Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-08-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2025:157

Zaaknummer

25-014/DH/RO

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Verweerster is tekortgeschoten in haar communicatie met en bijstand aan klaagster. Zij heeft belangrijke informatie en adviezen niet vastgelegd, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verweerster klaagster daadwerkelijk heeft geïnformeerd en geadviseerd. Verweerster heeft klaagster ook niet op de hoogte gehouden van de te verwachten kosten, zoals wel was afgesproken. Na het teleurstellende vonnis heeft verweerster klaagster bovendien niet voorzien van een deugdelijk advies over het instellen van hoger beroep. Verweerster heeft daarmee op meerdere punten en momenten tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klaagster. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 4 augustus 2025 in de zaak 25-014/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klaagster  gemachtigde: mr. A.J. Oskam

over

verweerster  gemachtigde: mr. D.L. van Dam

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 7 juni 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 9 januari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2025/002 van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 23 juni 2025. Daarbij waren klaagster, verweerster en haar gemachtigde aanwezig. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 22. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail (met bijlagen) van verweerster van 6 juni 2025.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klaagster heeft haar woning laten verbouwen. Zij was niet tevreden over hoe de verbouwing verliep.  2.3    Klaagster heeft verweerster benaderd voor bijstand. Op 10 maart 2022 heeft verweerster de opdracht bevestigd. In deze brief is onder meer opgenomen: “bevestig ik langs deze weg dat wij jou graag bijstaan in de kwestie rondom [wederpartij]. Jij hebt ons verzocht jou te adviseren omtrent de door [wederpartij] niet dan wel ondeugdelijk uitgevoerde verbouwingswerkzaamheden. (…)) De werkzaamheden aan de woning zouden in eerste instantie in juli 2021 starten en circa 6 weken in beslag nemen. Uiteindelijk zijn de werkzaamheden in december 2021 aangevangen en kan jij, tot op de dag vandaag, nog geen gebruik maken van jouw woning omdat de werkzaamheden niet zijn afgerond en, als gevolg van die werkzaamheden, het ene na het andere probleem zich voordoet. Dit geldt tevens voor de vloed; door onjuiste werkzaamheden aan de zijde van [B] laat de door [X] geplaatste vloer inmiddels los. (…) De werkzaamheden zullen door ons worden verricht tegen het gereduceerde uurtarief van € 200,- exclusief btw. (…) Eventuele externe kosten, zoals een deurwaarder of proceskosten worden volledig doorbelast. Wij spraken af dat wij per ‘project’ prijsafspraken maken zodat jij niet voor verrassingen komt te staan. Voor deze eerste werkzaamheden stel ik het volgende voor: •    Onderzoek en bestudering stukken: max 1 uur; •    Brief aan [B]: max 2 uur; •    Brief aan [X]: max 30 minuten; •    Algemene correspondentie: max 1 uur.” 2.4    Bij brief van 11 maart 2022 heeft verweerster de advocaat van B bericht dat de werkzaamheden niet naar tevredenheid verliepen, waarbij ter illustratie elf voorbeelden zijn gegeven die slechts een greep zouden zijn uit diverse tekortkomingen. In de brief staat verder onder meer: “Nakoming overeenkomst Zoals hierboven reeds kort uiteengezet, heeft cliënte moeten constateren dat u toerekenbaar tekort ben gekomen in de nakoming van uw verplichtingen. Het gros van de werkzaamheden is niet afgerond of nog niet eens uitgevoerd. Namens cliënte stel ik u nog eenmaal in de gelegenheid om alle overeengekomen werkzaamheden uit te voeren en alle geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.  Namens cliënte verzoek en voor zover nodig sommeer ik u om binnen 48 uur na heden aan mij te bevestigen dat u aan deze sommatie gehoor zult geven, waarna ik graag binnen 5 dagen na heden een planning van u ontvang wanneer alle werkzaamheden zullen worden uitgevoerd en afgerond zodat oplevering van de werkzaamheden kan worden ingepland, bij gebreke waarvan ik mij namens cliënte het recht voorbereid nadere rechtsmaatregelen jegens u te treffen.” 