Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2025:162
Zaaknummer
24-201/DH/RO/D
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar. Eindbeslissing na tussenbeslissing. Kantoororganisatie die langdurig niet heeft voldaan aan de basisverplichtingen die gelden voor de advocatuur. Aanwijzingen van de deken worden niet tot nauwelijks opgevolgd. De deken uit terechte zorgen over het dossierbeheer van verweerster. Verweerster lijkt het belang van goede waarneming ten behoeve van cliënten niet in te zien. Fundamenteel gebrek aan inzicht in de verantwoordelijkheden en verplichtingen van advocaten. Schrapping.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 11 augustus 2025 in de zaak 24-201/DH/RO/D naar aanleiding van de klacht van:
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam deken
over:
verweerster gemachtigde: mr. R. Sanders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 15 maart 2024 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend over verweerster. 1.2 Op 6 augustus 2024 is namens verweerster een verweerschrift ingediend. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 4 november 2024. Daarbij waren de deken, bijgestaan door zijn stafjurist, en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig. 1.4 Bij tussenbeslissing van 23 december 2024 heeft de raad een vooronderzoek gelast, waarin de Haagse deken (hierna: de vooronderzoeker) is opgedragen om een kantoorbezoek te verrichten (ECLI:NL:TADRSGR:2024:226). 1.5 Op 7 februari 2025 heeft de vooronderzoeker een kantoorbezoek verricht bij verweerster. Hiervan is een conceptverslag opgesteld dat aan partijen is voorgelegd. Verweerster heeft bij brief van 7 maart 2025 op het conceptverslag gereageerd. Deze reactie is in zijn geheel aan het conceptverslag gehecht. 1.6 Op 10 maart 2025 heeft de vooronderzoeker het definitieve verslag uitgebracht van het vooronderzoek. 1.7 Op 23 april 2025 heeft de raad de deken en verweerster in de gelegenheid gesteld om aanvullend te reageren op het verslag van de deken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. 1.8 De klacht is nader behandeld op de zitting van de raad van 16 juni 2025. Daarbij waren aanwezig de deken, bijgestaan door zijn stafjurist, en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook was de vooronderzoeker aanwezig, bijgestaan door haar stafjurist.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Voor de feiten van vóór 31 juli 2024 verwijst de raad naar de opgenomen feiten in de genoemde tussenbeslissing. Nader onderzoek na tussenbeslissing 2.3 Bij tussenbeslissing van 23 december 2024 heeft de raad een vooronderzoek gelast dat door de vooronderzoeker is uitgevoerd. 2.4 Uit het verslag van de vooronderzoeker volgt, voor zover relevant voor de klacht, het volgende: “Op 7 februari jl. om 10:00 uur heb ik samen met de stafjurist, [naam], het kantoor van [verweerster] bezocht aan [adres]. De gemachtigde van [verweerster], mr. Sanders, was daar ook bij aanwezig. Hoewel [verweerster] naar aanleiding van uw tussenbeslissing wist waar mijn bezoek aan haar kantoor betrekking op had bleek al snel dat [verweerster] geen dossiers op haar kantoorlocatie had en ook geen computer waarop zij inzage kon verstrekken in haar dossiers en zaaksysteem. Zowel de papieren dossiers als de computer bevonden zich op haar huisadres. Op de kantoorlocatie bevond zich enkel een bureau met enkele afsluitbare kasten. In de kasten zaten volgens [verweerster] alleen archiefdossiers. Met [verweerster] is vervolgens afgesproken om eerst enkele zaken door te nemen op haar kantoorlocatie om vervolgens een bezoek te brengen aan haar huisadres om dossiers in te zien. Bij het bezoek aan haar huisadres was de gemachtigde, mr. Sanders, niet aanwezig wegens andere verplichtingen. (…). Activiteiten [naam verweerster] International B.V. en naamgeving kantoor Voorafgaand aan het bezoek heb ik de Kamer van Koophandel geraadpleegd. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel (bijlage 7) is gebleken dat [verweerster] een tweetal activiteiten had geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, te weten: Bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed (Het bemiddelen bij transacties met betrekking tot onroerende goederen en schepen en de financiering daarvan) en Advocatenkantoren, bewindvoerders en curatoren. Ik heb [verweerster] om een toelichting gevraagd betreffende de vermelding ‘activiteiten ter zake van bemiddeling in onroerende goederen en schepen en de financiering daarvan’. [verweerster] heeft aangegeven dat zij in het verleden een scheepsmakelaardij had maar dat zij die activiteiten al zo’n 20 jaar niet meer verricht. [Verweerster] wist niet dat die activiteit nog stond geregistreerd en heeft toegezegd dit binnen twee weken na 7 februari 2025 aan te passen bij de Kamer van Koophandel. Ook is [verweerster] verzocht aan te geven onder welke naam zij haar praktijk voert, nu zij meerdere kantorennamen hanteert. Zo staat bij de Kamer van Koophandel geregistreerd: [naam verweerster] International B.V. (zie bijlage 7) Dit is de enige naam die geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel. Bij BAR staat zij ingeschreven onder de naam Advocatenkantoor [naam verweerster] (bijlage 8) en op haar website hanteert zij de naam: [naam verweerster] Advocatuur (bijlage 9). Volgens de algemene voorwaarden wordt de opdracht aangegaan met: [naam verweerster] International B.V. (bijlage 10). Ik heb [verweerster] te kennen gegeven dat zij één kantoornaam dient te hanteren waarmee zij naar buiten toe optreedt om verwarring/onduidelijkheid te voorkomen. Zij gaf te kennen dat dit Advocatenkantoor [naam verweerster] is. Zij zegde toe deze naam in al haar uitingen door te voeren en de naam ook als handelsnaam te laten registreren bij de Kamer van Koophandel. Ik heb [verweerster] verzocht mij binnen twee weken na 7 februari 2025 een gewijzigd uittreksel KvK toe te zenden, alsmede de statuten van [naam verweerster] International B.V., de besloten vennootschap van waaruit zij de praktijk voert. Overigens viel het mij op dat [verweerster] op haar website ook vermeld heeft staan dat zij op twee locaties kantoor houdt, te weten: in [plaats 1] en in [plaats 2] (zie bijlagen 9 en 12), dit terwijl zij de enige advocaat is en zij op grond van het gestelde in artikel 12 Advocatenwet slechts op één locatie kantoor mag houden. Klachtenregeling [verweerster] beschikt over een kantoorklachtenregeling die is opgenomen in de algemene voorwaarden (bijlage 11). Ik heb [verweerster] gewezen op de gewijzigde regelgeving omtrent de klachtenfunctionaris per 1 januari jl. Zij zal haar vervanger vragen om als