Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-08-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2025:114
Zaaknummer
25-460/DB/OB
Zaaknummer
25-461/DB/OB
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in een erfrechtelijk geschil. Niet gebleken waarom het verzetschrift dat verweerder heeft opgesteld en klaagster heeft goedgekeurd onjuist zou zijn. Klaagster heeft vervolgens eenzijdig het contact afgehouden. Het stond verweerder vrij vervolgens zijn werkzaamheden neer te leggen. Niet gebleken dat er een maximumbedrag is afgesproken. Niet gebleken dat verweerder bemiddelingspogingen heeft gefrustreerd. Het stond verweerder vrij om een artikel te schrijven over het onderwerp dat in de verzetprocedure speelde, waarbij is verwezen naar de geanonimiseerde versie van de beschikking in klaagsters zaak. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 5 augustus 2025 in de zaken 25-460/DB/OB en 25-461/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brieven van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 11 juli 2205 met kenmerken 48|24|083K en 48|24|128K, en van de op de inventarislijsten genoemde bijlagen.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Verweerder is advocaat op het gebied van het erfrecht. Hij heeft klaagster per januari 2022 bijgestaan in een verzetprocedure tegen een door de vereffenaar ingediende uitdelingslijst, als bedoeld in artikel 4:218 lid 3 BW.
1.2 Op 11 januari 2022 hebben klaagster en verweerder een bespreking gehouden. Op 13 januari 2022 heeft verweerder een opdrachtbevestiging verstuurd. Op 17 januari 2022 heeft verweerder het door de vereffenaar gedeponeerde dossier ontvangen van de rechtbank. Op 20 januari 2022 heeft verweerder een conceptverzetschrift voorgelegd aan klaagster. Op 22 januari 2022 heeft klaagster op het concept gereageerd, aan de hand waarvan verweerder het concept heeft aangepast. Op 25 januari 2022 is het verzetschrift binnen de termijn ingediend.
1.3 Op 3 februari 2022 en 11 april 2022 heeft verweerder klaagster geïnformeerd over de ontwikkelingen in de zaak. De rechtbank heeft op 2 mei 2022 medegedeeld dat de mondelinge behandeling op 21 oktober 2022 is gepland. Verweerder heeft dit aan klaagster doorgegeven, met de mededeling dat hij in september 2022 weer contact met haar zou opnemen.
1.4 Op 26 september 2022 hebben klaagster en verweerder een bespreking gehouden over het verloop van de procedure, de opvolging en de mogelijkheid om een schikking te treffen. Verweerder heeft de inhoud van het gesprek aan klaagster schriftelijk bevestigd, voorzien van een conceptbrief voor de vereffenaar. Verweerder heeft daarna geen contact meer kunnen krijgen met klaagster, totdat zij op 17 oktober 2022 een aangetekende brief, met als onderwerp “Verschil van inzicht” aan verweerder heeft gestuurd:
“Op grond van de inhoud van het verzetschrift in het kader van de procedure inzake de vereffening van de nalatenschap van [naam] en het daarmee verband houdende gesprek met toelichting van 26 september 2022 op uw kantoor in Amsterdam is duidelijk geworden dat er tussen u en ondergetekende een onoverbrugbaar fundamenteel verschil van mening bestaat over de rol en werkzaamheden met de daarmee samenhangende in rekening gebracht vergoeding van [vereffenaar].
(…) U bent van mening dat betrokken notaris wel recht heeft op een vergoeding van Euro 42.484,07 en geen recht zou hebben op een vergoeding van Euro 93.411,56 als gevolg van een door de rechtbank onrechtmatig verstrekte machtiging.
Ondergetekende is van mening dat de betrokken notaris geen recht heeft op de in rekening gebrachte vergoeding van Euro 42.484,07 en ook geen recht heeft op de in rekening gebrachte vergoeding van Euro 93.411,56 vanwege het feit dat de betrokken notaris zowel de rechtbank als de erfgename heeft misleid op grond van het feit dat de betrokken notaris vanwege het toereikende batige saldo van de vereffening inclusief de vergoeding voor de door de notaris verrichte werkzaamheden in het kader van de vereffening had moeten afronden en de saldi had moeten uitboeken.(…)”
1.5 Verweerder heeft op 18 oktober 2022 gereageerd:
“(…) Voordat ik op de voorbereiding van de zitting in ga, eerst een korte reactie op jouw brief. Naar mijn mening bestaat er tussen ons geen verschil van inzicht over de stellingen van [de vereffenaar]. Ik heb namelijk helemaal niet aangegeven de mening toegedaan te zijn dat hij/zijn kantoor recht heeft op € 42.848,07.