2.5    Bij brief van 14 maart 2022 heeft B op alle posten gereageerd en zijn visie daarop gegeven. Hij heeft daarbij laten weten het werk de daaropvolgende week te willen afmaken.  2.6    Bij brief van 15 maart 2022 heeft verweerster aangekondigd dat het bedrijf T, met het oog op afronding en herstel van het werk, op 17 maart 2022 een inspectie van het werk zou verrichten.  2.7    Bij e-mail van 23 maart 2022 heeft T het volgende aan verweerster bericht: “Zoals met u besproken hebben wij op 17 maart jongstleden een inspectie verricht. Wij merken op dat de werkzaamheden nog niet zijn voltooid. Wij zijn echter van mening dat het werk dat tot nu toe is geleverd redelijk tot goed kan worden beoordeeld. Voor wat betreft de problemen met de geëgaliseerde afgewerkte vloer zijn wij van mening dat de oorzaak van de problemen is gelegen in het aanbrengen van de egalisatie laag. Wij hebben onze visie met betrekking tot de vloer gedeeld met de productspecialist (…). Ook deze is van mening dat de oorzaak is gelegen in het aanbrengen van de egaline. (…) Wij zijn nu bezig met het opstellen van het rapport. Zodra het gereed is zullen wij het documenten zenden naar [klaagster].’ 2.8    Op 4 april 2022 heeft verweerster per e-mail aan de advocaat van B geschreven: “Ondanks dat het definitieve rapport nog niet gereed is, heb ik van de expert inmiddels een eerste terugkoppeling ontvangen. (…) (i) Voor wat betreft de door uw cliënt uitgevoerde werkzaamheden merkt de expert op dat de werkzaamheden nog niet zijn voltooid, maar dat de werkzaamheden die zijn uitgevoerd kunnen beoordeeld als ‘redelijk goed’. (ii) Ten aanzien van de problemen met de geëgaliseerde afwerkvloer stelt de expert dat de oorzaak van de problemen is gelegen in het aanbrengen van de isolatielaag; hetgeen in opdracht van uw cliënt is gebeurd.   Uw cliënt zal dan ook moeten zorgdragen dat dit probleem wordt verholpen. Tevens verzoekt cliënt om de resterende werkzaamheden in te plannen en af te ronden.” 2.9    Op 6 april 2022 heeft de advocaat van B als volgt gereageerd: “Dank u voor onderstaande bericht. Het roept wel wat vragen op. Voorop staat dat cliënte onverminderd voornemens is deugdelijk na te komen. Voor alle openstaande punten waarover geen discussie zal ik om een planning vragen. U zult begrijpen dat het voor de vloer wat lastig is zonder dat wij de beschikking hebben over het rapport, al is het maar in concept, zodat exact duidelijk is wat de expert ervan vindt. (….) Ik vind het niet handig om te handelen op een weergave van het rapport, ik denk dat het beter is e.e.a. uit eerste hand te vernemen. Daartoe kan ik ook zelf met de deskundige overleggen over dienst bevindingen, in dat geval ontvang ik graag zijn contactgegevens.” 2.10    Op 13 mei 2022 heeft de advocaat van B aan verweerster laten weten dat het handig zou zijn als de expert inmiddels een definitief rapport zou hebben en heeft verweerster gevraagd aan te geven wanneer zij dat verwacht.  2.11    Op 22 juni 2022 heeft de advocaat van B aan verweerster onder meer geschreven: “Ten eerste zou ik graag van u het definitieve rapport van [T] ten aanzien van de problemen met de vloer ontvangen. (…) U zult begrijpen dat dit in verband met de actie richting de onderaannemer van groot belang is. Zou u dit zo spoedig mogelijk willen doen toekomen? Ten tweede zijn cliënten zo ongeveer klaar met hun werk zodat zij een vooroplevering hebben gedaan. Uw cliënte heeft daarbij een lijst werkzaamheden opgegeven die ik u bijgaand zend. Er ontstaat een nieuwe discussie, namelijk over of werkzaamheden klaar zijn of niet en of deze nog moeten worden gedaan of niet. U zult begrijpen dat cliënten hun meerwerk in ieder geval graag betaald zien en dat zij in ieder geval niet open staan voor nieuw meerwerk zolang het verrichte meerwerk niet is betaald. Uiteraard moeten en zullen zij nakomen hetgeen tussen partijen is afgesproken.” 2.12    Op 21 september 2022 heeft B klaagster gefactureerd voor het totaalbedrag van € 39.957,76, met een betalingstermijn van 14 dagen na de factuurdatum.  