Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-08-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2025:187

Zaaknummer

24-737/AL/MN

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. De tuchtrechter is in het kader van de klachtprocedure niet bevoegd om te oordelen over achterliggende geschillen, zoals de civiele procedures tussen klager en de cliënte van verweerster. De voorzitter zou buiten zijn bevoegdheid en de kaders van de klachtprocedure treden als hij een inhoudelijk oordeel zou hebben gegeven over de vraag die partijen verdeeld houdt. De raad begrijpt dat klager daar anders over denkt, maar dat betekent niet dat de voorzittersbeslissing onjuist is. Het verzet van klager slaagt niet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 4 augustus 2025 in de zaak 24-737/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 januari 2025 op de klacht van:

 

klager

over:

verweerster gemachtigde: mr. M. Boender-Radder, advocaat te Den Haag.

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 10 januari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 10 oktober 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2295411/FM/SD van de deken ontvangen. 

1.3    Op 13 januari 2025 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) op de klacht beslist en de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum aan partijen verstuurd. 

1.4    Op 21 januari 2025 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 

1.5    De raad heeft het verzet inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2025. Klager, verweerster en de gemachtigde van verweerster waren daarbij aanwezig. 

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlage. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager en verweerster overgelegde en voorgelezen pleitnota’s en van hetgeen partijen ter zitting voor het overige naar voren hebben gebracht.

 

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat verband heeft klager – samengevat – het volgende gesteld. 

De voorzittersbeslissing is onbegrijpelijk, omdat de voorzitter op grond van dezelfde feiten tot een andere conclusie is gekomen dan de voorzitter die heeft geoordeeld over de klacht over mr. G., de kantoorgenoot van verweerster. Dit is in strijd met de beginselen van een goede procesorde en fundamentele rechtsbeginselen. Gelijke gevallen moeten gelijk worden behandeld. Wanneer twee tuchtrechters in dezelfde zaak tot verschillende beslissingen komen tast dit het vertrouwen in kwaliteit, onpartijdigheid en consistentie van de tuchtrechtspraak. De voorzitter gaat in zijn beslissing voorbij aan de zeer uitgebreide beschrijving van de feiten en hij heeft niet gemotiveerd waarom verweerster mocht afgaan op de informatie van haar cliënte.  Verder heeft de voorzitter het tuchtrecht onjuist toegepast door te overwegen dat het niet tot de taak van de tuchtrechter behoort om over de juistheid van de standpunten in civielrechtelijk geschil een oordeel te geven. Tot slot heeft klager gesteld dat het onjuist is dat hij in zijn klacht alleen feiten poneert en nog niet tot een begin van onderbouwing van zijn klachten zou zijn gekomen. De klacht is wel onderbouwd en verweerster heeft daartegen ook gemotiveerd verweer gevoerd.    

2.2    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

 

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad ziet op grond van de stukken en de ter zitting afgelegde verklaringen geen aanleiding om aan de juistheid van de voorzittersbeslissing te twijfelen. Het verzet slaagt dan ook niet.   Het feit dat de voorzitter van de Raad van Discipline Den Haag ten aanzien van de klacht over mr. G. een andere route heeft gekozen en die klacht op zitting heeft behandeld, betekent niet dat de voorzittersbeslissing op de klacht over verweerster onjuist is. Het is aan de voorzitter om te bepalen of een klacht schriftelijk kan worden afgedaan of dat er op grond van het klachtdossier aanleiding is om een klacht op zitting te behandelen. Van strijd met de goede procesorde en/of fundamentele rechtsbeginselen is daarbij geen sprake. Verder stelt de raad vast dat de voorzitter heeft gemotiveerd waarom verweerster zonder nader onderzoek mocht afgaan op de informatie van haar cliënte door erop te wijzen dat sprake was van feitelijke informatie en dat klager tegen volgens hem onjuiste feiten of standpunten verweer heeft kunnen voeren. De raad kan uit de overgelegde stukken niet afleiden dat sprake was van zodanige bijzondere omstandigheden dat verweerster de juistheid van de informatie die zij van haar cliënte kreeg had moeten verifiëren. Het gegeven dat klager een andere kijk heeft op de informatie die verweerster van haar cliënte heeft gekregen, betekent niet dat de voorzittersbeslissing op dit punt onjuist of ongemotiveerd is.  Daarnaast merkt de raad op dat de tuchtrechter in het kader van de klachtprocedure niet bevoegd is om te oordelen over achterliggende geschillen, zoals de civiele procedures tussen klager en de cliënte van verweerster. De voorzitter zou buiten zijn bevoegdheid en de kaders van de klachtprocedure treden als hij een inhoudelijk oordeel zou hebben gegeven over de vraag die partijen verdeeld houdt, namelijk of wel of geen sprake is van een woongroep. De raad begrijpt dat klager daar anders over denkt, maar dat betekent niet dat de voorzittersbeslissing onjuist is. Tot slot leidt de raad uit de voorzittersbeslissing af dat de voorzitter gemotiveerd heeft geoordeeld dat klager onderdelen b), c), d) en e) van zijn klacht niet met relevante stukken heeft onderbouwd. Het is duidelijk dat klager daar anders over denkt, maar dat betekent niet dat de voorzittersbeslissing onjuist is. Het feit dat verweerster gemotiveerd verweer tegen deze klachtonderdelen heeft gevoerd, maakt dat niet anders. Verweerster heeft de verwijten die klager haar maakt in haar verweer immers inhoudelijk betwist, zodat de juistheid van de verwijten zonder nadere feitelijke onderbouwing niet is vast te stellen. 

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. S.M. Bosch-Koopmans,      H. van Katwijk, M. Lont en J.G. Molenaar, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2025.

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden op : 4 augustus 2025