Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2025:193
Zaaknummer
25-410/AL/MN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de voormalige eigen advocaat. Het dossier dat verweerder aan de nieuwe advocaat van klager heeft doorgezonden was niet onvolledig. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 18 augustus 2025
in de zaak 25-410/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 23 juni 2025 met kenmerk Z 2386411/MK, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 6.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan als advocaat in een strafrechtelijke procedure. Klager heeft daarna mr. A benaderd voor het doen van een herzieningsverzoek.
1.2 Op 27 september 2023 heeft mr. A aan het kantoor van verweerder geschreven:
“(…) Graag zou ik beschikken over processtukken in de zaak van [klager]. Kunt u mij s.v.p. de processtukken van het Gerechtshof toesturen, bij voorkeur digitaal? (…)”
1.3 Op 5 oktober 2023 heeft de kantoorgenoot van verweerder de gevraagde processtukken aan mr. A verstuurd.
1.4 Op 21 oktober 2024, door de deken ontvangen op 29 oktober 2024, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
1.5 Op 4 november 2024 heeft verweerder aan mr. A geschreven:
“[Klager] heeft aan ons verzocht om te beoordelen of zijn zaak voor herziening in aanmerking zou komen. Wij hebben hem naar u verwezen voor deze beoordeling. U heeft de opdracht aanvaard en vervolgens hebben wij het dossier aan u overgedragen. Hij heeft tegen mij een klacht ingediend, omdat de overdracht van het dossier niet volledig zou zijn. Wij betwisten dat. Ik heb ook geen bericht van u gehad dat het dossier niet volledig zou zijn. Bovendien bezit cliënt zelf over het dossier. Graag verneem ik uw reactie hierop, zodat ik de Orde hierover kan berichten.”
1.6 Op 25 november 2024 heeft mr. A aan verweerder geschreven:
“(…) Uit de eerste analyse van de door u toegezonden stukken bleek dat het ging om de belangrijkste processtukken uit de zaak. Ten behoeve van onze eerste werkzaamheden (eerste voorlopige beoordeling van de herzieningsmogelijkheden) was het dossier voor ons op dat moment voldoende en wij hebben u hierna niet meer verzocht om aanvullende stukken. Er is dus wat ons betreft geen sprake van een situatie waarin u geen volledig dossier aan ons zou hebben overgedragen.”
2. KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door klagers complete dossier niet aan zijn opvolgende advocaat te verstrekken.
3. VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4. BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Naar vaste jurisprudentie van het hof van discipline dient de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, onder andere inhoudende dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Artikel 10a van de Advocatenwet bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen.
Beoordeling
4.2 Verweerder(s kantoorgenoot) heeft het dossier op verzoek van mr. A doorgezonden. Mr. A heeft verklaard geen onvolledig dossier te hebben gekregen. De klacht komt dus niet overeen met de feiten en mist daarmee feitelijke grondslag. De klacht is kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 18 augustus 2025