2.13    Op 30 september 2022 heeft verweerster aan de advocaat van B onder meer geschreven: “Tot op heden heb ik nog geen definitief rapport van [T]. Zodra ik het definitieve rapport heb ontvangen, zal ik dat aan u doorsturen. Hebt u op basis van het voorlopig oordeel van de expert al een terugkoppeling van de onderaannemer ontvangen? (…) Dit brengt cliënte tot het volgende: zij heeft uw cliënte ruimschoots in de gelegenheid gesteld de werkzaamheden conform afspraak en deugdelijk uit te voeren. Dit geldt tevens ten aanzien van de door cliënte geconstateerde tekortkomingen; uw cliënte is meermaals in de gelegenheid gesteld een en ander te herstellen, echter helaas zonder resultaat.  Aangezien uw cliënte telkens weigerde de afspraken na te komen en de werkzaamheden uit te voeren dan wel te herstellen, heeft cliënte in juli door een aannemer een second opinion laten uitvoeren betreffende de door uw cliënte uitgevoerde werkzaamheden in, aan en rondom haar woning. (…) De uitkomst van het rapport liegt er niet om; de werkzaamheden die door uw cliënt zijn uitgevoerd zijn (bijna) allemaal op een ondeugdelijke wijze uitgevoerd. Cliënte is het vertrouwen in uw cliënt dan ook totaal kwijt. Van herstelrecht aan de zijde van uw cliënt is dan ook geen sprake meer (…). Cliënte is dan ook van mening dat het beroep van cliënte op de uitzondering van artikel 7:759 BW kan worden gerechtvaardigd. Cliënte zal de resterende werkzaamheden alsmede het herstel door een derde laten uitvoeren en de daarmee gemoeide kosten op uw cliënt verhalen. Cliënt vordert derhalve geen nakoming en herstel meer, maar vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 BW. Cliënte heeft uw cliënt reeds in een eerder stadium ingebreke gesteld. Uw cliënt heeft de werkzaamheden niet afgerond en de tekortkomingen niet hersteld. Uw cliënt is derhalve ruimschoots in verzuim. Cliënte ziet zich dan ook genoodzaakt om de aannemingsovereenkomst met uw cliënt per direct te ontbinden. Voornoemde ontbinding brengt met zich mee dat cliënte het volledig door haar betaalde bedrag terugvordert van uw cliënt.” 2.14    Op 20 oktober 2022 heeft de advocaat van B gereageerd en onder meer geschreven dat het expertiserapport niet is overgelegd.  2.15    Op 1 november 2022 heeft T haar (aangepaste) rapport aan verweerster toegezonden. 2.16    Op 21 december 2022 heeft B klaagster gedagvaard en gevorderd dat klaagster wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 39.957,76 voor de overeengekomen en door B uitgevoerde werkzaamheden.  2.17    Verweerster heeft een conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie ingediend. Het rapport van T is als bijlage bij deze conclusie gevoegd. De eis in reconventie houdt – kort gezegd – in dat voor recht zou worden verklaard dat B toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming jegens klaagster, dat de aannemingsovereenkomst rechtsgeldig door klaagster is ontbonden en dat B wordt veroordeeld tot (terug)betaling aan klaagster. 2.18    Bij vonnis van 27 september 2023 heeft de rechtbank (in conventie) de vordering van B toegewezen en klaagster veroordeeld om aan B te betalen € 39.957,76, plus buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.174,58 en proceskosten ad € 5.306,33. Dit deel van het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft klaagsters vordering in reconventie afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten ad € 1.880,-. In het vonnis is onder meer overwogen: “5.2. (…) Vooropgesteld wordt dat een aannemer goed en deugdelijk werk dient af te leveren. Als dat niet gebeurt, is dat in beginsel een tekortkoming waarvoor de aannemer aansprakelijk is. Uit de wet volgt welke acties de opdrachtgever en de aannemer in dat geval dienen te ondernemen. Voor zover sprake is van (een) tekortkoming(en), wat [B] in dit geval betwist, geldt op grond van artikel 7:759 lid 1 BW dat indien het werk na oplevering gebreken vertoont waarvoor de aannemer aansprakelijk is, de opdrachtgever, tenzij zulks in verband met de omstandigheden niet van hem kan worden gevergd, aan de aannemer de gelegenheid moet geven de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. (…) Daarom kan de opdrachtgever de gebreken pas voor eigen rekening laten wegnemen en de kosten daarvan als vervangende schadevergoeding op de aannemer verhalen als de aannemer niet aan de geboden herstelmogelijkheid voldoet. 