Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2025:134

Zaaknummer

24-923/A/A

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Verweerder is bij de behandeling van de zaak binnen de grenzen van het betamelijke gebleven. Geen strijd met gedragsregels 8 of 25 lid 1.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 juli 2025 in de zaak 24-923/A/A   naar aanleiding van de klacht van:

klagers 

over

verweerder 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 17 oktober 2023 hebben klagers door middel van een klachtformulier en klachtbrief bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. Op 16 december 203 hebben klagers hun klacht aangevuld.  1.2    Op 11 december 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2274826/JS/FS van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 juni 2025. Daarbij waren klagers en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de raad kennisgenomen van de op 30 december 2024 en 1 juni 2025 door klagers nagezonden stukken en van de op 30 mei 2025 door verweerder nagezonden stukken.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klagers zijn sinds 2006 voor 2/3de deel eigenaar van Kasteel Huize Harmelen (hierna: het kasteel). Eigenaar van het andere 1/3de deel van het kasteel is mevrouw O (hierna: O).  2.3    Tussen klagers en O is een geschil ontstaan, waarover in 2018 in eerste aanleg bij de Rechtbank Midden-Nederland (hierna: de rechtbank) een procedure is gevoerd. Klagers werden in die procedure bijgestaan door mr. Van A.  2.4    Bij vonnis van 6 juni 2018 heeft de rechtbank geoordeeld dat klagers dienden mee te werken aan verdeling van de gemeenschap. Klagers kregen in eerste instantie een termijn om een investeerder te zoeken die het 1/3de eigendomsdeel van O kon overnemen of om een financiering te regelen om zelf het aandeel van O over te nemen. Wanneer dat niet zou lukken, zou het kasteel worden toegescheiden aan O, waarbij ook zij een termijn zou krijgen voor de financiering. Wanneer geen van beiden dat op tijd geregeld had, zou het kasteel verkocht moeten worden, zodat de opbrengst kon worden verdeeld.  2.5    Tegen het vonnis van 6 juni 2018 heeft mr. Van A namens klagers hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof). Tijdens een comparitie van partijen op 14 oktober 2020 zijn partijen tot overeenstemming gekomen over een routeplan met betrekking tot de verkoop van het kasteel. De procedure is toen ambtshalve geroyeerd. In het kader van het overeengekomen routeplan heeft het kasteel lange tijd in de verkoop gestaan bij een makelaarskantoor (hierna: de makelaar).  2.6    Sinds augustus 2022 staat verweerder O bij in het geschil met klagers.  2.7    Op 1 november 2022 heeft de heer C, schoonzoon en vertegenwoordiger van O, (hierna: C), per e-mail het volgende geschreven aan klagers, met verweerder en de makelaar in cc: “Ter uwen informatie, als mede eigenaar van [het kasteel] hebben we contact gehad met [de makelaar]. [De makelaar] is al in het bezit van onze notariële volmacht en we hebben hem verzocht om het verkoopprognoses van [het kasteel] voor ons, met onmiddellijke ingang, volledig transparant te maken en te houden d.w.z:  1.    Precies welke afspreken zijn er gemaakt aangaande de verkoop van [het kasteel].  2.    Wat is er al gebuurt, wanneer en met welk resultaat.  3.    Wat staat er gepland en voor wanneer.  4.    Ons, als wettelijke vertegenwoordiger van de mede eigenaar, volledig op de hoogte te houden van alles aangaande de verkoop van [het kasteel].  Zoals we aan [de makelaar] hebben gezegd is bovenstaand verzoek niet bedoeld het proces te verstoren of te vertragen.” 2.8    Bij e-mail van 8 november 2022 om 14:57 uur heeft verweerder het volgende aan klagers meegedeeld:  “Als advocaat is het mij niet toegestaan rechtstreeks met partijen te communiceren die door een advocaat worden bijgestaan. Kunt u mij met uw advocaat in contact brengen?” 2.9    Op 8 november 2022 hebben klagers op het bericht van verweerder gereageerd maar geen antwoord gegeven op de gestelde vraag. Daarop heeft verweerder op 8 november 2022 om 19:11 uur aan klagers geschreven:  “Ik begrijp dat u niet door een advocaat wordt bijgestaan.”  2.10    Bij e-mail van 13 november 2022 heeft de makelaar het volgende aan partijen geschreven, voor zover relevant:  “[De makelaar] werkt bij het aangaan van een opdracht tot dienstverlening bij elke opdracht met één opdrachtgever waarmee [de makelaar] communiceert.  (…) Ik ben mij terdege bewust van de situatie. Daarom wil ik ook als makelaar helder zijn over onze (on)mogelijkheden van onze dienstverlening. Indien deze dienstverlening niet geheel (meer) past dan zullen wij moeten overleggen hiermee om te gaan. Mijn voorstel in deze is dan ook om op korte termijn met (en bij elkaar) een overleg te hebben of wij als [de makelaar] aan ieders wensen kunnen voldoen of niet.” 2.11    Op 15 november 2022 heeft C namens O per e-mail het volgende geschreven aan de makelaar, met verweerder in cc:  “Helaas is er geen reactie van [klagers] op uw aanbod en ligt dus de bal weer bij [de makelaar]. Deze gang van zaken is niet nieuw, goed gedocumenteerd en geheel niet overeenstemming een rechterlijk vonnis. Gelet hierop accepteren we deze status-quo niet langer. Bij deze verzoeken we [de makelaar] per omgaande te laten weten hoe zij van plan is ons volledig inzage te verschaffen in:  1.    Precies welke afspreken zijn er gemaakt aangaande de verkoop van [het kasteel].  2. Wat is er al gebuurt [gebeurd], wanneer en met welk resultaat.  3. Wat staat er gepland en voor wanneer.  4. Ons, als wettelijke vertegenwoordiger van de mede eigenaar, volledig op de hoogte te houden van alles aangaande de verkoop van [het kasteel]. Verder vragen wij per omgaande inzage in het document waarop [O] heeft getekend.  (…) wij accepteren de huidige gang van zaken niet langer en verzoeken [de makelaar] ons per omgaande inzage te geven in alles aangaande jullie inzet bij de verkoop van [het kasteel]. Het bieden van transparantie kan en mag niet afhankelijk zijn van de medewerking van [klagers]. kortom, graag horen wij of [de makelaar] bereid is alle eigenaren de nodige dienstverlening en zorgplicht te bieden.” 