Wat ik heb gezegd, is dat deze kosten waarschijnlijk al door hem uit de boedel zijn betaald aan zijn kantoor. Daarmee vormt het geen te betalen schuld van de nalatenschap meer, want het is al betaald. Het staat dan ook mogelijk niet meer op de uitdelingslijst, waartegen wij in verzet gaan. We hebben dat verzet niettemin voorgelegd, omdat het niet zeker is dat het al is betaald, het de verdere feiten en omstandigheden inkleurt en jouw visie op het verzochte loon ondersteunt.
Dat betekent vanzelfsprekend niet dat hij/zijn kantoor recht op het al uitgekeerde bedrag had. De nalatenschap krijgt dan juist, zo menen wij, een vordering op [de vereffenaar] ter grootte van het bedrag waarmee hij de nalatenschap heeft benadeeld.
Wij hebben vervolgens gesproken over de vraag hoe dat dan moet worden aangepakt. Daarbij heb ik aangegeven dat ik de kans aanwezig acht dat dit een separate dagvaardingsprocedure moet worden. Vandaar ook mijn conceptbrief die ik bij mijn verslag voegde. (…)
Mijn visie op de vraag of [de vereffenaar]/zijn kantoor op het een en ander recht had was niet veranderd en week volgens mij op geen moment af van jouw visie. Overigens zou in het geval wij wel anders zouden denken over een bepaald aspect, ik daar altijd graag met je over willen spreken. Ik sta altijd voor overleg open.
Aangezien ik er daarmee van uitga dat je mening over een gesteld verschil van inzicht abusievelijk is gebaseerd op een onjuiste interpretatie van mijn analyse en er dus geen verschil van inzicht is, ga ik over tot de vraag hoe nu verder.
Omdat de mondelinge behandeling vrijdag al is, en er tegen de beschikking geen hoger beroep mogelijk is, is het van het grootste belang daar goed voorbereid te verschijnen. Ik zal er dan ook voor je zijn, tenzij je mij van te voren nadrukkelijk anders bericht. Ik raad dat overigens ten zeerste af gezien de complexiteit van de vraagstukken en de inhoud van het verweerschrift.
Het is van groot belang dat ik je voorafgaand aan de mondelinge behandeling spreek. Het dient jouw zaak als jouw visie bij het ter zitting te voeren verweer betrokken wordt. Alleen dan kan ik optimaal jouw belangen behartigen. (…)”
1.6 Op 19 oktober 2022 heeft klaagster daarop per brief, met als onderwerp “Ontoereikend verzetschrift” gereageerd:
“(…) 14. Het is een feit dat de eigen advocaat een verzetschrift tegen een uitspraak van de rechtbank heeft geformuleerd. De inhoud van het verzetschrift van de eigen advocaat staat ter discussie en dient als dusdanig onlosmakelijk deel uit van het verzetschrift.
15. Het is een feit dat de advocaat van de twee andere erfgenamen een aanvulling op het verzetschrift van de eigen advocaat heeft geformuleerd. De aanvulling van de advocaat van de andere erfgenamen op het verzetschrift van de eigen advocaat staat niet ter discussie.
16. Het is een feit dat de notaris een aanvulling op het verzetschrift van de eigen advocaat heeft geformuleerd. De aanvulling van de notaris op het verzetschrift van de eigen advocaat staat niet ter discussie.”
1.7 Verweerder heeft klaagster diezelfde dag telefonisch gesproken.
1.8 Op 21 oktober 2022 is klaagster zonder enig bericht niet verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft verweerder op de zitting medegedeeld een brief van klaagster te hebben ontvangen. Ook heeft de kantonrechter verweerder verzocht om binnen vier weken mede te delen of klaagster bereid was om in overleg te treden over een definitieve vergoeding.
1.9 Op 26 oktober 2022 heeft verweerder verslag gedaan van de mondelinge zitting. Op 7 november 2022 hebben klaagster en verweerder een bespreking gehouden. Naar aanleiding van de bespreking is een procesvoorstel gedaan aan de vereffenaar, dat is afgewezen. Klaagster heeft vervolgens niet meer op de door de kantonrechter gestelde termijn gereageerd. Verweerder heeft de kantonrechter op de laatste dag van de termijn geïnformeerd dat het hem niet bekend is of klaagster akkoord ging met de voorgestelde opvolging.