klachtenfunctionaris op te treden en zou de gewijzigde klachtenregeling binnen twee weken toezenden. (…) Geheimhoudingsovereenkomsten Op de vraag of [verweerster] de geheimhoudingsovereenkomsten kon laten zien gaf [verweerster] te kennen dat zij haar zus een overeenkomst had toegezonden maar dat die de overeenkomst nog niet had getekend. De verhuurder van het pand weigerde de overeenkomst te tekenen met de mededeling dat het uitgangspunt is dat zij geen toegang hebben tot de kantoorruimte tenzij sprake is van een calamiteit en dat zij voor die gevallen zelf maatregelen zal moeten nemen. Uit die emailcorrespondentie met de verhuurder van het pand blijkt dat [verweerster] pas op 4 februari jl. contact heeft gezocht met de verhuurder. Ook haar zus heeft zij onlangs pas verzocht de overeenkomst te tekenen terwijl uw beslissing toch al van 23 december 2024 dateert. De boekhouder ATBF-administratie heeft wel een geheimhoudingsovereenkomst ondertekend, deze heb ik ook ingezien. [Verweerster] heeft aangegeven verder geen gebruik te maken van diensten van derden. Waarnemingsovereenkomst Gebleken is dat [verweerster] geen schriftelijke vervangingsregeling heeft gesloten. Wel gaf [verweerster] aan dat zij mr. [HB] bereid had gevonden als haar vervanger op te treden, maar mr. [HB] had de waarnemingsovereenkomst nog niet getekend. Mr. [HB] heeft de rechtsgebieden personen- en familierecht en arbeidsrecht in het rechtsgebiedenregister geregistreerd, maar geen huurrecht terwijl [verweerster] geregistreerd staat op de rechtsgebieden algemene praktijk, arbeidsrecht, huurrecht en personen-en familierecht. Vastgesteld kan dan ook worden dat [verweerster] geen waarnemingsovereenkomst heeft gesloten die betrekking heeft op alle door [verweerster] beoefende rechtsgebieden, althans alle door haar geregistreerde rechtsgebieden. In het kader van de rechtsgebiedenregistratie gaf [verweerster] te kennen dat zij geen zaken meer heeft op het gebied van huurrecht en arbeidsrecht. Op mijn vraag waarom ze dan nog op die rechtsgebieden ingeschreven staat, moest zij het antwoord schuldig blijven. Ze kan haar inschrijving op die gebieden dan beter doorhalen dan hoeft ze op dat punt ook geen vervanging te regelen. Hoewel [verweerster] in haar CCV-opgave 2023 heeft aangegeven dat zij haar inschrijving in het rechtsgebiedenregister via het daarvoor verplichte gestelde model op haar website heeft geplaatst vond ik die informatie niet op haar website terug. De website bevatte wel een opsomming van rechtsgebieden maar zij heeft de registratie in het rechtsgebiedenregister niet conform het daartoe voorgeschreven model op haar website staan. Ik heb haar verzocht hiervoor alsnog zorg te dragen. Bij e-mail d.d. 7 februari jl. heb ik haar verwezen naar het model voor de registratie. [Verweerster] heeft toegezegd ervoor zorg te dragen dat die informatie op haar website komt te staan. Privacyverklaring De privacyverklaring staat op de website van [verweerster] (bijlage 14). Ik heb [verweerster] erop gewezen dat die verklaring mijns inziens niet voldoet. De verklaring is gericht op het verzamelen van gegevens van bezoekers van de website terwijl zij toch allerlei persoonsgegevens van cliënten verzamelt. Ik heb [verweerster] erop gewezen dat zij daar nog verder aandacht aan zal moeten besteden. (…)Dossier(s)(beheer)/zakenadministratie en archief Tijdens het bezoek aan het huisadres van [verweerster] heb ik het volgende geconstateerd. We werden ontvangen in een kleine kantoorruimte met daarin een bureau waarop een computer stond en enkele kasten. In een houten antieke kast met glasdeuren troffen wij dossiers aan. De kast was van onder tot boven gevuld met doorzichtige insteekhoezen met allerlei papieren. Als je voor de kast staat is er niet te zien welk dossier het betreft. Pas als je een mapje met papieren uit de kast haalt zie je welk dossier het betreft, er is echter niet uit af te leiden in welk stadium het dossier zich bevindt. Van twee dossiers hebben we het insteekmapje bekeken, daarin trof ik handgeschreven aantekeningen aan en de identificatie van cliënten. [Verweerster] gaf aan geen zakensysteem te hebben, ook geen zakenlijst in Word of een ander programma. In haar Postvak IN in Outlook heeft zij van ieder dossier een submap gemaakt. Per dossier bevinden zich in de submap alle stukken, althans de correspondentie met cliënten en andere partijen met uitzondering van de identificatie van cliënten en haar handgeschreven aantekeningen. Ik heb vastgesteld dat zowel de digitale dossiers als de papieren dossiers niet compleet zijn. In de papieren dossiers bevinden zich stukken die zich niet in het digitale dossier bevinden en andersom. Van twee dossiers hebben we zowel de digitale submap bekeken als de papieren in het insteekhoesje. Het betreffen de dossiers [naam] en [naam]. In beide dossiers is een summiere bevestiging van de opdracht aan client aangetroffen. In de ene bevestiging stond een omschrijving van de zaak vermeld, een inschatting van het aantal uren, de mededeling dat client had aangegeven niet voor een toevoeging in aanmerking te komen en haar uurtarief. De algemene voorwaarden zijn niet van toepassing verklaard noch zijn deze aan client overhandigd, althans dat is niet uit het dossier gebleken. [Verweerster] gaf aan dat zij in sommige gevallen vergeet om dat in de opdrachtbevestiging op te nemen. [De stafjurist] heeft [verweerster] erop gewezen dat als zij algemene voorwaarden hanteert zij die wel van toepassing zal moeten verklaren, omdat ze anders niet van toepassing zijn. In het andere dossier stond wel vermeld dat de algemene voorwaarden van toepassing waren. [Verweerster] gaf te kennen geen gebruik te maken van een vast sjabloon voor de opdrachtbevestiging. Ik vond de opdrachtbevestiging, zoals reeds eerder door de deken Rotterdam geconstateerd, zeer summier. In de dossiers heb ik mails aangetroffen aan client met een declaratie en een urenspecificatie. (…) Het lijkt erop dat [verweerster] geen wijzigingen heeft aangebracht in haar werkwijze aangaande haar dossierbeheer en dossieradministratie naar aanleiding van de aanbevelingen die tijdens de vorige bezoeken aan haar kantoor meermaals zijn gedaan. Voor de urenregistratie maakt [verweerster] gebruik van Monicon. Verder maakt ze geen gebruik van een zakensysteem. Voor alimentatieberekeningen maakt zij gebruik van het programma Ina. Voor het archief maakt [verweerster] ook gebruik van submappen in het Postvak IN. Daaruit blijkt echter niet wanneer een zaak is gearchiveerd en op welk moment dat dossier moet worden vernietigd. [Verweerster] beschikt niet over een archieflijst. Op mijn vraag hoe lang zij dossiers bewaart gaf zij te kennen dat zij voorheen dossiers altijd heeft bewaard en nog steeds doet, al heeft ze in het dossier [naam] in een afsluitende mail aan client wel staan dat het dossier ‘minimaal 8 jaar in het archief wordt bewaard.’ Ik heb [verweerster] er reeds op gewezen dat zij geen minimale termijn moet noemen, maar gewoon zal dienen op te nemen dat dossiers 8 jaar worden bewaard. Na afloop van die 8 jaar kan zij de dossiers dan vernietigen. Zij zal mijns inziens dan wel een archieflijst moeten gaan bijhouden waarop staat vermeld op welke datum welk dossier is gearchiveerd. Ook heb ik haar erop gewezen dat zij na afloop van die termijn dan zowel de digitale als de papieren dossiers dient te vernietigen. Nadere reactie en stukken Bij e-mail d.d. 7 februari jl. heeft de stafjurist [verweerster] en haar gemachtigde een bevestiging gestuurd van de aanpassingen die [verweerster] uiterlijk op 21 februari 2025 moest doorvoeren en welke stukken zij nog diende aan te leveren (bijlage 15). 9 Bij e-mail d.d. 20 februari jl. heeft [verweerster] gereageerd op mijn e-mail d.d. 7 februari jl. en de door mij verzochte stukken toegezonden (bijlage 16). [Verweerster] heeft met mr. [B] een waarnemingsovereenkomst gesloten op 15 februari 2025. Hoewel dit niet uit de waarnemingsovereenkomst kan worden afgeleid ga ik ervan uit dat de overeenkomst is gesloten met mr. [B] van het kantoor [naam] te [plaats]. Mr. [B] staat in het rechtsgebiedenregister ingeschreven op de rechtsgebieden: algemene praktijk, personen- en familierecht en strafrecht. Uit de registratie in het rechtsgebiedenregister blijkt dat [verweerster] nu staat ingeschreven op de rechtsgebieden: algemene praktijk, arbeidsrecht, ondernemingsrecht en personen- en familierecht (bijlage 17), hetgeen nu als zodanig ook op haar website vermeld staat. Of mr. [B] ook thuis is in de rechtsgebieden arbeidsrecht en ondernemingsrecht is mij niet bekend, dit blijkt in ieder geval niet uit de rechtsgebiedenregistratie. Mr. [B] treedt ook op als haar klachtenfunctionaris, zoals nu ook staat vermeld in de kantoorklachtenregeling op haar website. Ook zond [verweerster] een gewijzigd uittreksel van de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat de handelsnaam Advocatenkantoor [naam verweerster] is toegevoegd en de activiteit Bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed (Het bemiddelen bij transacties met betrekking tot onroerende goederen en schepen en de financiering daarvan) is verwijderd. Overigens is de kantoornaam Advocatenkantoor [naam verweerster] tot op heden nog niet op alle plekken op de website doorgevoerd. Ten aanzien van de derdengeldenstichting heeft [verweerster] mij een afschrift toegezonden van haar e-mail d.d. 28 december 2023 aan de Rotterdamse Orde waarin zij reeds kenbaar had gemaakt dat zij als bestuurder van de Stichting Beheer Derdengelden [mr. De J] Advocaat en Procureur op 9 maart 2022 is uitgeschreven. Dit blijkt ook uit het bij die e-mail gevoegde uittreksel van de Kamer van Koophandel. Daaruit blijkt dat mrs. [De J] en [Van der B] bestuurders zijn van die stichting. Eén van de bijlagen bij de e-mail van 20 februari jl., naar ik vermoed de statuten van [naam verweerster] International B.V., kon niet worden geopend, zodat [verweerster] is verzocht die bijlage nogmaals toe te zenden. Zij heeft dit direct gedaan. Echter was de bijlage dan nog niet te openen. [verweerster] heeft de bijlage vervolgens nogmaals aangeleverd (bijlage 18). Uit artikel 2 van de statuten van de besloten vennootschap: [naam verweerster] International B.V. blijkt als doelomschrijving van de B.V. het bemiddelen bij transacties met betrekking tot onroerende goederen en schepen, de financiering daarvan en alles wat hiermede in de ruimste zin in verband staat. De doelomschrijving heeft geen betrekking op het uitoefenen van de rechtspraktijk. Conclusie Hoewel [verweerster] reeds meerdere malen is gewezen op hetgeen wat van haar wordt verwacht qua kantoororganisatie is gebleken dat zij die aanbevelingen tijdens het bezoek aan haar kantoor in ieder geval nog altijd niet, althans niet volledig had opgevolgd. Ik vraag me ook sterk af in hoeverre zij nog wel bereid is/in staat is om al die aanbevelingen op te volgen. Illustrerend hiervoor is het feit dat zij pas een week voor mijn bezoek aan haar kantoor aan de slag gaat met de punten die in uw tussenbeslissing onder 5.4 vermeld staan en veel zaken nog altijd niet, althans niet volledig heeft geregeld/aangepast. [Verweerster] heeft op mijn verzoek dan wel enkele zaken aangepast/aanpassingen doorgevoerd, maar het belangrijkste punt de wijze van dossierbeheer/zaakadministratie laat nog altijd te wensen over. Ik heb niet de indruk dat [verweerster] de ernst van de situatie inziet. (…)”
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn dekenbezwaar. 3.2 Na de kantoorbezoeken van 2023 en 2024 heeft de deken de stellige indruk gekregen dat verweerster de eerder geadresseerde problematiek rond haar praktijkvoering niet weet op te lossen. Tekortkomingen die in 2013 en 2014 al gesignaleerd waren, zijn zich blijven voordoen of hebben zich opnieuw voorgedaan. Verweersters reactie daarop is afwijzend of ontkennend en dat baart de deken zorgen. 3.3 Hierbij acht de deken de poging van verweerster tot verhaal van de door de tuchtrechter opgelegde proceskostenveroordeling op de klaagster bizar. Juist de gegrondverklaring van de klacht en de oplegging van de maatregel van een berisping, bevestigt de juistheid achter de indiening van de klacht waarvan de kosten dan ook door de beklaagde advocaat gedragen dienen te worden. 3.4 In het verslag van het kantoorbezoek uit 2023 is opgenomen dat verweerster niet beschikt over een kantoorhandboek en er geen waarnemingsovereenkomst is overgelegd. Voorafgaand aan het kantoorbezoek in 2024 heeft verweerster nadere bewijsstukken overgelegd. Het kantoorhandboek ontbrak wederom. De daarbij overgelegde waarnemingsovereenkomst was niet ondertekend. Navraag bij de beoogd waarneemster leerde dat zij slechts bereid was om zaken in het personen- en familierecht waar te nemen onder de voorwaarde dat de dossiers goed op orde waren. Dat was echter niet in de waarnemingsovereenkomst opgenomen. 3.5 De belangrijkste conclusies uit het kantoorbezoek in 2024 bij verweerster thuis zijn dat de dossiervoering in de lopende zaken ver beneden de maat is. Fysieke dossiers zijn niet of slecht geordend en raadpleging van de opgeslagen bestanden in de computer leverde ook geen overzichten van en de gebeurtenissen in de zaken op. Verweerster gebruikt geen CRM-systeem of heldere mappenstructuur. Feitelijk is voor een buitenstaander niets eenvoudigs te traceren. Verweerster lijkt niet te begrijpen wat het belang van een overzichtelijk geordende en eenvoudig toegankelijke dossiervoering is en zet (daarom) geen concrete stappen tot verbetering. 