5.3. (…) [Klaagster] heeft [B] met haar brief van 11 maart 2022 (…) in gebreke gesteld en in algemene bewoordingen gelegenheid gegeven tot herstel van de vermeende tekortkomingen. (…) [B] heeft drie dagen later op elk van de punten in de lijst gereageerd, de inhoud op sommige punten betwist en op andere punten, anders dan [klaagster] aanvoert, aangegeven bereid te zijn tot herstel (…). Om tot dat herstel over te kunnen gaan, spreekt voor zich dat [B] moet weten wat er precies moet worden hersteld. In het licht van de discussie heeft [klaagster] het bedrijf [T] als deskundige ingeschakeld. Hoewel het onderzoek van de deskundige al kort daarna plaatsvond, bleef het rapport met bevindingen uit. De e-mail van [T] van 23 maart 2022 (…) bevat geen concrete aanknopingspunten om herstelwerkzaamheden te gaan verrichten. Hetzelfde geldt voor het bericht van de advocaat van [klaagster] van 4 april 2022 (…), dat slechts een onvolledige weergave geeft van wat [T] aan [klaagster] heeft laten weten. Niettemin hebben partijen intussen overleg gevoerd en heeft [B] nadien werkzaamheden uitgevoerd (…). Dit onderschrijft dat [B] de kwestie niet op zijn beloop heeft gelaten en dat er bij [B] wel degelijk bereidheid was tot herstel van de werkzaamheden waarover geen discussie (meer) bestond. [B] meende te hebben gedaan wat zij op grond van opdracht behoorde te doen en vervolgens heeft zij haar werkzaamheden als opgeleverd beschouwd. De daarna ontstane discussie over opleverpunten vergt, naast duidelijkheid over de precieze inhoud van de overeenkomst, een deskundig en onafhankelijk oordeel over (de kwaliteit van) het verrichte werk. (…) Dit alles maakt dat [B] – in elk geval ten aanzien van de vloer – terecht wachtte op het rapport van [T]. [B] heeft daar ook herhaaldelijk (…) maar tevergeefs om gevraagd. Ook op concrete vragen en opmerkingen van [B] naar aanleiding van de door [klaagster] opgestelde lijst van (overige) nog te verrichten (herstel)werkzaamheden heeft [klaagster] niet adequaat gereageerd. Het is dus niet aan de onwil van [B] te wijten dat (herstel van) het resterende werk lang stil heeft gelegen, maar aan een gebrek aan voortvarend en adequaat reageren aan de zijde van [klaagster]. Dat de vertraging mede te wijten is aan een kantoorwissel van de advocaat van [klaagster] (zoals tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is gekomen), kan [B] niet worden tegengeworpen. 5.4. Onder deze omstandigheden kan niet worden volgehouden dat [klaagster] aan [B] een redelijke mogelijkheid tot herstel heeft geboden, laat staan dat de termijn daarvoor onbenut is verstreken. Voor zover [B] al gehouden was tot herstel, is het niet nakomen van die verbintenis niet aan haar maar aan de (nalatige) houding van [klaagster] te wijten. Daarbij speelt een rol dat [klaagster] [B] expliciet heeft laten weten het vertrouwen in [B] te hebben verloren, de overeenkomst tussen partijen te willen ontbinden en geen prijs te stellen op herstel door [B] (…). Hiermee is het [B] onmogelijk gemaakt om resterende (herstel)werkzaamheden uit te voeren. Dit betekent dat [B] niet in verzuim is geraakt, maar dat sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van [klaagster] (art. 6:59 BW). (…)” 2.19    Op 28 september 2023 heeft de advocaat van B verweerster aangeschreven over het door klaagster op grond van het vonnis te betalen bedrag. 2.20    Op 2 oktober 2023 heeft verweerster aan klaagster onder meer geschreven: “Hoe groot ik de kans van slagen in een hoger beroep acht, kan ik niet in percentages aangever. Ik kan alleen maar zeggen dat ik nog steeds van mening ben dat jullie het bij het rechte eind hadden en hebben; er is een overeenkomst gesloten, er is sprake van een fatale termijn en er is niet geleverd.’ 2.21    In oktober 2023 heeft verweerster, namens klaagster, met de advocaat van B gecorrespondeerd over een te treffen regeling. Begin november 2023 is het tot een akkoord gekomen tussen klaagster en B.