1.10 Op 17 november 2022 heeft verweerder aan klaagster medegedeeld zijn werkzaamheden te staken. Op 21 november 2022 heeft verweerder zich onttrokken als advocaat.
1.11 Op 19 december 2022 heeft verweerder klaagster gesommeerd tot betaling van de openstaande facturen. Daarop heeft klaagster op 2 januari 2023 een bemiddelingsverzoek ingediend bij de deken. Na afwijzing van het bemiddelingsverzoek heeft verweerder op 19 januari 2023 een laatste aanmaning verstuurd. Vervolgens heeft verweerder gecorrespondeerd met de nieuwe advocaat van klaagster.
1.12 In juli 2023 heeft klaagster verweerder opnieuw verzocht haar bij te staan voor het uitbetalen van de aan haar toekomende gelden. Verweerder heeft daarover met klaagster gecorrespondeerd in juli en augustus 2023.
1.13 Op enig moment heeft verweerders kantoor klaagster gedagvaard ter betaling van de openstaande factuur.
1.14 Op 31 mei 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder (zaaknummer 25-460/DB/OB).
1.15 Op 17 september 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder (zaaknummer 25-461/DB/OB).
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster heeft haar verwijten als volgt gegroepeerd:
Zaaknummer 25-460/DB/OB
a) De advocaat deskundige en de uitoefening van diverse functies;
Toelichting: Verweerder heeft buiten medeweten en zonder toestemming van klaagster opgetreden als advocaat, deskundige, onderzoeker, opleider en belangenbehartiger. Verweerder heeft de kwestie behandeld op basis van een opdracht van algemene rechtsbijstand in plaats van een specifieke rechtsbijstand. Verweerder heeft verzuimd om: - aan zelfstandige waarheidsvinding te doen; - kennis te nemen van het dossier; - een gedegen analyse te maken - conform de gemaakte afspraken een factuur van minder dan € 5.000,- waar te maken; - conform de gemaakte afspraken op korte termijn positieve resultaten waar te maken;
Verder heeft verweerder: - geheel onnodig op basis van kostenverhogende uitvoering aan de zaak gewerkt - een artikel over de zaak gepubliceerd zonder toestemming van klaagster - bij herhaling een korting op de eindfactuur aangeboden in ruil voor intrekking van de klacht - een vaststellingsovereenkomst met een dwingend karakter opgesteld ten einde tegen een vermindering van de factuur een klachtprocedure te voorkomen; - geweigerd om kennis te nemen van de klachten van klaagster; - het door klaagster gestelde vertrouwen geschaad.
b) De advocaat deskundige en de activiteiten van de tweede notaris;
Toelichting: Verweerder heeft er als beschermheer voor gezorgd dat buiten beschouwing is gelaten dat de tweede notaris merkwaardige en onevenredige uitgangspunten heeft gehanteerd, doelen heeft gesteld, middelen heeft ingezet, procedures heeft gevolgd, besluiten heeft genomen en resultaten heeft geboekt
c) De advocaat deskundige en de bescherming van de tweede notaris;
Toelichting: Zie toelichting onder klachtonderdeel b.
d) De advocaat deskundige en het handelen op grond van onwelwillendheid;
Toelichting: Verweerder heeft zich door het hanteren van veronderstellingen, het geven van een andere voorstelling van zaken en door het voeren van een schijnvertoning schuldig gemaakt aan onwelwillend, falend, verdelend, onredelijk, willekeurig, onbehoorlijk, onrechtvaardig, onverantwoordelijk, verwijtbaar en misleidend handelen. Verweerder heeft daarbij geen verantwoording afgelegd.
e) De advocaat deskundige en het verworden van een persoonlijk geschil;
Toelichting: Verweerder heeft zich schuldig gemaakt aan het op oneigenlijke gronden veranderen van de status van de persoon ten einde een persoonlijk geschil tot een zakelijk geschil te kunnen laten verworden.
f) De advocaat deskundige en het buitengewoon onzorgvuldig handelen;
Toelichting: Verweerder heeft buitengewoon onzorgvuldig gehandeld bij gebrek aan een grondige studie en analyse van het dossier. Daarmee heeft verweerder nodeloos inefficiënt, ineffectief, langdurig, ingewikkeld, kostenverhogend, openhartig en strategisch falend gehandeld.