3.6 De deken maakt zich ernstig zorgen over de wijze waarop de praktijk wordt gevoerd. Verweerster heeft die duidelijk niet op orde en heeft in de afgelopen maanden niets, dan wel volstrekt onvoldoende ondernomen om haar werkwijze te veranderen en de aanwijzingen van de deken op te volgen. 3.7 Het is in de ogen van de deken zeer zorgwekkend dat verweerster gedurende een aantal jaren achtereen diverse tuchtrechtelijke maatregelen opgelegd heeft gekregen waarvan de zwaarte steeds toeneemt en die betrekking hebben op vergelijkbare tekortkomingen in de praktijkvoering. Tevens ziet de deken geen gezonde zelfreflectie en een wil tot verbetering van haar gedrag. Verweerster trekt uit de tuchtzaken volgens de deken in elk geval onvoldoende lering. Verweerster heeft de wijze van praktijkvoering gedurende de afgelopen jaren niet aangepast, terwijl de kantoorbezoeken in 2013 en 2014 al zorgwekkende resultaten hadden opgeleverd. Het is ook mogelijk dat verweerster na 2014 geleidelijk is teruggevallen in oude patronen. Het is schadelijk voor de cliënten die zij bijstaat. De deken meent daarom dat een maatregel noodzakelijk is, die wat de deken betreft vanwege de ernst en hardnekkigheid van haar gedrag en het gebrek aan inzicht of gevoel van urgentie tot verbetering bestaat uit een onvoorwaardelijke schorsing van substantiële duur, zo schrapping van het tableau niet al aan de orde is.
4 VERWEER Verweer op het dekenbezwaar 4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Zij wijst erop dat de deken het dekenbezwaar rauwelijks voor de tuchtrechter heeft gebracht, hetgeen haar enigszins zorgen baart. Zij betwist dat zij niet bereid was om met de deken in gesprek te gaan. Evenmin heeft zij voorwaarden verbonden of eisen gesteld aan een bespreking met de deken. Haar advocaat was op het door de deken genoemde tijdstip verhinderd, maar dit heeft geleid tot een miscommunicatie met de deken. Verweerster heeft niet geprobeerd het dekenaal toezicht te vertragen of te frustreren. 4.2 Verweerster wijst erop dat er tussen de eerste twee kantoorbezoeken in 2013 en 2014 zo’n tien jaar zijn verstreken zonder dat er vervolg is gegeven aan de kantoorbezoeken. Ook geeft de deken aan dat hem reeds vanaf 2018 klachten over het functioneren van verweerster hebben bereikt. Het is verweerster niet duidelijk geworden waarom het gesprek bij de deken niet enkele dagen kon wachten tegenover dat ruime tijdsverloop. Ook had verweerster op 22 januari 2024 al inhoudelijk gereageerd op de terugkoppeling van de deken op de bevindingen van het kantoorbezoek en heeft zij een groot aantal stukken ter onderbouwing meegestuurd. 4.3 Voor zover de deken het tuchtrechtelijk verleden van verweerster aanhaalt, stelt verweerster dat zij niets anders kan doen dan te erkennen dat die beslissingen er zijn. Daar is zij niet trots op en zij had het liever anders gezien, maar zij heeft er wel lering uit getrokken. Wel wijst verweerster erop dat een aantal beslissingen van langere tijd geleden zijn. Ook heeft de deken achterwege gelaten dat aan verweerster in de beslissing van 17 oktober 2022 geen maatregel is opgelegd, omdat zij ter zitting besef heeft getoond van de financiële regels die gelden voor advocaten en de gewraakte factuur had ingetrokken. Verweerster is ruim 20 jaar advocaat en kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er op dit moment advocaten in Nederland praktijk voeren met een veel zwaarder wegend tuchtrechtelijk verleden. 4.4 Verweerster wijst erop dat in de meeste klachten van haar (voormalig) cliënten de achterliggende aanleiding van de klacht een geschil over de vergoeding van de door haar verrichte werkzaamheden is geweest. Een rode draad daarbij is dat de cliënten, eenmaal aangesproken op betaling, de vlucht naar voren nemen door het indienen van een tuchtklacht bij de deken. Discussie met cliënten over de honorering en ook het blootstaan aan klachten behoren bij de inherente risico’s van de beroepsuitoefening, maar verweerster stelt helaas vast dat cliënten in dat opzicht in de afgelopen jaren in toenemende mate vooral uitgaan van hun rechten en niet de financiële plichten die zij als opdrachtgever óók hebben. Het merendeel van de kwesties is echter dusdanig gedateerd en afgehandeld dat de vraag rijst waarom de deken daar nu plotseling mee op de proppen komt. Anders dan de deken stelt, is geen sprake van tuchtrechtelijke maatregelen ‘waarvan de zwaarte steeds toeneemt’. 4.5 Over de kantoorbezoeken stelt verweerster vast dat er 17 concrete aanwijzingen, een aanbeveling en twee afspraken zijn gedaan dan wel gemaakt. Een aanwijzing is volgens verweerster vergelijkbaar met een last onder dwangsom, zodat er een redelijke begunstigingstermijn geboden had moeten worden. Dat is niet gedaan. Verweerster is, anders dan de deken meent, wel aan de slag gegaan met de aanwijzingen. Het resultaat daarvan heeft zij in haar e-mail van 28 december 2023 genoemd, voorzien van bewijsstukken. 4.6 Verweerster betwist gelet op het voorgaande dat zij geen zelfreflectie toepast of wil tot verbetering heeft, haar praktijkuitoefening niet heeft aangepast en/of de aanwijzingen niet heeft opgevolgd. Zij verzoekt het dekenbezwaar dan ook ongegrond te verklaren. Mocht het dekenbezwaar toch tot een gegrondverklaring leiden, dan verzoekt verweerster om er rekening mee te houden dat zij voornemens is haar praktijk af te bouwen dan wel te verkopen. Aanvullend verweer na vooronderzoek 4.7 Verweerster heeft ter zitting, en in en onder verwijzing naar haar reactie op het conceptverslag, diverse verweren gevoerd. Deze verweren zien met name op de door de deken en vooronderzoeker gevolgde procedure en worden hierna bij de beoordeling van de klacht behandeld. 4.8 Volgens verweerster blijft er van het dekenbezwaar weinig steekhoudends over. Verweerster handhaaft haar standpunt dat haar digitale dossiers de toets der kritiek kunnen doorstaan en dat het vooronderzoek daar geen ander licht op heeft laten schijnen. Zij heeft verder aangetoond niet meer bij een stichting derdengelden te zijn aangesloten, heeft haar opdrachtbevestiging en statuten aangepast, heeft geheimhoudingsafspraken gemaakt voor zover de betrokkenen daarmee wilden instemmen, beschikt over een waarnemingsovereenkomst met een externe klachtenbehandelaar, heeft aantoonbaar voldaan aan haar opleidingsverplichtingen over 2023 en 2024 en beschikt over een privacyverklaring die ook ziet op haar dienstverlening.