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:  a)    Er is onvoldoende inzicht geboden in de te kiezen strategie, en er is onvoldoende voortvarend gehandeld. Toelichting: Na inschakeling van de expert heeft verweerster geen enkel inhoudelijk advies gegeven. Het definitieve rapport van de expert kwam maar niet, maar verweerster heeft onvoldoende voortvarendheid betracht om het definitieve rapport te verkrijgen. Ook heeft verweerster niet de verschillende keuzes geschetst die op dat moment gemaakt konden of moesten worden. Enig advies over de eventuele gegrondheid van het weerwoord van de wederpartij en hoe dat het beste weerlegd kon worden is nooit gegeven. Verweerster heeft nagelaten te schetsen hoe een eventuele procedure zou verlopen, heeft geen processtrategie besproken en heeft de proces- en financiële risico’s niet inzichtelijk gemaakt.  b)    Er is niet, althans onvoldoende, gewaarschuwd voor de risico’s van ontbinding van de overeenkomst op het moment waarop dat is gebeurd; de rechter heeft vervolgens geoordeeld dat klaagster op dat moment de overeenkomst nog niet kon ontbinden omdat zij de wederpartij onvoldoende gelegenheid  heeft geboden om alsnog na te komen.  Toelichting: Het wordt klaagster in het vonnis verweten dat zij de wederpartij geen of onvoldoende mogelijkheid tot herstel heeft geboden, als gevolg waarvan sprake is van schuldeisersverzuim, waardoor de overeenkomst niet kon worden ontbonden. Klaagster heeft hier verweerster gevolgd en verweerster deed ook steeds de communicatie met de wederpartij. Op enig risico is door verweerster nooit gewezen, ook niet op het risico dat het zonder definitief expertiserapport niet was vast te stellen aan wier zijde het gelijk lag. Verweerster heeft niet gewaarschuwd voor de risico’s van een ingebrekestelling zonder definitief rapport van een schade-expert maar heeft ondeugdelijk in gebreke gesteld en op oneigenlijke gronden aan de wederpartij gemeld tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan. Klaagster is van mening dat verweerster hiermee niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening van haar mag worden verwacht.  c)    Er is geen inzicht gegeven in de te verwachten kosten, waaronder de proceskoten van de wederpartij waarin klaagster veroordeeld kon worden.  Toelichting: Na de eerste prijsafspraak heeft verweerster geen enkele prijsafspraak meer gemaakt, noch aangekondigd welke stappen er gemaakt moesten c.q. konden worden en welke kosten daaraan verbonden zouden zijn.  d)    Er is geen advies gegeven over de kansen en risico’s van het instellen van hoger beroep tegen het teleurstellende vonnis van de rechtbank.  Toelichting: Verweerster heeft klaagster gewezen op de mogelijkheid en termijn voor het instellen van hoger beroep, maar zij heeft klaagster op geen enkele manier geïnformeerd over de kansen en risico’s van het eventuele instellen daarvan.  3.2    De raad zal hierna op de klachtonderdelen ingaan. 

