Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2025:124
Zaaknummer
25-433/DB/OB
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Niet gebleken dat (1) verweerder in de medische tuchtzaken een of meerdere stellingen (bij herhaling) heeft geponeerd en een voorstelling van zaken heeft gegeven, waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren; (2) zich onnodig grievend heeft uitgelaten; (3) door zijn optreden de belangen van klagers onnodig of onevenredig heeft geschaad en/of heeft geprobeerd die belangen onnodig of onevenredig te schaden. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 29 augustus 2025
in de zaak 25-433/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van 27 juni 2025 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 6 mei 2021 is de heer S, zijnde de vader van klager sub 1 en echtgenoot van klaagster sub 2, overleden.
1.2 Klagers hebben tuchtklachten ingediend tegen een drietal artsen, die wijlen de heer S hadden behandeld. Verweerder heeft deze artsen in de tuchtrechtelijke procedures als advocaat bijgestaan en namens hen verweer gevoerd.
1.3 Op 25 december 2024 hebben klagers tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende:
1. Verweerder heeft in de medische tuchtzaken een of meerdere stellingen (bij herhaling) geponeerd en een voorstelling van zaken gegeven, waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist waren;
2. Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten;
3. Verweerder heeft door zijn optreden de belangen van klagers onnodig of onevenredig geschaad en/of heeft geprobeerd die belangen onnodig of onevenredig te schaden.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Toetsingskader
Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.
4.2 Klagers verwijten verweerder samengevat dat hij (klachtonderdeel 1) stellingen heeft geponeerd waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, (klachtonderdeel 2) zich onnodig grievend heeft uitgelaten en (klachtonderdeel 3) de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad of heeft geprobeerd te schaden. Verweerder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.
4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat klagers onaangenaam zijn getroffen door het verweer dat verweerder namens zijn cliënten heeft gevoerd. Echter, onwelgevallige uitlatingen van de advocaat van een wederpartij zijn niet zonder meer in tuchtrechtelijke zin ontoelaatbaar. Daarvan is pas sprake als uitlatingen bijvoorbeeld apert onjuist zijn of in redelijkheid geen bijdrage kunnen leveren aan het debat. Daarvan is de voorzitter in de onderhavige zaak niet gebleken. Verweerder heeft gebruik gemaakt van het feitenmateriaal dat zijn cliënten hem hadden verschaft. Op basis van de overgelegde stukken is niet gebleken is dat het hier ging om informatie waarvan verweerder wist of had moeten weten dat deze onjuist was. Indien en voor zover klagers het met de door verweerder naar voren gebrachte standpunten niet eens waren of deze naar de mening van klagers feitelijke onjuistheden bevatten, konden zij daarop in de medische tuchtprocedure reageren. De procedure bij de raad van discipline is er niet voor bedoeld om de reeds gevoerde medisch tuchtrechtelijke procedure(s) over te doen. Het was aan de medische tuchtrechter, en thans niet aan de advocatentuchtrechter, om te oordelen over de geschilpunten die partijen in het medisch tuchtrechtelijk geschil verdeeld hielden. Dat verweerder onnodig grievende uitlatingen heeft gedaan, blijkt niet uit de overgelegde stukken, en dat verweerder de belangen van klagers nodeloos of onevenredig heeft geschaad of heeft geprobeerd te schaden, evenmin.
4.4 De voorzitter komt tot de slotsom dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. De voorzitter zal de klacht op grond van het voorgaande in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 augustus 2025