5 BESLISSING Toetsingskader 5.1 Naar vaste jurisprudentie van het hof van discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen. De deken vertegenwoordigt met het dekenbezwaar een algemeen belang, waaronder het belang van bewaking en bevordering van de kwaliteit van de dienstverlening van de advocatuur. Voor de beoordeling van het dekenbezwaar wordt bij deze maatstaf aansluiting gezocht. Beoordeling Onttrekken aan het dekentoezicht 5.2 De raad ziet dat in de periode rondom de indiening van het dekenbezwaar, waarin verweerster door de deken is uitgenodigd om naar het Ordebureau te komen, onvoldoende voor het oordeel dat verweerster zich (doelbewust) heeft onttrokken aan het dekentoezicht. Verweerster heeft daarover toegelicht dat zij het gesprek eerst met haar gemachtigde wenste te bespreken. Daarover had verweerster weliswaar duidelijker met de deken kunnen communiceren, maar de raad beschouwt dit als een valse start. Andersom ziet de raad ook niet in dat het dekenbezwaar rauwelijks is gedaan, gelet op die gang van zaken. Van een schending van gedragsregel 29 is op basis van het voorgaande geen sprake. Kantoorbezoeken in 2013-2024 5.3 Uit de verslagen van de kantoorbezoeken van de dekens in 2013 tot en met 2024 volgt een beeld dat de kantoororganisatie van verweerster structureel tekortschiet. Daarin wordt, in de woorden van de (toenmalige) deken, al in 2013 opgemerkt dat sprake is van minder ernstige tekortkomingen over bijvoorbeeld de archivering, maar ook ernstige tekortkomingen zoals een deugdelijke cliënten- en dossieradministratie of een correcte informatieverschaffing. Zowel in de recentere verslagen uit 2023 en 2024 als uit de toelichting die de stafjurist van de deken bij de eerste zitting van de raad heeft gegeven, wordt gemotiveerd uiteengezet hoe verweerster haar dossiers feitelijk beheert. Volgens de deken is het voor een potentiële waarnemer ondoenlijk om bij uitval van verweerster op korte termijn een gedegen overzicht te hebben en te krijgen van de dossieradministratie van verweerster. Hierdoor worden cliënten van verweerster blootgesteld aan het risico dat hun belangen bij haar uitval niet adequaat behartigd kunnen worden omdat bijvoorbeeld termijnen door een waarnemer niet bewaakt kunnen worden of de waarnemer zich niet binnen redelijke termijn een overzicht van de zaak kan vormen. 5.4 Verweerster heeft zich hiertegen verzet. Zij meent dat haar dossieradministratie wel op orde is. Daarbij is volgens haar ten onrechte als uitgangspunt genomen dat de fysieke dossiers in de kast in haar huis leidend zijn. De digitale dossiers zijn volgens haar leidend. Bij de eerste zitting heeft verweerster echter niet kunnen verhelderen hoe het dossierbeheer er concreet uitziet. Mede gelet daarop heeft de raad op initiatief en na instemming van partijen een nader onderzoek gelast naar de wijze waarop verweerster haar dossiers op dit moment beheert. Daarvoor heeft de raad een vooronderzoeker aangewezen. De vooronderzoeker heeft van haar kantoorbezoek een verslag opgesteld, dat op 10 maart 2025 is uitgebracht. Bezwaren tegen het verslag van de vooronderzoeker 5.5 Verweerster heeft diverse formele bezwaren geuit tegen de wijze waarop de vooronderzoeker het kantoorbezoek heeft verricht en het verslag dat zij daarvan heeft opgesteld. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerster daarover desgevraagd verklaard dat het niet de bedoeling is dat het verslag terzijde gelegd moet worden, maar moet worden gelezen in het licht van de bezwaren. De raad zal het dekenbezwaar dan ook mede beoordelen aan de hand van het verrichte vooronderzoek en in het licht van de geuite bezwaren. 5.6 Samengevat heeft verweerster zich op het standpunt gesteld dat de vooronderzoeker haar rol als vooronderzoeker onvoldoende juist, objectief en onbevooroordeeld heeft verricht en zich niet heeft gehouden aan de aan haar opgedragen taak. 5.7 Als uitgangspunt dient te gelden dat de vooronderzoeker, wordt geacht onafhankelijk te zijn, mede gelet op wat is bepaald in artikel 46m van de Advocatenwet. Uit de bezwaren die door verweerster naar voren zijn gebracht, ziet de raad geen aanleiding om aan die onafhankelijkheid te twijfelen. 5.8 De raad gaat voorbij aan het bezwaar van de gemachtigde van verweerster dat hij niet is betrokken bij het plannen van het kantoorbezoek. Verweerster wordt als advocaat in staat geacht om haar eigen advocaat te betrekken bij het doorgeven van de verhinderdata als zij wenste dat haar advocaat bij het kantoorbezoek aanwezig zou zijn. Niet is gebleken dat haar gemachtigde om een alternatieve datum heeft gevraagd vanwege zijn verplichtingen elders, toen bleek dat het onderzoek in het huis van verweerster moest worden voortgezet. Hierbij is voor de raad doorslaggevend dat het huisbezoek enkel noodzakelijk was omdat verweerster haar (digitale) dossiers niet beschikbaar had op de kantoorlocatie. Verweerster wist gelet op de inhoud van de tussenbeslissing van de raad waarop het kantoorbezoek in het kader van het vooronderzoek betrekking had. Echter, verweerster had op het kantoor geen dossiers en geen computer beschikbaar, waarop zij inzage kon verstrekken in haar dossiers en zaaksysteem. Het kan de vooronderzoeker niet worden aangerekend dat verweerster onvoldoende voorbereid was en haar gemachtigde daardoor verstek moest laten gaan. Dit komt dan ook voor rekening en risico van verweerster. 