2.12    Bij e-mail van 17 november 2022 heeft de makelaar aan partijen geschreven, voor zover relevant:  “Wij begrijpen dat de situatie precair (geworden) is. Daarom nemen wij alle zorg met betrekking tot de communicatie. Wij hebben inmiddels ook de opdrachtgever aangeschreven om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Wij benadrukken daarbij ook dat wij verwachten dat de informatie door hen met u gedeeld wordt. Indien hier voor morgenmiddag 17.00 geen oplossing voor komt is [de makelaar] dan ook voornemens om de woning tijdelijk uit de verkoop te halen totdat (en of) we tot een werkbare situatie kunnen komen.” 2.13    Bij e-mail van 18 november 2022 om 11:32 uur heeft C aan klagers en [de makelaar] geschreven, voor zover relevant:  “Helaas worden wij wederom als wettelijke vertegenwoordiger van [O] met een kluitje in het riet gestuurd. Onze communicatie is herhaaldelijk helder geweest:  •    Naar [klagers]: meerdere uitnodigingen om in goede trouw met ons aan tafel te zitten om oplossingen te exploreren voor een inmiddels geheel onaanvaardbare status-quo. Beste [klagers], dit is het moment van de waarheid. We doen een laatste oproep om met ons in gesprek te komen. Het is ja of nee binnen 24 uur. Als jullie onverhoopt voor de status-quo van eindeloze vertraging kiezen, komen we helaas op een ramkoers met voor ons allemaal ongewenste consequenties.  •    Naar [de makelaar]: we hebben nadrukkelijk om volledige transparantie verzocht. Dit is jullie plicht jegens alle belanghebbenden. Dit kan en zal niet afhankelijk zijn van de goede wil van [klagers]. Ondanks ons verzoek hebben we nog steeds geen antwoord op alle vragen die we hebben gesteld. Ook hebben we nog geen toezegging hoe [de makelaar] gaat zorgen dat we direct in het verkoop proces worden betrokken. Let op dat [O] nooit begrepen heeft dat zij “vrijwillig” toezegt uitgesloten te worden van het verkoop proces en aanverwante keuzes en besluiten. Gelet hierop zeggen wij, namens [O], het vertrouwen in [de makelaar] met onmiddellijke ingang op.”  2.14    Op 18 november 2022 om 20:31 uur heeft de makelaar het volgende bericht aan partijen en verweerder gestuurd: “Helaas moet wij als [makelaar] gezien de laatste mail waarin één van de belanghebbende het vertrouwen in [de makelaar] opzegt het volgende aan u mededelen. Wij zijn genoodzaakt om de opdracht tot verkoop per heden aan u terug te geven en de verkoop stop te zetten gezien bovenstaande.  Zojuist hebben wij de woning uit de verkoop gehaald. Wij wensen jullie succes met de verdere afwikkeling/verkoop.” 2.15    Vervolgens hebben mr. Van A en verweerder namens hun cliënten gesproken over de overname door klagers van het 1/3de aandeel van O in kasteel. In dit kader heeft verweerder op 16 januari 2023 het volgende bericht aan mr. Van A gestuurd:  “Op 27 december 2022 heb ik jou de essentialia gemaild van de overeenkomst die mijn cliënten voor ogen hebben:  1.    Koopsom: (EUR 59.000 + EUR 15.000*1,21 =) EUR 77.150, te voldoen bij overdracht 2.    Overdracht uiterlijk in januari 2023  3.    Jouw cliënten verklaren niets meer van [O] te vorderen te hebben en verstrekken haar finale kwijting  4.    Jouw cliënten vrijwaren [O] voor eventuele aanspraken van banken of andere derden in verband met [het kasteel]  5.    Alle kosten voor overdracht (waaronder notaris) komen voor rekening van jouw cliënten  6.    Partijen beëindigen alle rechtszaken in verband met [het kasteel]  Jouw cliënten hebben op 25 december 2022 met alle voorwaarden ingestemd, met dien verstande dat:  A.    De koopsom EUR 59.000 bedraagt;  B. Rabobank akkoord gaat met “de gang van zaken”.  Hierbij bericht ik namens mijn cliënten dat zij instemmen met dit tegenvoorstel van jouw cliënten. Zodoende is een overeenkomst tot stand gekomen. Ik zal op korte termijn een concept VSO opstellen. Gelieve jouw cliënten te verzoeken ondertussen z.s.m. (i) een notaris aan te zoeken en (ii) Rabobank te verzoeken in te stemmen met deze transactie, voor zover die instemming is vereist. Zodoende kan levering nog deze maand plaatsvinden. Ik wil bij alle correspondentie in kopie worden betrokken.” 2.16    Bij e-mail van 15 januari 2023 hebben klagers het volgende bericht gestuurd aan C, verweerder en mr. Van A: “Voor de transparantie:  - gisteren gesprek bij de Rabobank gehad tbv de extra financiering ed / hebben we inmiddels geregeld / groen licht daaromtrent  - morgen gesprek bij [de notaris] te (…) om de case uiteen te zetten; terugkoppeling hieromtrent volgt” 2.17    Op 27 januari 2023 om 8:50 uur heeft verweerder een concept vaststellingsovereenkomst aan mr. Van A gestuurd.  2.18    Diezelfde dag heeft Rabobank klagers met betrekking tot hun financieringsverzoek bericht dat er helaas geen mogelijkheden waren om de reeds bestaande hypothecaire financiering verder uit te breiden.  2.19    Bij e-mail van 10 februari 2023 om 13:40 uur heeft verweerder het volgende bericht aan mr. Van A gestuurd, voor zover relevant:  “Treed jij nog op voor [klager]? Ik merk daar namelijk niets van. Als ik jou mail dan kreeg ik een reactie van [klager]. Als ik jou bel dan neem jij niet op en bel jij mij niet terug. Uit niets blijkt dat jij als advocaat van [klager] tracht dit dossier naar een goed einde te brengen, hoewel partijen eindelijk overeenstemming hebben bereikt over de verkoop van het Deel [O]. Zonder jouw tegenbericht werk ik vanaf komende maandag daarom onder de veronderstelling dat [klager] niet door een advocaat wordt bijgestaan.  (…) Mijn cliënte verlangt dringend nakoming van de reeds gesloten overeenkomst. Ik zal zo de notaris bellen en een afspraak maken. Als [klager] daar t.z.t. niet komt opdagen en niet tijdig de koopsom op de derdenrekening stort dan zal ik een kort geding entameren en beslag leggen op hun 2/3de eigendomsrecht. Al die kosten komen vanzelfsprekend voor hun rekening.” 2.20    Bij e-mail van 10 februari 2023 om 13:46 uur heeft verweerder het volgende bericht aan de notaris gestuurd met mr. Van A in cc:  “Geachte mevrouw,  Wij spraken elkaar zojuist inzake [het kasteel] en over de levering van het 1/3de eigendomsrecht van mijn cliënte, [O], aan [klager], die momenteel 2/3de eigendomsgerechtigde is. Partijen hebben overeenstemming bereikt over de koopvoorwaarden en geven de notaris graag gezamenlijk opdracht om de levering notarieel te begeleiden.  U vertelde dat de notaris deze middag afwezig is en maakte met mij een belafspraak voor komende maandag, 16.30 uur. Dan kunnen we de praktische aspecten bespreken, zoals volmachten, kosten, passeerdatum, etc. Ik nodig de advocaat van [klager], [mr. Van A] in cc, daarvoor graag uit. Dan zijn partijen gelijkelijk op de hoogte.”  