g) De advocaat deskundige en de weigering om verantwoording af te leggen;
Toelichting: Verweerder heeft geen verantwoording willen afleggen of nemen. Verweerder heeft intimiderend opgetreden ten aanzien van de aansprakelijkheid. Verweerder is niet tot de kern van de zaak doorgedrongen. Verweerder heeft voor verlies van controle, belangenverstrengeling en gezorgd. Verweerder heeft door eigen toedoen al dan niet opzettelijk de zaak verloren. Verweerder heeft de rechten van klaagster geschonden. Verweerder heeft de informatieplicht geschonden. Verweerder is geheel onnodig bijzonder langdurige met de zaak bezig geweest. Verweerder heeft geheel onnodig een open strategie ten koste van de winstkansen gevoerd.
h) De advocaat deskundige en de sabotage van de belangenbehartiging in eerste instantie;
Toelichting: Verweerder heeft verzuimd klaagster daadwerkelijk bij te staan in een zaak tegen een tweede notaris die het onroerend goed uit de erfenis gesplist heeft om vervolgens de daaruit voorkomende drie appartementen over een periode van bijna zes jaar onderhands te verkopen, waarbij betrokkene zich de waarde van een appartement in de vorm van loon heeft weten toe te eigenen. Verweerder heeft in het geniep op systematische wijze de belangenbehartiging in eerste instantie gesaboteerd en voor de tweede notaris gefaciliteerd ten bate van hemzelf, de notaris en het advocatenkantoor van de notaris.
i) De advocaat deskundige en de sabotage van de belangenbehartiging in tweede instantie;
Toelichting: Zie toelichting onder klachtonderdeel h, zij het in tweede instantie.
Zaaknummer 25-461/DB/OB
j) De advocaat deskundige en het saboteren van de bemiddeling;
k) De advocaat deskundige en het saboteren van de behandeling;
l) De advocaat deskundige en het saboteren van de vertegenwoordiging;
Toelichting bij klachtonderdelen j) tot en met l): Klaagster heeft de deken verzocht om te bemiddelen. De deken heeft dit afgewezen. Klaagster heeft daarop een klacht ingediend tegen de deken. Verweerder heeft eenzijdig een vaststellingsovereenkomst samengesteld, die door klaagster vanwege ongeoorloofde dwang van de hand is gewezen. Verweerder heeft gesteld bereid te zijn om in ruil voor het intrekken van de klacht een korting op de facturen toe te passen. Verweerder heeft niets met de klacht van klaagster gedaan. Verweerders kantoor heeft een dagvaarding uitgebracht tegen klaagster vanwege vermeende openstaande rekeningen als gevolg van het feit dat verweerder door eigen toedoen er niet in geslaagd was om klaagster over de voorliggende erfgelden te laten beschikken. Verweerder heeft het nieuwe voorstel van klaagster van de hand gewezen door de oorspronkelijke dagvaarding zonder enig overleg in te trekken en een uitgebreide schriftelijke reactie te geven op de oorspronkelijke klacht. Verweerder heeft de bemiddelingsvoorstellen van de rechter, de deken en van klaagster doelbewust doorkruist en gesaboteerd. Er is sprake van een dubbelzinnige houding als gevolg van het ontbreken van gedegen onafhankelijk onderzoek in het kader van onafhankelijke waarheidsvinding vanwege het wel vormgeven van adviezen en het uiteindelijk niet vormgeven van advisering, besluitvorming, leveringsvoorwaarden, opdrachten, begroting, taakvoering, bevoegdheden, doelstellingen, behandeling, machtiging, verantwoordelijkheid , verantwoording, controle, resultaten, facturering, klagen, bemiddeling, vaststellen en dagvaarding met het kennelijke doel advisering te elimineren met als uiteindelijke doel er voor te zorgen dat advisering niet meer tot de mogelijkheden behoort.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klachten verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 Deze klachten gaan over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.