4    VERWEER  4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd.  4.2    Klachtonderdeel a): Verweerster betwist dit verwijt. Zij heeft toegelicht wat zij met klaagster heeft besproken, maar kan dit niet onderbouwen, aangezien zij door de overstap van kantoor een deel van haar inbox mist en omdat zij mondelinge gesprekken en afspraken niet schriftelijk heeft vastgelegd. Zij betwist ook onvoldoende voortvarend te zijn geweest en heeft daarbij gewezen op de moeilijkheden bij haar vorige kantoor c.q. kantooroverstap en privéomstandigheden. 4.3    Klachtonderdeel b): Verweerster stelt dat een ingebrekestelling niet nodig was, omdat B een fatale termijn met klaagster overeen was gekomen. Deze fatale termijn was afgelopen, maar de werkzaamheden waren nog niet afgerond. Om onzekerheid te voorkomen heeft verweerster geadviseerd wel een ingebrekestelling te versturen en daarin nakoming te verzoeken. Klaagster had echter geen vertrouwen meer in B. Verweerster heeft met klaagster besproken dat als B bereid zou zijn tot herstel, een dergelijk aanbod zou moeten worden geaccepteerd. B is meermaals in de gelegenheid gesteld de gebreken te herstellen. Verweerster stelt dat de rechter op onjuiste gronden tot het oordeel is gekomen dat klaagster niet had mogen ontbinden en dat B onvoldoende gelegenheid zou zijn geboden tot herstel. Er was immers een fatale termijn overeen gekomen en het werk was niet binnen die termijn uitgevoerd. 4.4    Klachtonderdeel c) Verweerster erkent dat er, na de eerste ureninschatting, geen nadere prijsafspraken zijn gemaakt. Zij heeft maandelijks gedeclareerd voor de werkzaamheden voor een totaal van € 11.060,-. Klaagster heeft nimmer om een nieuwe kostenopgave gevraagd. Het is correct dat er niet is gesproken over de hoogte c.q. het concrete bedrag van de mogelijke proceskostenveroordeling. 4.5    De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan. 

5    BEOORDELING Toetsingskader 5.1    Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.  5.2    De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toets aan de norm van artikel 46 van de Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij die toets.  5.3    In gedragsregel 16 is beschreven dat een advocaat gehouden is om zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie. Ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil moet de advocaat die belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt bevestigen. Klachtonderdeel a) – inzicht in strategie en voortvarendheid 5.4    Dit verwijt ziet er allereerst op dat verweerster (na inschakeling van expert T) geen inhoudelijk advies heeft gegeven, klaagster niet heeft geadviseerd over de strategie en (financiële) risico’s en de verschillende keuzes die gemaakt konden en moesten worden. Het verwijt is daarmee feitelijk dat verweerster klaagster onvoldoende heeft voorgelicht en meegenomen in gemaakte en te maken keuzes. Verweerster stelt klaagster te hebben voorgelicht en geadviseerd, maar zij heeft dit niet schriftelijk vastgelegd. Dit terwijl het op de weg van verweerster lag om belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen, zodat achteraf daarover geen onduidelijkheid kan bestaan. Dat verweerster dit niet heeft gedaan komt voor haar rekening en risico. De raad kan daarmee niet vaststellen dat verweerster klaagster (voldoende) heeft geadviseerd over de strategie en de te maken keuzes. Daarvan kan haar een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.  5.5    Dit verwijt ziet verder op het gebrek aan voortvarendheid bij het verkrijgen van het definitieve rapport van expert T. Deze expert heeft half maart 2022 een inspectie verricht en kort daarna de voorlopige bevindingen per mail met verweerster gedeeld. Vervolgens heeft het tot het najaar van 2022 geduurd voor het daadwerkelijke rapport van de expert werd opgeleverd, terwijl de wederpartij meermaals aandrong op verstrekking van het (definitieve) rapport. Het lag op verweersters weg om dit op te volgen en bij de expert aan te dringen op een snelle oplevering. Verweerster is daarin echter onvoldoende voortvarendheid geweest. Dat verweerster een moeizame kantoorwissel en privé een moeilijke tijd had, maakt dit niet anders. Verweerster heeft ook niet aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de relevante gegevens bij haar oude kantoor op te vragen. Voor zover dat zou zijn geweigerd door het oude kantoor, had verweerster, bijvoorbeeld, de tussenkomst van de deken kunnen vragen. Dergelijk stappen zijn door verweerster echter niet ondernomen. Verweerster valt daarom een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dit klachtonderdeel is gegrond. Klachtonderdeel b) – (risico’s) ontbinding 5.6    Dit verwijt ziet op de ontbinding van de overeenkomst met B. Dat verweerster klaagster op de risico’s hierover heeft gewezen, kan de raad niet vaststellen. Zoals bij klachtonderdeel a) al overwogen, ontbreekt het aan schriftelijke vastlegging door verweerster van wat er met klaagster is be- en afgesproken. Dat komt ook hier voor rekening en risico van verweerster. In zoverre is dit klachtonderdeel gegrond.  