2.21    Op 10 februari 2023 om 17:53 uur hebben klagers het volgende bericht aan de notaris gestuurd, met verweerder en mr. Van A in cc:  “Geachte [notaris],  Te uwer informatie: Onderstaande mail van tegenpartij (dhr. [verweerder] namens [O]/[C]) kregen wij zojuist toegezonden via onze advocaat [mr. Van A]; we zitten reeds 6 jaar met tegenpartij in een juridisch dispuut. Graag willen wij expliciet aangeven dat [verweerder] volledig op eigen initiatief en naar eigen inzicht te werk gaat daar er nog geen definitieve overeenstemming is omtrent de uitwerking van een definitief koopcontract of VSO. Dit proces is gaande en wenst door [verweerder] blijkbaar niet in alle rust en zorgvuldigheid doorlopen te worden. Wij verwachten nog wat antwoorden van tegenpartij. [Verweerder] is op geen enkele wijze gemandateerd namens ons als 2/3de eigenaren van [het kasteel], te mogen handelen cq afspraken te mogen maken en gaat o.i. zoals altijd weer te werk als een olifant in een porseleinkast. Wanneer opportuun nemen wij graag contact met u op voor de verdere gang van zaken. Het initiëren hiervan dient uiteraard van ons uit te komen.” 2.22    Bij e-mail van 13 februari 2023 hebben klagers aan verweerder en zijn cliënte (O) het volgende bericht gestuurd, voor zover relevant:  “Jullie hebben ons in december een bod gedaan van 59.000 en wij zijn ervan uitgegaan dat we dat dan moeten betalen. Wij konden op dat moment het totale plaatje nog niet overzien.  Dat was de reden waarom wij nog niet volledig akkoord zijn gegaan in december en nu nog steeds niet. Daarom hebben wij de ruimte genomen, zoals eerder aangegeven, om te onderzoeken wat de exacte financiële consequenties voor ons zijn.  Nu blijkt dat ons financieel adviseur aangeeft dat het verschil tussen €716.000 (of welk lager bedrag dan ook) <-> € 59.000 door de fiscus als een schenking gezien gaat worden. We praten dus niet meer over € 59.000 euro maar over een paar ton meer en dat is voor ons nu geen haalbare kaart.  Consequentie is dat wij nu (nog) niet volledig mee kunnen met de inhoud van VSO zoals jullie die hebben vormgegeven.  Hoe kunnen we met jullie een situatie bereiken waarbij het ons zoals genoemd inderdaad € 59.000 euro gaat kosten en we de deal kunnen closen?”  2.23    Bij e-mail van 15 februari 2023 hebben klagers verweerder en zijn cliënte het volgende bericht gestuurd, met mr. Van A in cc:  “Voor de goede orde hierbij nog een toevoeging aan de mail van maandag 13 februari jl.  Zoals aangegeven zijn wij in gesprek geweest met Rabobank vwb financiering en de gang van zaken en hoe eea ons privé gaat raken. Wij hebben uiteindelijk definitief te horen gekregen dat zij (vanwege hun zorgplicht) helaas geen akkoord geven aan ons. Hebben jullie wellicht een idee voor een alternatief?  Nogmaals, wij zijn van goede wil en stellen ons open en hopen dat jullie een idee hebben hoe we ook hier (+vorige mail) met elkaar uit kunnen komen en een deal alsnog mogelijk kunnen maken omdat het enige andere alternatief dat nu op tafel ligt, is om het pand weer in de verkoop bij [de makelaar] te plaatsen conform het routeboekje van het [hof].” 2.24    Bij e-mail van 2 maart 2023 om 22:15 uur heeft verweerder klagers het volgende bericht gestuurd:  “Jullie hebben een overeenkomst gesloten met [O] inzake de overdracht van haar 1/3de deel voor een koopsom van EUR 59.000. Jullie zijn zelf verantwoordelijk voor de financiering van deze transactie. Gelieve dat niet op [O] af te schuiven. (…)  Gelieve uiterlijk op 10 maart a.s. te bevestigen dat jullie de overeenkomst onvoorwaardelijk zullen nakomen. Als die bevestiging uitblijft dan zal ik namens Joke in kort geding (o.m.) nakoming gaan vorderen. Als jullie de koopsom dan niet voldoen zal ik beslag laten leggen op jullie aandeel in [het kasteel], zodat het geheel uiteindelijk executoriaal zal worden verkocht. Ik vermoed dat er dan helemaal niets voor jullie overblijft.  Jullie kunnen dit kort geding slechts op twee manieren afwenden:  1.    Ofwel jullie formuleren de concrete alternatieve voorwaarden waaronder jullie het aandeel van [O] willen overnemen. Dan zal ik [O] adviseren daarmee wel of niet in te stemmen, zodat een nieuwe overeenkomst kan ontstaan die de huidige vervangt;  2.    Ofwel jullie verlenen [O] onvoorwaardelijke en onherroepelijke machtiging om [het kasteel] in z’n geheel te verkopen, waarbij gedurende een beperkte periode zal worden getracht zo’n hoog mogelijke prijs te realiseren. Als na die periode duidelijk is dat er geen serieuze kandidaat-koper is dan zal [het kasteel] worden geveild. Hierbij is cruciaal dat het verkoopproces volledig bij jullie om kan plaatsvinden.  Parallel werk ik aan de dagvaarding voor het kort geding. Ik zal t.z.t. bij jullie terugkomen om verhinderdata op te vragen.  Overigens zal ik namens [O] aan het hof berichten dat de afspraken die partijen daar hebben gemaakt geen resultaat hebben opgeleverd en zijn uitgewerkt. Ik zal het hof vragen uitspraak te doen. Ik bericht jullie t.z.t. naar welke bankrekening jullie de proceskostenveroordeling dienen over te boeken.  Tot slot: op mijn verzoek aan [mr. Van A] om te bevestigen dat hij nog voor jullie optreedt (bijlage) heb ik nooit een reactie ontvangen – we zijn inmiddels bijna een maand verder. Ik werk nu dus vanuit de veronderstelling dat jullie momenteel niet worden bijgestaan door een advocaat. Ik verneem graag als daarin verandering komt.” 2.25    Bij e-mail van 2 maart 2023 om 22:18 uur heeft verweerder het volgende bericht aan de makelaar gestuurd, met klagers in cc:  “Enige tijd geleden hebben de opdrachtgevers inzake [het kasteel] met jou contact gehad over transparantie over het verkoopproces (zie bijlage). Helaas is die transparantie tot op heden uitgebleven. Daarom wend ik mij namens [O] tot jou. Ik wil graag volledig begrijpen welke werkzaamheden [de makelaar] heeft uitgevoerd, welke partijen interesse hebben getoond en waarom die interesse uiteindelijk niet in een bieding is uitgemond. Dat lijkt mij geen onredelijk verzoek, ook gelet op de verplichting van een opdrachtnemer om inzage te geven in zijn werkzaamheden en verantwoording af te leggen (art. 7:403 BW). Gelieve mij daarom uiterlijk op 8 maart a.s. alle in jullie bezit zijnde gegevens, waaronder correspondentie, inzake [het kasteel] aan mij te sturen.  Dat betreft dus niet alleen correspondentie tussen [de makelaar] en geïnteresseerde partijen, maar ook correspondentie tussen [de makelaar] en [mevrouw S]/[klager] en interne correspondentie van [de makelaar]. Als [de makelaar] niet tijdig aan dit verzoek voldoet dan zal ik [O] adviseren een voorlopig getuigenverhoor te starten zodat jij onder ede in de rechtbank over jouw werkzaamheden inzake [het kasteel] moet verklaren. Ook zal ik dan bij de rechter afdwingen dat [de makelaar] haar volledige dossier inzake [het kasteel] met mijn cliënte moet delen.”  