking is uiteindelijk pas gegeven op 5 maart 2024. De rechtbank heeft de tussen partijen gemaakte afspraak vastgelegd in het dictum. 

3.5   Op 16 november 2023 heeft verweerster in een per e-mail aan de advocaat van klager verstuurde brief het volgende geschreven:

“Cliënte gaat de sleutels van de camper afgeven nadat zij kennis genomen heeft van de door de rechter te wijzen uitspraak. Tenzij uw cliënt de helft van de saldi van de spaarrekeningen naar haar overmaakt. Uw cliënt kan kiezen. Graag hoor ik,”

3.6   Verweerster is sinds 29 december 2023 uitgeschreven als advocaat.

 

4    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door in strijd met de op de mondelinge behandeling van  10 november 2023 gemaakte afspraken te handelen en door een ongepaste toon in haar e-mail van 16 november 2023 aan te slaan. 

5    BEOORDELING RAAD

5.1    De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. Aan die beslissing heeft de raad het navolgende ten grondslag gelegd. 

5.2    De raad is van oordeel dat het verweerster niet aan te rekenen is dat zij in opdracht van haar cliënte in haar e-mail aan de advocaat van klager het standpunt van haar cliënte heeft verwoord dat zij zich na de zitting had bedacht en eerst de schriftelijke uitspraak van de rechter wilde afwachten. Integendeel, verweerster was zelf geen partij bij de gemaakte afspraak en het stond verweerster als belangenbehartiger van haar cliënte niet vrij om tegen de instructie van haar cliënte in te handelen. Dit zou anders zijn als zij als advocaat daarmee zou handelen buiten de grenzen van wat is toegestaan, maar daarvan is geen sprake. Verder is het voor de raad in het geheel niet komen vast te staan dat verweerster haar eigen standpunt in plaats van dat van haar cliënte in de e-mail heeft verwoord, zoals door klager is gesteld.

5.3    Hoewel het begrijpelijk is dat het voor klager onverwacht en frustrerend was dat hij toch niet de sleutels van de camper kon ophalen en de toon van het e-mailbericht van verweerster empathischer had gekund, is de raad van oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en dat de inhoud van haar e-mail van 16 november 2023 zeker niet als afpersing is aan te merken. Ook heeft zij de in familiekwesties vereiste terughoudendheid voldoende betracht. Nu verweerster binnen de ruime grenzen van de haar toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij is gebleven, heeft de raad de klacht ongegrond verklaard. 

6    BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klager

6.1    Klager heeft de navolgende beroepsgronden aangevoerd tegen de beslissing van de raad:

-    verweerster was wel partij bij de ter zitting van 10 november 2023 gemaakte afspraak over het overhandigen van de campersleutels. Die afspraak is ter zitting gemaakt tussen verweerster en zijn advocaat. Verweerster heeft deze afspraak rechtstreeks geschonden; 

-    in de uitspraak is in het geheel geen rekening gehouden met het feit dat tijdens de zitting van 10 november 2023 nog geen duidelijkheid was over de totale te verdelen som geld. Er was namelijk tussen partijen geen overeenstemming over onder andere de waarde van de auto’s welke deel uitmaakten van de boedel. De rechter heeft daar pas uitspraak over gedaan op 5 maart 2024 en dus was de totale som op het moment van indienen van de klacht nog onbekend. Verweerster heeft willens en wetens een voorwaarde gesteld die op dat moment niet na was te komen en dat is haar aan te rekenen. 

-    de door verweerster gebezigde toon in de gewraakte email is in de uitspraak omschreven als “het had met meer empathie gekund”. Dat is een onbeschrijflijke bagatellisering van een ronduit onbeschofte en vernederende toonzetting. 

Verweer verweerster

6.2    Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd in beroep. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.

7    BEOORDELING HOF

Maatstaf

7.1    Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die het hof bij de beoordeling daarvan aanlegt is mede ingegeven door de voor advocaten geldende kernwaarde partijdigheid en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beperkt, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Zo mag de advocaat (a) zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij, (b) geen feiten poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt verder dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

7.2    In familierechtelijke kwesties zal een advocaat er bovendien voor moeten waken, dat de verhoudingen tussen partijen niet escaleren. Dan mag van een advocaat zekere (verdergaande) terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren. Daarbij geldt dat een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht. 

Die terughoudendheid heeft zowel betrekking op het doen van uitlatingen over de wederpartij, die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren, als op het entameren van procedures.  De advocaat moet daarbij van geval tot geval afwegen:

–           het belang van zijn cliënt bij het voeren van de procedure, –           het belang van de wederpartij, –           het verloop van het geschil tot dan toe, –           en de kans op succes van een procedure.

7.3  Het hof beoordeelt de klacht en de tegen de beslissing van de raad gerichte beroepsgronden aan de hand van de hiervoor geformuleerde maatstaf. 

Overwegingen hof

7.4    Het hof kan klager niet volgen in zijn stelling dat verweerster zelf partij is geweest bij de op de zitting van 10 november 2023 gemaakte afspraken over de afgifte van de sleutels van de camper. Onder verwijzing naar de beschikking van 5 maart 2024 van de rechtbank Noord-Nederland en hetgeen hierover ter zitting bij het hof door klager en verweerster is verklaard, stelt het hof vast dat de afspraak tussen partijen is gemaakt tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank.  De rechtbank overweegt ook in haar beschikking in r.o. 4.27 dat “partijen ter zitting hebben afgesproken, dat de man [klager, hof] de verkoop van de camper op zich zal nemen en dat hij de sleutels van de camper op 17 november 2023 kan op halen op het kantoor van mr. B. [verweerster, hof]. De rechtbank zal deze afspraak in het dictum vastleggen.” 

7.5    Klager heeft ter zitting bij het hof ook toegelicht dat de afspraak tijdens de zitting bij de rechtbank zonder schorsing met hem en zijn ex is gemaakt in aanwezigheid van hun beider advocaten. Met de raad is het hof dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat ook een van de advocaten zich heeft gecommitteerd aan de tussen partijen gemaakte afspraak. Met het doorgeven van het na de zitting gewijzigde standpunt van haar cliënte per e-mail van 16 november 2023 aan de advocaat van klager valt verweerster dan ook geen verwijt te maken. De kernwaarde partijdigheid verlangde ook van haar dat zij dat deed, ofschoon zij ook ter zitting aangaf er zich niet gemakkelijk bij te hebben gevoeld. Het is daarbij niet van belang of – zoals klager stelt – het voor klager onmogelijk was de door verweersters cliënte gestelde voorwaarde na te komen, omdat verweerster gehouden was aan klager mede te delen dat haar cliënte op de afspraak terugkwam en een nieuwe voorwaarde stelde.  

7.6    Met betrekking tot de toonzetting van de per e-mail aan de advocaat van klager verstuurde brief van 16 november 2023, waarbij verweerster er rekening mee moest houden dat die ook aan klager zou worden doorgestuurd, is het hof van oordeel dat  de inhoud en de daarbij door verweerster gebruikte bewoordingen niet als afpersing kunnen worden aangemerkt en dat deze brief ook anderszins niet ongepast is. Met de raad is het hof van oordeel dat de toon van de brief empathischer had gekund, maar dat verweerster daar geen tuchtrechtelijk verwijt van kan worden gemaakt.   

7.7    Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

8    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 9 september 2024 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder nummer 24-296/AL/NN.

Deze beslissing is genomen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen en G.J.K. Elsen, in tegenwoordigheid van mr. E.P.D. van Grondelle, griffier, en in het openbaar uitgesproken op  15 augustus 2025.  

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 15 augustus 2025.