Beoordeling
4.2 Verweerder heeft naar voren gebracht dat het voor hem grotendeels onbegrijpelijk is waar de klachten over gaan. Ook de deken heeft dit opgemerkt. Dat geldt ook voor de tuchtrechter. Klaagster heeft haar klachten in ongeveer 45 pagina’s uiteengezet, bestaande uit alinea’s die per klachtonderdeel onderling nagenoeg identiek zijn op een wijziging van één woord per alinea na (bijvoorbeeld van ‘onwelwillend’ naar ‘onredelijk’). Ook de alinea’s zelf bestaan uit steeds dezelfde zin, maar met een aanpassing van de hoedanigheid van verweerder waarover de klacht gaat (zoals advocaat, deskundige, onderzoeker, opleider en belangenbehartiger). De klachten zijn daarmee in hoge mate onbegrijpelijk. Hoewel de tuchtrechter een zekere mate van welwillendheid dient te betrachten bij de beoordeling van een klacht is het niet zijn taak om in een brei van stellingen op zoek te gaan naar hetgeen mogelijk relevant zou kunnen zijn. Evenmin is het zijn taak om zelf te bedenken wat klaagster mogelijk bedoeld zou kunnen hebben. De voorzitter zal zijn oordeel daarom beperken tot die delen van de klacht die wel begrijpelijk zijn.
4.3 Voor zover de voorzitter de klachten wel begrijpt, wordt daaruit opgemaakt dat klaagster vindt dat verweerder haar zaak niet goed heeft behandeld, haar daarin niet (voldoende) heeft betrokken en hoe dan ook geen toestemming had om haar belangen te behartigen. Ook zou hij daarvoor meer dan € 5.000,- hebben gedeclareerd. Verweerder zou vervolgens niet hebben gereageerd op klaagsters eerste klacht en een bemiddelingsgesprek bij de deken hebben gefrustreerd. Tot slot zou verweerder een artikel over de zaak hebben gepubliceerd, zonder toestemming van klaagster.
4.4 Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft in opdracht van klaagster een verzetschrift opgesteld. Daarover heeft hij ook met haar overlegd en klaagster heeft daarop haar goedkeuring gegeven. Zij is daar later in aanloop naar de zitting kennelijk op teruggekomen, maar dat betekent niet dat verweerder onjuist heeft gehandeld. Waarom het verzetschrift onjuist zou zijn, is door klaagster ook niet toegelicht en de voorzitter evenmin gebleken. Vervolgens heeft klaagster in aanloop naar de zitting eenzijdig het contact met verweerder afgebroken. Verweerder heeft meerdere pogingen gedaan om dat contact weer op gang te krijgen en heeft klaagster ook gewezen op het belang van de zitting. Daarbij heeft hij klaagster gevraagd om het uitdrukkelijk kenbaar te maken als zij niet meer wilde dat hij haar bijstond. Verweerder heeft daarmee gehandeld zoals een redelijk handelend en bekwaam advocaat betaamd. Het stond verweerder vervolgens vrij om bij gebrek aan communicatie van de zijde van klaagster zijn werkzaamheden neer te leggen.
4.5 Niet gebleken is dat verweerder een maximumbedrag van € 5.000,- heeft afgesproken met klaagster. Dat volgt niet uit de opdrachtbevestiging en blijkt ook verder nergens uit. Verweerder(s kantoor) heeft vervolgens klaagster gedagvaard om de facturen betaald te krijgen. Ook daarin ziet de voorzitter geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De voorzitter stelt vast dat klaagster daarover ook een tuchtklacht heeft ingediend tegen het kantoor zelf, die kennelijk ongegrond is verklaard (RvD Amsterdam 14 oktober 2024, ECLI:NL:TADRAMS:2024:168).
4.6 Het de voorzitter niet gebleken dat verweerder onbetamelijk heeft gehandeld in de klachtprocedures. Anders dan klaagster lijkt te stellen, heeft verweerder wel gereageerd op beide klachten. Dat heeft hij zelfs uitvoerig gedaan. Van frustreren van bemiddelingspogingen is niets gebleken. Dat verweerder heeft geprobeerd om de klachten minnelijk op te lossen door voor te stellen om een deel van de openstaande facturen te crediteren, is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar.
4.7 Tot slot acht de voorzitter het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder een artikel heeft geschreven over het onderwerp dat in de verzetprocedure speelde. Verweerder heeft daarover toegelicht dat het artikel in algemene zin over het onderwerp ging, dat de beschikking over klaagsters zaak slechts een van meerdere uitspraken was die verweerder daarin heeft aangehaald en dat dit niet tot klaagster was te herleiden, omdat verwezen werd naar de geanonimiseerde versie op de website van de Rechtspraak. Dat stond verweerder vrij.
4.8 Het is de voorzitter op basis van het dossier ook verder niet gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Conclusie
4.9 De klachten zijn kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter:
- verklaart de klacht met zaaknummer 25-460/DB/OB, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond;
- verklaart de klacht met zaaknummer 25-461/DB/OB, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond;
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 5 augustus 2025