2.26    Op 5 maart 2023 om 22:15 uur hebben klagers het volgende bericht aan de makelaar gestuurd: “Schandalig dit!  Tegenpartij heeft in nov jl binnen 5 werkdagen een beeld geschetst/situatie gecreëerd die volledig mismatcht met de feitelijke gang van zaken gedurende het verkoopproces en hebben daarna direct eenzijdig en volstrekt voorbarig het vertrouwen in jullie opgezegd waardoor jullie gedwongen werden de opdracht aan ons terug te geven. In onze optiek overigens wellicht ook ietwat voorbarig!? We hebben daar nadien met jullie nog mailcontact over gehad hoe zeer wij dit betreurden.  Momenteel is er feitelijk geen overeenkomst meer met [de makelaar]. Wij hebben middels onze advocaat op 19 december jl. aan tegenpartij laten weten dat wij de eenzijdige opzegging niet accepteren, dat de relatie met [de makelaar], via ons, onder door alle partijen indertijd overeengekomen voorwaarden, eerst weer herstelt dient te worden waardoor [de makelaar] de door hen reeds geplande veranderingen voor nog duidelijkere transparantie, verder kan vormgeven en doorvoeren (eea bij jullie bekend); dit met volledige medewerking onzerzijds.  [De makelaar], en ook wij, lijken ons daardoor momenteel niet gehouden aan het verder verstrekken van informatie aan tegenpartij, wetende dat tegenpartij het verkoopproces heeft gefrustreerd en nu slechts bezig is met het verder vormgeven van een “negatieve setting” waar [de makelaar] steeds verder ingezogen wordt; onacceptabel. Jullie eerdere mails met tegenpartij over de gang van zaken mbt de verkoop en waarom er geen concrete biedingen waren, zijn helder en dekken de lading. Nergens is er (ooit) iets schimmig of onduidelijk gecommuniceerd met tegenpartij. [O] is altijd op de hoogte gehouden en heeft ook nooit, bij ons of bij jullie, aangegeven dat zij anders ervaarde. Uiteraard is het verstrekken van vertrouwelijke informatie/emails (ons persoonlijk betreffende) aan tegenpartij sowieso niet toegestaan. Over de door tegenpartij gecreëerde patstelling zal de Rechter eerst moeten oordelen.  Tot aan de laatste dag is [de makelaar] op de juiste wijze namens alle eigenaren bezig geweest. Transparantie naar alle partijen toe is er altijd geweest; terugkoppeling idem. Nogmaals, onze advocaat heeft voorgesteld om de zaken, zoals door jullie voorgesteld, nog verder te stroomlijnen en het proces weer op te pakken. Indien zij daaraan niet wensen mee te werken zal de Rechter uitsluitsel moeten geven.  Het op deze manier door tegenpartij druk uitoefenen op [de makelaar] en dreigen met volstrekt vergezochte en onredelijke sancties heeft reeds genoeg schade veroorzaakt en is niet acceptabel. Wijzelf en ook onze advocaat hebben er juist altijd ervoor gezorgd dat jullie uitsluitend konden focussen op jullie taken als makelaar en niet op juridisch gedoe eromheen want dat motiveert niemand. Over de door tegenpartij nu gecreëerde situatie zal het [hof] weer moeten oordelen. We hebben er het volste vertrouwen in dat ze daar, nav de afspraken die indertijd gemaakt zijn tijdens de zitting, niet gecharmeerd zullen zijn van de manier van handelen van tegenpartij; dat waren ze indertijd ook niet. We zullen jullie op de hoogte houden.  Voor wat het waard is: we zijn met tegenpartij in een parallel lopend traject ook bezig om te kijken of we wellicht tot overeenstemming kunnen komen om het 1/3 deel van [O] over te nemen; zou het allemaal voor iedereen aanmerkelijk simpeler maken.” 2.27    Bij e-mail van 7 maart 2023 om 14:45 uur hebben klagers verweerder, met onder meer mr. Van A en de makelaar in cc, het volgende meegedeeld, voor zover relevant:  “Je mag uiteraard van ons vinden wat je wil en een zekere mate van wantrouwen over en weer zal waarschijnlijk altijd blijven; begrijpelijk en acceptabel. Doe uiteraard wat je voor je cliënte moet doen: haar belangen optimaal behartigen. Dat moet ook zo zijn daar ben je advocaat voor met een eigen aanpak, maar doe dit svp op bepaalde momenten op een gedoseerde manier en vernietig in dat proces niet op voorhand de contacten met derden (bv [de makelaar] of de Notaris). Wat voor gevoel hebben zij nu? ... iets in de trant van: “van zo'n advocaat kunnen we beter wegblijven?(don't blame them)”. Hoe kunnen we bv nu, na je mailwisseling met [de notaris], nog blanco-open-minded gebruik gaan maken van zijn diensten? We waren nog niet eens gestart en de setting naar hem toe is door jouw handelen al onder druk komen te staan. Volstrekt onnodige overkill en in onze ogen not-done. Naar [de makelaar] toe idem; schandalig hoe jullie met ze zijn omgegaan, onder druk hebben gezet en uiteindelijk “kaltgestellt” hebben. Zul je onze advocaat terwijl hij zijn punt maakt in al z'n tientallen mails door de jaren heen nooit op betrappen. Dus svp geen loze dreigementen met executieveilingen, dwangsommen, getuigenverklaringen onder ede, te betalen kosten, etc, etc. naar ons toe of naar derden. Dat werkt niet mede omdat de Rechter over al dit soort zaken al een mening heeft. Het is gewoon niet gepast zeker niet als je bekijkt hoe wij jaren samen met onze vier kinderen keihard hebben gewerkt om dit prachtige erfgoed te onderhouden, ook [O]’s deel. Als je vindt dat eea toch noodzakelijk is leg je dat maar weer neer bij de Rechter. Dus svp gewoon waar het even kan allemaal iets minder agressief en constructiever, ook naar derden toe.” 2.28    Bij e-mail van 7 maart 2023 om 19:15 uur heeft verweerder, het volgende aan klagers meegedeeld, voor zover relevant:  “Tot slot: ik werk nog steeds op basis van de aanname dat [mr. Van A] in dit dossier niet langer voor jullie optreedt. Als daarin verandering komt dan verneem ik dat graag rechtstreeks van [mr. Van A].”  2.29    Op 7 maart 2023 om 22:42 uur hebben klagers verweerder gestuurd, met onder meer mr. Van A in cc, het volgende meegedeeld, voor zover relevant:  “N.B. begrijp niet waarom je in je reactie onze advocaat [mr. Van A] niet in cc meeneemt. Van alle mailwisselingen is hij als onze advocaat in cc op de hoogte. Dat is toch duidelijk.”  