5.9 Een ander bezwaar van verweerster is dat de vooronderzoeker tijdens het kantoorbezoek verweerster ongevraagd een dringend advies heeft gegeven, namelijk om zich vrijwillig te laten schrappen van het Tableau. De vooronderzoeker heeft daarover ter zitting toegelicht dat verweerster zelf melding maakte van de voorgenomen verkoop van haar praktijk. Daarop heeft de vooronderzoeker gevraagd of het niet beter was om, zoals zij als deken vaker ziet, de zaken over te dragen aan een nieuwe advocaat en daarmee te verrekenen. De vooronderzoeker heeft toegelicht dat dit een natuurlijk verloop van het gesprek was, ook gelet op de leeftijd en langdurige carrière van verweerster. De raad ziet met die toelichting geen reden om eraan te twijfelen of de vooronderzoeker onbevooroordeeld was. 5.10 Verweerster meent dat hoor en wederhoor door de vooronderzoeker is geschonden omdat haar opmerkingen niet in het conceptverslag zijn verwerkt. De raad volgt verweerster niet in haar bezwaar, omdat de opmerkingen van verweerster integraal aan het conceptverslag zijn gehecht en de raad dus van alle opmerkingen kennis heeft kunnen nemen. Ook is niet gesteld en is de raad niet gebleken dat verweerster vanwege een naar haar mening te korte reactietermijn niet alle gewilde opmerkingen heeft kunnen maken. Verweerster is tijdens de zitting niet teruggekomen op de opmerking over bijlage 18, de statuten van de B.V. van verweerster, die de vooronderzoeker ten tijde van het conceptverslag niet kon openen, zodat de raad ervan uitgaat dat verweerster dit bezwaar niet langer heeft gehandhaafd. Overigens heeft de vooronderzoeker uit deze bijlage alleen artikel 2: het doel van de BV in haar verslag opgenomen en geconstateerd dat dit een andere is dan die van het voeren van een advocatenpraktijk. 5.11 Verder volgt de raad verweerster niet in haar betoog dat de vooronderzoeker buiten de omvang van haar opdracht is getreden. Aan de vooronderzoeker is bij tussenbeslissing opgedragen een kantoorbezoek te verrichten op de door haar gebruikelijke wijze, maar met bijzondere aandacht voor een specifiek aantal punten. De opdracht was dus niet beperkt tot de specifieke onderdelen, maar strekte tot het verrichten van een gebruikelijk kantoorbezoek. Dat de vooronderzoeker aspecten heeft gesignaleerd die nog niet eerder aan bod zijn gekomen en daarover verslag heeft gedaan, valt dus binnen de opdracht. 5.12 De raad stelt vast dat de vooronderzoeker zich in het verslag heeft beperkt tot het vastleggen van haar eigen waarnemingen, vragen en opmerkingen en de antwoorden van verweerster daarop. Slechts aan het einde van haar verslag komt de vooronderzoeker tot een conclusie over haar bevindingen, die bovendien in concept aan verweerster zijn voorgelegd. De bevindingen van de vooronderzoeker en haar uiteindelijke conclusie zijn gescheiden. Voor zover verweerster bedoeld heeft er bezwaar tegen te hebben dat de vooronderzoeker op welke wijze dan ook eigen conclusies heeft getrokken in haar verslag, geldt dat dit behoort tot de gebruikelijke wijze bij een kantoorbezoek. De vooronderzoeker was, als deken en toezichthouder, bovendien voldoende deskundig om dergelijke conclusies te mogen trekken. Of de raad deze conclusies bij haar oordeel betrekt, zal de raad hierna nog behandelen. Daarbij worden ook de inhoudelijke opmerkingen van verweerster op het verslag betrokken. De raad neemt bevindingen van de vooronderzoeker als uitgangspunt 5.13 De vooronderzoeker heeft op 10 maart 2025 verslag uitgebracht van haar bevindingen. Ter zitting heeft zij haar waarnemingen aanvullend toegelicht. De raad acht deze bevindingen – die bovendien afkomstig zijn van een onafhankelijke deskundige – helder en consistent. Dat betekent dat de raad kan uitgaan van de juistheid van deze bevindingen. Verweerster heeft daartegenover gesteld dat de vooronderzoeker haar bevindingen niet van bewijs heeft voorzien. Ook heeft zij zich niet aan de opdracht gehouden door slechts twee dossiers te bekijken, terwijl er een steekproef van minimaal tien dossiers had moeten plaatsvinden. De raad ziet in deze twee verweren geen aanknopingspunten om het verslag van de vooronderzoeker niet tot uitgangspunt te kunnen nemen. 5.14 De raad stelt voorop dat de vooronderzoeker door de raad is aangewezen om een kantoorbezoek te verrichten als onafhankelijke deskundige. Dat brengt met zich dat aan deze waarnemingen en bevindingen een hoge bewijskracht kan worden toegekend en de raad in beginsel uitgaat van de juistheid daarvan. Het is vervolgens aan verweerster om deze bevindingen gemotiveerd te betwisten. Daartoe had zij de gelegenheid, aangezien zij de bevindingen over haar kantoororganisatie had kunnen weerspreken door zelf inzicht te geven in de wijze waarop de kantoororganisatie dan wél wordt gevoerd. Ook heeft de vooronderzoeker de dossiers waarin zij tekortkomingen heeft geconstateerd met naam benoemd. Verweerster heeft de bevindingen van de vooronderzoeker slechts in algemeenheden weersproken, maar heeft geen begin van onderbouwing gegeven waarom deze bevindingen niet kloppen. De raad ziet daarin dus geen reden om af te wijken van de bevindingen van de vooronderzoeker. 5.15 Wat betreft het aantal dossiers dat de vooronderzoeker had moeten bekijken, heeft zij ter zitting verklaard meer dossiers te hebben bekeken dan in haar verslag bij naam zijn genoemd, maar dat het ter plekke moeilijk bleek om digitale dossiers en daarbij horende papieren dossiers aan elkaar te koppelen. Het was voor de vooronderzoeker daarom lastig om dossiers concreet voor te leggen, waarom zij deze twee dossiers heeft geselecteerd voor nadere uitwerking in het rapport. De raad begrijpt dat er dus meer dossiers zijn bekeken dan twee, maar dat ervoor is gekozen om twee dossiers expliciet in het verslag te bespreken ter illustratie van de wijze waarop verweerster haar dossiers beheert. De raad ziet ook daarin geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de vooronderzoeker. Dossierbeheer 5.16 Uit het verslag van de vooronderzoeker van 10 maart 2025 en de ter zitting gedane verklaringen van de vooronderzoeker en haar stafjurist, volgt voor de raad een bevestigend beeld van de structurele tekortkomingen in het dossierbeheer en de dossieradministratie van verweerster. De vooronderzoeker heeft geen wijzigingen gezien in de werkwijze van verweerster ten opzichte van de eerder vastgelegde bevindingen van de deken. Evenals de stafjurist van de deken, was het voor de vooronderzoeker slecht inzichtelijk hoe dossiers zijn opgebouwd of wat de stand van zaken daarin is. Ook heeft de vooronderzoeker geconstateerd dat de digitale dossiers die volgens verweerster leidend zouden moeten zijn, niet volledig zijn omdat verweerster haar gespreksaantekeningen enkel in de (fysieke) doorzichtige insteekhoezen in haar woning bewaart. Verweerster heeft bevestigd dat zij de gespreksverslagen in lopende dossiers niet in de digitale dossiers opslaat, omdat zij deze aantekeningen zelf nog moet gebruiken. Daarmee staat vast dat de digitale dossiers niet volledig zijn. Het bleek daarnaast niet eenvoudig om snel te traceren welke insteekmap op welk dossier betrekking heeft. 