5.7    Dat is anders waar het de daadwerkelijke ingebrekestelling en ontbinding betreft. De rechter heeft zich daar in het vonnis van 27 september 2023 over uitgesproken. Dat klaagster in het ongelijk is gesteld en de procedure heeft verloren, betekent niet dat verweerster een (beroeps)fout heeft gemaakt. Het door verweerster in de procedure ingenomen standpunt over de ingebrekestelling en ontbinding is niet evident onpleitbaar. De tuchtrechter is niet bevoegd om te oordelen over de haalbaarheid van de door partijen ingenomen standpunten in de achterliggende civielrechtelijke procedure. Dit klachtonderdeel is daarom in zoverre ongegrond. Klachtonderdeel c) – prijsafspraak en proceskosten 5.8    Dit verwijt ziet op de gemaakte prijsafspraken, waar verweerster zich volgens klaagster niet aan heeft gehouden. In de opdrachtbevestiging is verweersters uurtarief opgenomen en is afgesproken dat verweerster vooraf per ‘project’ een prijsopgave zou sturen. Dat heeft verweerster niet gedaan. Zij heeft alleen maandelijks aan klaagster gefactureerd. Onduidelijk is of zij daarbij ook steeds een specificatie heeft verstrekt. Door de in de opdrachtbevestiging gemaakte (prijs)afspraken niet na te komen, heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad kan verder niet vaststellen dat verweerster klaagster heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van een proceskostenveroordeling en de te verwachten hoogte daarvan. Dat was wel verweersters taak. Ook daarvan kan haar een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is gegrond.  Klachtonderdeel d) – advisering hoger beroep 5.9    Dit verwijt ziet op de advisering voor het hoger beroep. De raad is van oordeel dat verweersters advies (in haar e-mail van 2 oktober 2023) niet voldoet aan dat wat van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat verwacht mag worden. Het advies is bijzonder summier en geeft geen duidelijkheid over de termijn voor het instellen van hoger beroep en de kansen en risico’s in hoger beroep. Verweerster had op dit punt meer en beter moeten adviseren. Dat klaagster het hoger beroep niet door verweerster wilde laten doen en dat het later tot een regeling is gekomen, maakt dit niet anders. Ook dit klachtonderdeel is gegrond. 

6    MAATREGEL 6.1    Verweerster is tekortgeschoten in haar communicatie met en bijstand aan klaagster. Zij heeft belangrijke informatie en adviezen niet vastgelegd, waardoor niet kan worden vastgesteld dat verweerster klaagster daadwerkelijk heeft geïnformeerd en geadviseerd. Verweerster heeft klaagster ook niet op de hoogte gehouden van de te verwachten kosten, zoals wel was afgesproken. Na het teleurstellende vonnis heeft verweerster klaagster bovendien niet voorzien van een deugdelijk advies over het instellen van hoger beroep. Verweerster heeft daarmee op meerdere punten en momenten tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld jegens klaagster. 6.2    De raad stelt vast dat verweerster een blanco tuchtrechtelijk verleden heeft. Zij heeft (deels) ook erkend dat zij niet correct heeft gehandeld, met name door adviezen en afspraken niet vast te leggen. De raad ziet daarin aanleiding om te volstaan met de maatregel van waarschuwing. 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING  7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 25,- reiskosten van klaagster, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat.  7.3    Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.  7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart klachtonderdelen a), c) en d) gegrond; -    verklaart klachtonderdeel b) deels gegrond en deels ongegrond; -    legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op; -    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster; -    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;  -    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, mrs. A. Schaberg, A.B. Baumgarten, G. Sarier en D.M. de Knijff, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2025.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 4 augustus 2025