2.30    Op 2 mei 2023 heeft verweerder de zaak weer bij het hof aangebracht en om arrest gevraagd. Daarop heeft mr. Van A het hof om een tweede mondelinge behandeling verzocht. Op 17 mei 2023 zijn partijen door het hof uitgenodigd voor een regiegesprek. Diezelfde dag heeft mr. Van A namens klagers ingestemd met het voorgestelde regiegesprek. Op 22 mei 2023 heeft verweerder het hof namens zijn cliënte (O) bericht eveneens in te stemmen met het voorgestelde regiegesprek en het hof een concept kort geding dagvaarding toegestuurd. In de e-mail heeft verweerder, voor zover relevant, geschreven:  “Het beoogde kort geding kan worden voorkomen als uit het regiegesprek blijkt dat het hof op hele korte termijn een rol kan en wil spelen in een geforceerde oplossing of als [klagers] alsnog vrijwillig wil[len] voldoen aan een van de vorderingen van mijn cliënt).”   2.31    Op 25 mei 2023 heeft het regiegesprek bij het hof plaatsgevonden onder leiding van raadsheer mr. W. Tijdens het regiegesprek is afgesproken dat partijen zich bij brief zullen uitlaten over het vervolg van het hoger beroep.  2.32    Op 30 mei 2023 heeft verweerder in een brief aan hof, onder meer, het volgende geschreven:  “[O] werd zodoende zodanig wanhopig van de frustratiestrategie van [klagers] (…) dat zij eind vorig jaar haar aandeel in [het kasteel] heeft aangeboden voor slechts EUR 59.000. [Klagers] [hebben] dat aanbod geaccepteerd, zodat begin 2023 een koopovereenkomst tot stand is gekomen.”  2.33    In de voetnoot die is opgenomen in de brief van 30 mei 2023 heeft verweerder het volgende geschreven:  “Daarin licht ik ook toe dat [de makelaar] niet haar werkzaamheden heeft opgeschort door enige actie van de zijde van [O], maar door de weigering van [klagers] om transparantie te betrachten. Zie nr. 85 e.v. van dat document.”  2.34    Bij e-mail van 15 juni 2023 heeft verweerder aan mr. Van A geschreven, voor zover relevant:  “Zie bijgaand het concept van de dagvaarding voor het kort geding dat ik al eerder aankondigde.  Ik verneem graag uiterlijk op 22 juni 2023 of jouw cliënten onvoorwaardelijk en vrijwillig voldoen aan (i) de primaire vordering of (ii) zowel de subsidiaire vordering als en het verzoek tot inzage in Dossier [de makelaar].  Als het antwoord daarop afwijzend is dan verneem ik graag uiterlijk op 22 juni 2023 de verhinderdata van jouw cliënten, zodat ik direct daarna een datum voor kort geding kan aanvragen.” 2.35    Op 22 juni 2023 heeft mr. Van A verweerder bericht niet langer voor klagers op te treden. Op 28 juni 2023 heeft verweerder de e-mail van 15 juni 2023 met de kortgedingdagvaarding gestuurd aan de nieuwe advocaat van klagers, mr. V.  2.36    Bij e-mail van 6 september 2023 om 9:40 uur heeft verweerder het volgende bericht gestuurd aan de taxateur, met mr. V in cc:  “Ik sprak met uw collega over taxatie van het object [het kasteel]. Graag verleen ik namens mijn cliënte [O] (1/3de eigenaar) hiertoe opdracht, met het verzoek om die opdracht bij eerste gelegenheid uit te voeren.  Uw kantoor heeft het object in 2017 ook al getaxeerd (zie in de bijlage de eerste twee pagina’s van die taxatie). Wellicht zijn delen van die informatie nog bruikbaar. Als ik het goed zie dan hebben de andere eigenaren ([klager], 2/3de eigenaar), die het object ook bewonen en gebruiken (in tegenstelling tot [O]), de publiekrechtelijke bestemming zodanig laten wijzigen dat slechts bewoning is toegestaan in combinatie met een zakelijk gebruik. Als leek schat ik in dat de waarde van het object, waarin 100% wonen dus niet mogelijk is, hierdoor aanzienlijk is gedaald, maar dat laat ik graag verder aan jullie.  Ik kopieer de raadsman van [klagers] in dit bericht, zodat hij de praktische afstemming van de taxatie met zijn achterban kan begeleiden. Kunt u mij een concept opdrachtbevestiging toesturen?  Ik begreep eerder dat het tarief EUR 750 bedraagt, graag uw bevestiging.”  2.37    Op 6 september 2023 om 9:47 uur heeft mr. V bovenstaand e-mailbericht van verweerder aan klagers doorgestuurd, met daarbij de volgende begeleidende tekst:  “Ik kreeg onderstaand mailtje. [O] wil graag opnieuw een taxatie laten uitvoeren door [de taxateur]. Waarschijnlijk ontvangen jullie over de verdere invulling nog nader bericht, maar dan weten jullie dat alvast.” 2.38    Bij e-mail van 7 september 2023 hebben klagers het volgende bericht gestuurd aan de taxateur, met verweerder en mr. V in cc:  “Betreffende actie van [verweerder] bevreemd ons zeer.  Indertijd is, in opdracht van de voorzieningenrechter, een 3 deskundigentaxatie uitgevoerd waar een uitgebreid taxatierapport uit voortgekomen is, rekening houdende met alle toenmalige rapporten, bestemmingen en mogelijkheden. Dit rapport is door alle partijen akkoord bevonden (ook door de advocaat en makelaar van tegenpartij). Deze taxatie heeft ook als basis gediend voor de verschillende betrokken (verkoop)makelaars; inmiddels hebben reeds 7 makelaars zich met de case beziggehouden. Sinds die tijd hebben er, anders dan [verweerder] stelt, geen wijzigingen plaatsgevonden in bestemmingsplannen of iets dergelijks en is de noodzaak voor wederom een taxatie volstrekt onnodig mede omdat het [hof] zich 3 jaar geleden reeds een mening over heeft gevormd wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat het dispuut ambtshalve door de rechter is geroyeerd.  26 Oktober as is er op verzoek van [verweerder] wederom een rechtsgang bij het [hof] met, zoals u merkt, de intentie om het kasteel namens zijn cliënte (1/3 eigenaar) voor een zo laag mogelijke prijs van de hand te doen. Nogmaals, over de aanpak en beweegreden van tegenpartij heeft het [hof] reeds een uitgebreide mening; eea op 26 oktober as nogmaals besproken gaan worden.  Samengevat: er is vanuit tegenpartij geen enkele vorm van contact/overleg met ons als hoofdeigenaren geweest dat er (vanuit het Hof) wederom een taxatie plaats moet vinden waardoor we kunnen stellen dat [verweerder] op geen enkele manier gemandateerd is om dit met derden buiten ons om in gang te zetten en is zijn handelen in onze ogen, gezien het juridisch dispuut waarin partijen verkeren, wederom intimiderend en onethisch naar derden toe. (we zullen zijn handelen ter beoordeling voorleggen aan de Deken van de Orde van Advocaten).”  2.39    Bij e-mail van 12 september 2023 om 9:29 uur heeft verweerder het volgende bericht aan mr. V gestuurd:  “Zoals ik afgelopen vrijdag telefonisch met je besprak zet ik hieronder de gebeurtenissen uiteen die hebben geleid tot de 2 bijgaande e-mails van jouw cliënt aan (i) [taxateur De K] en (ii) [taxateur L]. 