5.17 Ook heeft de vooronderzoeker opgemerkt dat het niet duidelijk is wanneer zaken digitaal gearchiveerd zijn en wanneer dossiers worden vernietigd. Zo zou verweerster een minimale bewaartermijn hanteren, in plaats van een vaste termijn, zodat voor cliënten niet duidelijk is hoelang hun dossier nu feitelijk bewaard zal blijven. Ook op dit punt is de kantoororganisatie van verweerster niet op orde. 5.18 Het dossierbeheer en de dossieradministratie van verweerster voldoen niet aan de daaraan te stellen eisen. Waarneming 5.19 Uit de verslagen van de kantoorbezoeken is gebleken dat verweerster de waarneming van haar praktijk langdurig niet heeft geregeld. Nadat verweerster een beoogd waarnemer had gevonden, is gebleken dat deze waarnemer niet op alle rechtsgebieden werkzaam is als waarin verweerster actief is. Ditzelfde geldt voor de waarnemer die verweerster na het kantoorbezoek van de vooronderzoeker heeft gevonden. Ook daarover heeft de vooronderzoeker opgemerkt dat niet is gebleken dat deze waarnemer voldoende deskundig is in alle rechtsgebieden die onderdeel vormen van de praktijk van verweerster. Verweerster heeft niet onderbouwd uitgelegd dat haar huidige waarnemer de expertise heeft om alle zaken die tot haar praktijk behoren adequaat waar te nemen. 5.20 Het is de raad bovendien niet gebleken dat verweerster de waarneming inmiddels daadwerkelijk op orde heeft in de zin dat de waarnemer ook in staat is om op korte termijn in te springen als dat nodig is. Zo heeft verweerster ter zitting verklaard dat zij bij de nieuwe waarnemer op diens kantoor is langs geweest om de waarneming te bespreken, maar dat zij daarbij geen inzicht heeft gegeven in de wijze waarop zij haar dossiers beheert. Dat laatste is wel een vereiste om te kunnen spreken van adequate waarneming. Van een waarnemer kan niet verwacht worden dat hij /zij zich op zo’n moment eerst in de dossierorganisatie moet verdiepen. Juist vanwege de geconstateerde gebreken aan de wijze waarop verweerster haar dossiers beheert, is dit zorgelijk. Daar komt bij dat verweerster ter zitting heeft toegelicht dat, mocht de waarnemer ingeschakeld moeten worden, haar zus het digitale dossier aan de waarnemer zal verzenden. De waarnemer zal daarmee dus niet kunnen beschikken over volledige dossiers, omdat de gespreksaantekeningen uit de fysieke insteekhoezen zullen ontbreken. Ook daarmee is de waarneming niet adequaat geregeld. Naamgeving van kantoor 5.21 Verweerster heeft voor haar kantoor diverse namen in gebruik. In de statuten en ook het Handelsregister wordt de naam ‘[Naam verweerster] International B.V.’ gehanteerd. Met de B.V. worden ook de overeenkomsten van opdracht met de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden aangegaan. Op het Tableau hanteert zij de naam ‘Advocatenkantoor [naam verweerster]’. Op haar website stond ‘[Naam verweerster] Advocatuur. Daarmee laat zij onduidelijkheid bestaan met wie cliënten de overeenkomst van opdracht aangaan en met wie zij en derden contact hebben. Die onduidelijkheid dient verweerster echter te vermijden, zoals ook volgt uit afdeling 7.2 van de Voda. 5.22 Verweerster heeft aan de vooronderzoeker toegezegd dat zij ‘Advocatenkantoor [naam verweerster]’ zou gaan hanteren en de overige namen zou aanpassen. De vooronderzoeker heeft geconstateerd dat deze wijzigingen niet volledig zijn doorgevoerd. In het Handelsregister staat nu (enkel) nog vermeld dat verweerster een advocatenpraktijk voert en is ‘Advocatenkantoor [naam verweerster]’ toegevoegd als handelsnaam, maar de statuten komen nog niet overeen met een doelomschrijving die ziet op het uitoefenen van de rechtspraktijk. Op de website van haar kantoor gebruikt verweerster nog steeds verschillende namen door elkaar. Zo vermeldt het logo ‘Advocatenkantoor [naam verweerster]’, maar wordt ook nog ‘[Naam verweerster] International B.V.’ weergegeven bij Contact. De naam van de website van verweerster en ook haar e-mailadres zijn ‘[Naam verweerster]-advocatenkantoor’. In de algemene voorwaarden wordt ‘[naam verweerster] International B.V.’ gehanteerd, maar een verwijzing naar de handelsnaam ‘Advocatenkantoor [naam verweerster]’ ontbreekt. De raad ziet gelet daarop dat verweerster ook tot op heden de onduidelijkheid over de naamgeving van haar kantoor niet heeft weggenomen. Klachtenregeling De vooronderzoeker heeft geconstateerd dat er een klachtenregeling aanwezig is en dat deze ook is opgenomen in de algemene voorwaarden. Echter, de klachtregeling wordt aangeduid als "Klachtregeling [naam verweerster] International B.V." Het is de raad een raadsel waarom, terwijl er jarenlang een klachtenregeling ontbrak, verweerster nu een klachtenregeling heeft waarin verwezen wordt naar de B.V. Verweerster zet cliënten daarmee op het verkeerde been omdat het advocatenkantoor geen klachtenregeling heeft. Verweerster voldoet dus niet voldoet aan artikel 6.28 Voda. Overtreden schorsingsvoorwaarden 5.23 Volgens de vooronderzoeker heeft verweerster op meerdere momenten de schorsingsvoorwaarden overtreden. Het dekenbezwaar klaagt hier echter niet over en de deken heeft dit ook niet als aanvullende klacht naar voren gebracht. De raad gaat daarom voorbij aan de constateringen van de vooronderzoeker op dit punt. Geheimhoudingsovereenkomsten 5.24 De vooronderzoeker heeft vastgesteld dat de boekhouder een geheimhoudingsovereenkomst heeft ondertekend. Het is de vooronderzoeker gebleken dat verweerster pas kort voor het kantoorbezoek aan de slag is gegaan met het sluiten van de geheimhoudingsovereenkomst(en). Dat geldt in ieder geval voor de overeenkomst met de zus van verweerster. Nadien is gebleken dat de verhuurder niet wenst mee te werken aan het sluiten van een geheimhoudingsovereenkomst. De zus van verweersters had de toegezonden geheimhoudingsovereenkomst op het moment van de zitting van de raad niet ondertekend. Het is de raad niet gebleken dat verweerster zelf heeft aangedrongen op het sluiten van de geheimhoudingsovereenkomst met haar zus. 5.25 Verweerster heeft ter zitting nog naar voren gebracht dat een geheimhoudingsovereenkomst niet nodig is, omdat deze personen via artikel 11a van de Advocatenwet al verplicht zijn tot geheimhouding. De raad volgt verweerster niet in dit verweer. Immers, verweerster heeft op grond van gedragsregel 3 lid 2 de verantwoordelijkheid om passende maatregelen te treffen ter handhaving van die vertrouwelijkheid. Dat familieleden van een advocaat bij dossiers van cliënten kunnen, zonder dat deze familieleden op enige wijze betrokken zijn bij de praktijkvoering, verhoudt zich daar in ieder geval niet mee. Daarbij is tijdens de zitting door verweerster naar voren gebracht dat haar zus verantwoordelijk is voor het doorzenden van de digitale dossiers aan de waarnemer, indien waarneming noodzakelijk is. Door het sluiten van een geheimhoudingsovereenkomst met derden wordt ervoor gezorgd dat deze derden zich bewust zijn van de geheimhoudingsplicht en heeft verweerster een mogelijkheid om hen daar ook aan te houden. Dit kan dan ook als minimale eis worden gesteld ter handhaving van de vertrouwelijkheid. Privacyverklaring 5.26 Evenals de vooronderzoeker, acht de raad de privacyverklaring van verweerster onvoldoende. De privacyverklaring is van algemene aard en gericht op bezoekers van de website, terwijl deze niet ingaat op de gegevensverwerking die noodzakelijk is voor de dienstverlening van verweerster. Zo blijkt daar onder meer niet uit dat persoonsgegevens gebruikt kunnen worden voor bijvoorbeeld de uitvoering de dienstverlening of het voldoen aan wettelijke plichten zoals de Wwft. Het komt de raad voor dat verweerster aan deze onderwerpen onvoldoende aandacht heeft besteed bij het opstellen van haar privacyverklaring. Typerend daarvoor is dat haar eigen voornaam onjuist is opgenomen in de privacyverklaring. Derdengelden 5.27 Het is de vooronderzoeker gebleken dat verweerster niet (meer) beschikt over een stichting beheer derdengelden en dat zij ook niet meer als bestuurder geregistreerd staat bij de stichting van haar voormalige kantoorgenoten. Dit onderdeel behoeft daarom geen verdere bespreking. Opleidingspunten en deelnamebewijzen 5.28 De vooronderzoeker heeft in haar bevindingen geen tekortkomingen waargenomen ten aanzien van de door verweerster te behalen opleidingspunten. De deken heeft ter zitting verklaard dat hij op 15 mei 2025 nog de melding kreeg dat verweerster niet heeft voldaan aan de CCV-opgave over 2024, maar hij vermoedt dat dat nu wel in orde is. Dit onderdeel behoeft daarom geen verdere bespreking. Conclusie 5.29 Verweersters kantoororganisatie voldoet op meerdere punten niet aan de daaraan te stellen eisen. Het dekenbezwaar is in zoverre gegrond.
6 MAATREGEL 6.1 De kantoororganisatie van verweerster heeft langdurig niet voldaan aan de basisverplichtingen die gelden voor de advocatuur. Na diverse kantoorbezoeken heeft zij aanwijzingen van de deken consequent niet tot nauwelijks opgevolgd. In de loop der jaren volgt uit de kantoorbezoeken dat verweerster weliswaar steeds kleine aanpassingen doorvoert na kritiek vanuit de deken, maar dat deze aanpassingen halfslachtig en niet altijd duurzaam worden uitgevoerd. Zo wijst de raad bijvoorbeeld op het aanpassen van de naamgeving op haar website. 6.2 Ernstiger is dat verweerster nauwelijks werk heeft gemaakt van het verbeteren van de essentiële onderdelen van haar werk, zoals de wijze waarop zij haar dossiers beheert. Meerdere dekens hebben al sinds 2013 tekortkomingen gesignaleerd in de werkwijze van verweerster, terwijl ook de tuchtuitspraken naar aanleiding van klachten tegen verweerster het beeld scheppen dat verweerster structureel tekortschiet in de organisatie van haar praktijk in het bijzonder waar het de financiële afspraken met cliënten betreft. Die kritiek wordt door verweerster gebagatelliseerd, omdat zij haar eigen werkwijze wel correct en werkbaar vindt. Verweerster miskent daarmee dat ook het correct bijhouden van dossiers behoort tot de zorg voor de cliënt. Niet alleen moeten cliënten erop kunnen vertrouwen dat hun dossiers bij verweerster in goede handen zijn, maar moet verweerster er ook zorg voor dragen dat deze dossiers bijgewerkt, helder geordend en snel in te zien zijn voor het geval een waarnemer plotseling een zaak moet overnemen. Over dat laatste uit de deken ook terechte zorgen. Verweerster lijkt het belang van goede waarneming ten behoeve van de cliënten niet in te zien. Dat beeld wordt voor de raad versterkt door de toelichting van verweerster dat zij ook tijdens haar schorsing van zes weken geen waarnemer heeft ingeschakeld. 6.3 Daar komt bij dat verweerster een laconieke houding aanneemt richting de deken en de tuchtrechter. Zo had verweerster bij het kantoorbezoek van 7 februari 2025 door de vooronderzoeker geen dossiers gereed liggen, met als gevolg dat de vooronderzoeker ook naar het huisadres van verweerster moest reizen om daar bij haar thuis dossiers in te zien. 6.4 De raad kan niet anders concluderen dan dat verweerster een fundamenteel gebrek aan inzicht heeft in de verantwoordelijkheden en verplichtingen van advocaten, die bedoeld zijn om de belangen van hun cliënten op juiste wijze te kunnen behartigen. Zij is daar herhaaldelijk op gewezen sinds 2013, maar het is zelfs in 2025 niet op orde. Dit staat niet op zichzelf, maar dat beeld wordt versterkt door het tuchtrechtelijk verleden van verweerster, waar ook de deken in zijn klacht naar verwijst en zoals dat vanaf overweging 2.3 tot 2.17 in de tussenbeslissing is weergegeven. Verweerster heeft langdurig onvoldoende blijk gegeven dat zij zich bewust is van de voor de advocatuur elementaire beginselen en regelgeving. De raad is van oordeel dat verweerster niet langer thuishoort in de advocatuur. Daarom wordt de maatregel van schrapping opgelegd.
7 KOSTENVEROORDELING 7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het dekenbezwaar gegrond; - legt aan verweerster de maatregel van schrapping op, - ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing; - veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.2.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. N. de Boer, W.R. Arema, A. Schaberg en E.A.L. van Emden, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 11 augustus 2025