1. Op 6 september (09.19 uur) belde ik jou om te vertellen dat [O] [het kasteel] wil laten taxeren, o.m. omdat zij in kort geding wil afdwingen dat jouw cliënten meewerken aan verkoop en levering. Ik vertelde jou ook dat ik daartoe [de taxateur De K] opdracht wilde geven omdat dit een voor jouw cliënten bekende partij was, waarover zij - naar mijn weten - geen klachten hadden. Jij vertelde te begrijpen dat jouw cliënten aan die taxatie moeten meewerken. Ik vertelde dat ik jou in kopie zou houden van de correspondentie met de taxateur om transparantie te betrachten en om jouw cliënten de praktische uitvoering te kunnen laten regelen.  2. 21 minuten later stuurde ik bijgaande e-mail aan [taxateur De K], in lijn met hetgeen wij vlak daarvoor hadden besproken.  3. Vervolgens belde [taxateur De K] mij met de boodschap dat zij de opdracht niet kon aanvaarden. Bij e-mail van 10.48 uur herhaalde [taxateur De K] dat bericht schriftelijk en verwees zij mij door naar [taxateur L] (bijlage).  4. Die e-mail stuurde ik 5 minuten later aan jou door met de mededeling dat ik [taxateur L] zou gaan bellen. Jij protesteerde niet maar schreef: “Oke helder!” (bijlage)  5. Ik heb [taxateur L] om 12.06 uur gesproken. Hij vertelde [het kasteel] al eerder te hebben getaxeerd, in opdracht van jouw cliënten. Daar was ik blij mee: hij kent het object dus goed en was kennelijk ook door jouw cliënten deskundige bevonden. [Taxateur L] vertelde mij een offerte te zullen mailen.  6. Een dag later, om 20.10 uur, mailden jouw cliënten aan [taxateur De K], met mij in kopie. Die mail is opvallend:  a. Jouw cliënten stellen dat de bestemming van [het kasteel] niet is gewijzigd;  b. Kennelijk heb jij jouw cliënten niet verteld dat [O] een kort geding wil starten, als zij schrijven dat de taxatie “volstrekt onnodig” is, verwijzend naar het hoger beroep;  c. Het [hof] heeft geen “mening” gevormd, laat staan dat die mening heeft geleid tot ambtshalve royement van de procedure (?);  d. Het zijn jouw cliënten, niet ik, die een tweede mondelinge behandeling in hoger beroep eisten;  e. Het is niet de bedoeling van mijn cliënt om [het kasteel] “voor een zo laag mogelijke prijs van de hand te doen”;  f. [Het kasteel] wordt niet getaxeerd “vanuit het Hof” maar vanuit de wens van [O] als mede-eigenaar om de waarde daarvan te begrijpen;  g. Ik heb wel degelijk contact gezocht met jouw cliënten, via de daartoe aangewezen route: namelijk door jou te bellen en in kopie te houden over de taxatie;  h. Jouw cliënten hebben mij inderdaad niet “gemandateerd”. Ik heb hun mandaat ook niet nodig om namens mijn cliënt een taxatie te organiseren; i. Het is spijtig dat zij vrezen dat derden mijn handelen desondanks “intimiderend en onethisch” zullen beschouwen. Dat was overigens niet de afdronk van mijn telefoongesprekken met [taxateur De K] en [taxateur L]. Zij waren juist erg behulpzaam en vriendelijk;  j. Jouw cliënten hebben al eerder gedreigd met een gang naar de Deken, maar daaraan geen vervolg gegeven. Ik denk dat het goed is als jouw cliënten ofwel daad bij woord voegen, ofwel ophouden loze dreigementen te uiten.  7. Op diezelfde 7 september, om 20.10 uur, mailden jouw cliënten aan [taxateur L], met mij in kopie. Daarin schrijven zij over mij: “met name het feit dat [verweerder] o.i. niet-gemandateerd als een olifant in een porseleinkast tekeer gaat -;)”. Dat zijn weinig vlijende woorden, die m.i. ook nog onwaar zijn. Ik heb mijn aanpak immers 100% met jou, als advocaat van jouw cliënten, afgestemd.  Ik wil niet meer rechtstreeks met jouw cliënten corresponderen. E-mails van hen die aan mij zijn gericht of waarin zij mij in kopie zetten zal ik ongelezen verwijderen. Als jouw cliënten een boodschap willen overbrengen aan mij of aan mijn cliënten dan gaat dat voortaan uitsluitend via jou. Gelieve jouw acceptatie van deze werkwijze te bevestigen.” 2.40    Op 12 september 2023 om 10:16 uur heeft mr. V per e-mail het volgende bericht aan verweerder gestuurd:  “Helder verhaal. Ik zal cliënten uitleggen dat je alleen correspondentie vanuit mij leest.”  2.41    Op 16 september 2023 heeft verweerder een concept-kortgedingdagvaarding aan mr. V gestuurd. In de begeleidende e-mail heeft verweerder, voor zover relevant, geschreven:  “Zie bijgaand het concept van de dagvaarding waarmee ik a.s. dinsdag einde dag een datum zal vragen als jouw cliënten niet uiterlijk a.s. maandag positief op mijn mail van gisteren reageren. Ook zal ik a.s. dinsdagochtend de volgende e-mail aan Rabobank sturen: (…)” 2.42    Bij e-mail van 19 september 2023 heeft verweerder het volgende bericht gestuurd aan de Rabobank, met mr. V in cc:  “Zoals u weet is mijn cliënte [O] 1/3de eigenaar van [het kasteel] en heeft zij haar deel in zekerheid gegeven voor de schuld van [klagers] aan Rabobank. (…) Omdat mijn cliënte met een deel van haar vermogen bloot staat voor een schuld van een ander heeft zij er te allen tijde belang bij om te begrijpen hoe hoog die schuld op enig moment is. (…) Helaas weiger[en] [klagers] iedere medewerking aan een oplossing, dus ook aan inzicht in haar schuldpositie.  Als gezegd is Rabobank – evenals [klagers] – een contractspartij van mijn cliënte. Rabobank dient zich derhalve te gedragen conform de eisen van redelijkheid en billijkheid. In de onderhavige omstandigheden brengen die eisen mee dat Rabobank mijn cliënte dient te informeren over de huidige schuld van [klagers] waarvoor mijn cliënte zekerheid heeft gesteld. Ik zeg hierbij toe dat mijn cliënte die informatie niet zal gebruiken buiten haar geschil met [klagers]. Graag ontvang ik de verzochte informatie uiterlijk op 22 september 2023.”  2.43    Op 22 september 2023 heeft de Rabobank verweerder per e-mail als volgt bericht:  “De door u gevraagde informatie heeft betrekking op de contractuele relatie tussen de bank en [klagers].  Wij verstrekken geen informatie over (deze) klanten aan derden. Ook niet als die derde hypotheekgever is zoals in deze casus. Het spijt mij u niet anders te kunnen berichten.”  2.44    Op 12 oktober 2023 heeft verweerder namens O een dagvaarding laten uitbrengen tegen klagers voor een kort geding bij de rechtbank op 23 oktober 2023. Verweerder heeft de dagvaarding ook aan het hof gestuurd.   2.45    Op 17 oktober 2023 hebben klagers bij de deken de onderhavige klacht over verweerder ingediend. 2.46    Op 23 oktober 2023 heeft de behandeling van het kort geding bij de rechtbank plaatsgevonden. Op 26 oktober 2023 heeft in de hogerberoepsprocedure een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij het hof. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:  “Partijen delen na de schorsing mee dat ze in hoofdlijnen afspraken hebben gemaakt over hoe deze zaak verder moet. Die afspraken komen er kort gezegd op neer dat [klagers] een half jaar de tijd krijgen om [het kasteel] te verkopen. Als dat niet lukt willen partijen dat het kasteel wordt verkocht, waarbij het hof de wijze van verdeling vaststelt. Mochten partijen geen definitieve afspraken over het eerste half jaar kunnen maken, dan zal direct arrest worden gevraagd met het verzoek de wijze van verdeling te bepalen.  (…)  Na overleg met partijen wordt de zaak verwezen naar de rol van 21 november 2023. Op die roldatum kunnen partijen doorgeven of ze arrest willen of dat de zaak ambtshalve kan worden doorgehaald in verband met het half jaar dat [klagers] krijgen om [het kasteel] te verkopen met inachtneming van de tussen partijen gemaakte afspraken hierover. In laatstgenoemd geval kunnen partijen de zaak op de rol van 30 april 2024 weer opbrengen en arrest vragen als die verkoop niet gelukt is.”  2.47    Op 27 oktober 2023 hebben klagers de makelaar benaderd met het verzoek om wederom betrokken te zijn bij de verkoop van het kasteel. Na afloop van dit gesprek hebben klagers diezelfde dag om 13:53 uur aan de makelaar het volgende bericht gestuurd:  “Nog even voor alle duidelijkheid en ter aanvulling op ons gesprek (…) van zojuist:  De essentie is dat jullie volledig buiten schot blijven in welk juridisch dispuut dan ook, daar op geen enkele wijze in betrokken zullen worden, het voor jullie puur focussen op de verkoop van het pand zal zijn / zelfs geen mails ed van (…) of hun advocaat. De condities bepalen jullie volledig zelf!  Ik begrijp jullie "angst" vanwege de gang van zaken de vorige keer. Zal nu volledig anders zijn omdat we in principe maar 6 maanden de tijd krijgen en we binnen die 6 maanden tot resultaat willen komen.  We horen graag.” 2.48    Bij e-mail van 27 oktober 2023 om 17:14 uur heeft de makelaar aan klagers geantwoord, voor zover relevant:  “Dank en absoluut fijn om te horen dat jullie als eerste bij ons/mij aankloppen.  Zelf ben ik in overleg gegaan met mijn management. We hebben besloten om niet de [verkoop] weer op te pakken.  Er is teveel historie om een goede uitvoering te kunnen hebben. Daarbij vinden wij het voor iedereen beter als er een frisse start is mbt de verkoop. Wij zijn van mening dat dit ook voor jullie de beste oplossing is!” 2.49    Op 6 november 2023 heeft de rechtbank vonnis gewezen in het kort geding tussen O en klagers. De voorzieningenrechter heeft klagers opgedragen mee te werken aan (een nieuwe) taxatie van het kasteel en O te informeren over de omvang van hun hypotheekschuld. Op de rol van 21 november 2023 hebben partijen om arrest gevraagd in de hoger beroep procedure bij het hof. De zaak stond voor arrest op de rol van 16 april 2024.

3.    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder volgende:  a)    verweerder heeft de betrokken partijen, zoals een notaris en de makelaar, onder druk gezet, hetgeen nadelige gevolgen heeft gehad voor klagers. Verweerder gaat intimiderend en te sturend te werk, waarbij alle motivatie bij de makelaar en notaris wegvalt en een toekomstige samenwerking van klagers met die notaris of makelaar onmogelijk wordt gemaakt;  b)    verweerder heeft klagers rechtstreeks benaderd, terwijl het hem bekend is dat klagers worden bijgestaan door een advocaat;  c)    verweerder heeft maandenlang gedreigd met kortgedingprocedures en onnodig e-mails gestuurd aan de advocaat van klagers, terwijl verweerder weet dat er geen geldende overeenstemming tussen partijen is. Hierdoor zijn klager onnodig op kosten gejaagd;  d)    verweerder heeft het hof tijdens het regiegesprek op 25 mei 2023 bewust geprobeerd op het verkeerde been te zetten; en e)    verweerder heeft bewust onwaarheden verkondigd/gelogen, specifiek bij brief van 30 mei 2023 aan het hof, waarin hij in de voetnoot de opmerking heeft geplaatst dat partijen reeds een koopovereenkomst hadden gesloten. 

4.    VERWEER  4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan. 

5.    BEOORDELING Omvang van de klacht en de beoordeling  5.1    Klagers hebben hun klacht in hun nagezonden stukken en op de zitting bij de raad verder uitgebreid. Verweerder heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De raad volgt verweerder in dit bezwaar. De uitbreiding van de klacht staat op gespannen voet met artikel 46c van de Advocatenwet, waarin wordt bepaald dat klachten worden ingediend bij de deken en dat de deken daarnaar onderzoek instelt. De aanvulling is pas naar voren gebracht na afronding van het dekenonderzoek in de procedure bij de raad. Anders dan klagers, ziet de raad de aanvulling niet als illustratie voor gedragingen van verweerder waarover wel is geklaagd. Daarvoor lopen de voorbeelden te veel uiteen en zijn deze te omvangrijk. Nu er geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de uitbreiding van de klacht, zal de raad deze buiten beschouwing laten.  5.2    Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen. 5.3    De tuchtrechter oordeelt over de vraag of een advocaat betamelijk en zorgvuldig heeft gehandeld. De tuchtrechter oordeelt niet over in de onderliggende procedures ingenomen stellingen en verweren. Het debat daarover is immers gevoerd in die procedures, althans had daar gevoerd moeten worden. De tuchtprocedure is niet bedoeld om andere procedures over te doen, het kan niet worden aangewend als verkapt rechtsmiddel tegen beslissingen in onderliggende procedures. Klachtonderdeel a) onder druk zetten van betrokken partijen 5.4    Klagers stellen zich op het standpunt dat verweerder de betrokken partijen, zoals de notaris en de makelaar, onder druk heeft gezet met nadelige gevolgen voor klagers. Verweerder heeft op 10 februari 2023 de notaris aangeschreven, terwijl klagers als aankopende partij zelf mochten bepalen met welke notaris zij in zee gingen. Op het moment van verweerders e-mail waren klagers nog volop met die notaris in conclaaf omtrent de eventuele vormgeving en details. Na het volgens klagers intimiderende telefoontje en mailtje van verweerder was de motivatie bij de notaris om de zaak ter hand te nemen weg. Ook in de communicatie naar de makelaar was verweerder zo intimiderend en sturend (verwezen wordt naar de e-mail van verweerder van 2 maart 2023, rov. 2.25) dat de makelaar een toekomstige samenwerking met klagers niet zag zitten. De makelaar heeft op 27 oktober 2023 (rov. 2.48) laten weten niet meer in het geschil betrokken te willen zijn, gelet op de gang van zaken in het verleden, zelfs niet als hij volledige vrije hand zou krijgen. Het handelen van verweerder is het proces niet ten goede gekomen en dit zou niet de werkwijze van een advocaat moeten zijn.   5.5    De raad volgt klagers niet in hun betoog. Verweerder dient als partijdig advocaat de belangen van zijn cliënte (O) te behartigen. Het is de raad niet gebleken dat verweerder daarbij de grenzen van het betamelijke heeft overschreden. Verweerder heeft toegelicht dat hij zijn contact met de notaris op 10 februari 2023 op voorhand bij mr. Van A (de voormalig advocaat van klagers) heeft aangekondigd. Het is de raad niet gebleken dat de notaris niet meer gemotiveerd zou zijn door toedoen van verweerder of dat de notaris niet meer met klagers wilde samenwerken vanwege verweerders handelwijze. Ook in zijn correspondentie met de makelaar is verweerder naar het oordeel van de raad professioneel en zakelijk gebleven. Verweerder heeft toegelicht dat zijn toon in zijn berichtgeving aan de makelaar op enig moment strenger is geworden in de hoop de makelaar in beweging te krijgen. Verweerder mocht in het belang van zijn cliënte zo handelen en is daarmee ruimschoots binnen de grenzen van het betamelijke gebleven. In de e-mail van de makelaar van 27 oktober 2023 aan klagers staat ook niet dat de makelaar bezwaar maakt tegen gedragingen van verweerder, hij wenst niet meer betrokken te zijn bij de verkoop van het kasteel vanwege “teveel historie”. Niet gebleken is dat die historie verband hield met het optreden van verweerder. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken en klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.  Klachtonderdeel b) rechtstreeks benaderen van klager  5.6    Ondanks dat klagers herhaaldelijk hebben laten weten dat hun advocaat (eerst mr. Van A en daarna mr. V) continu in beeld was, is verweerder volgens klagers volstrekt willekeurig te werk gegaan waar het ging om het al dan niet rechtstreeks communiceren met klagers. Soms stuurde verweerder e-mails direct naar klagers zonder hun advocaat in cc. Andere keren nam hij hun advocaat ineens wel weer mee in cc. Klagers hebben nooit gezegd dat zij niet meer werden bijgestaan door hun advocaat en zij hebben hun advocaat in hun e-mails altijd in cc meegenomen. De conclusie dat klagers niet meer werden bijgestaan door een advocaat heeft verweerder ten onrechte zelf getrokken. 5.7    De raad overweegt als volgt. Op grond van gedragsregel 25 lid 1 stelt de advocaat zich met een partij over een aangelegenheid waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden.  5.8    De raad stelt op grond van de overgelegde stukken vast dat verweerder zich inderdaad enkele malen rechtstreeks tot klagers heeft gewend, zonder de advocaat van klagers (in cc) mee te nemen. Ook klagers hebben echter op hun beurt veelvuldig zelfstandig over hun procedure gecommuniceerd, waarbij niet steeds duidelijk bleek dat er nog een advocaat betrokken was bij de zaak. Uit de stukken volgt dat verweerder meerdere malen gevraagd heeft of klagers nog werden bijgestaan door hun advocaat. Zo schrijft verweerder bij e-mail van 10 februari 2023 (rov. 2.19) aan mr. Van A dat hij nergens aan merkt dat hij nog voor klagers optreedt. Verweerder schrijft dat hij zonder tegenbericht van mr. Van A vanaf die maandag daarop zou werken onder de veronderstelling dat klagers niet door een advocaat werden bijgestaan. Uit het klachtdossier blijkt niet dat hierop een reactie is gekomen. Bij e-mail van 2 maart 2023 (rov. 2.24) vraagt verweerder klagers of het juist is dat zij zich niet laten bijstaan door mr. Van A en dat hij graag hoort wanneer daar verandering in komt. Op 7 maart 2023 herhaalt verweerder dat hij nog steeds werkt op basis van de aanname dat mr. Van A niet meer voor klagers optreedt. Na het antwoord van klagers op eveneens 7 maart 2023 dat deze aanname niet juist is (rov. 2.28 en 2.29), heeft verweerder klagers niet meer rechtstreeks aangeschreven. Nadat klagers vervolgens werden bijgestaan door de opvolgende advocaat mr. V, heeft verweerder hem op 12 september 2023 (rov. 2.39) laten weten dat hij enkel met hem zou communiceren. De raad komt op grond van deze feiten en omstandigheden tot de slotsom dat verweerder niet (bewust) in strijd met gedragsregel 25 lid 1 heeft gehandeld en hem dus geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Indien verweerder zich rechtstreeks tot klagers heeft gewend terwijl zij op dat moment wel werden bijgestaan door mr. A, hebben klagers en mr. A daarover zelf zoveel onduidelijkheid laten bestaan, dat verweerder dit niet tuchtrechtelijk te verwijten valt. Klachtonderdeel b) is daarmee ongegrond.  Klachtonderdeel c) dreigen met kortgedingprocedures en onnodig e-mails sturen 5.9    Klagers lichten dit klachtonderdeel als volgt toe. In december 2022 was er weer  e-mailcontact op gang gekomen om te komen tot overeenstemming met betrekking tot de aankoop door klagers van het 1/3de aandeel in het kasteel, dat eigendom was van O. Klagers hadden daarin expliciet vermeld dat de Rabobank akkoord moest zijn en dit is als zodanig ook door verweerder bevestigd. Verweerder wist dus al vanaf 15 februari 2023 (rov. 2.23) dat er in de basis geen enkele geldende overeenstemming was tussen partijen. Klagers hebben verweerder en zijn cliënte die dag immers bericht dat de Rabobank niet heeft ingestemd met het financieringsverzoek van klagers. Desondanks bleef verweerder maandenlang dreigen met het entameren van een kort geding en de advocaat van klagers onnodig e-mailen en bezighouden, met alle kosten voor klagers van dien. 5.10    Dit klachtonderdeel slaagt niet. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat hij namens zijn cliënte een aan klagers tegengesteld standpunt mocht innemen over het tot stand komen van een overeenkomst. Het feit dat tussen klagers en verweerders cliënte een juridisch verschil van inzicht bestaat hierover, is inherent aan het juridische geschil dat tussen partijen speelt. Als partijdig belangenbehartiger is het verweerders taak om het standpunt van zijn cliënte te verwoorden. De vraag of dit standpunt inhoudelijk juist is, valt buiten het bestek van deze tuchtrechtelijke procedure (zie rov. 5.2). Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Klachtonderdeel c) is daarmee ongegrond.  Klachtonderdeel d) het op het verkeerde been zetten van het hof  5.11    Klagers stellen dat verweerder, hoewel hij wist dat de Rabobank niet akkoord was, tijdens het regiegesprek op 25 mei 2023, toch de visie van zijn cliënte heeft gepresenteerd dat er overeenstemming zou zijn tussen partijen en hierover een uitvoerige concept-kortgedingdagvaarding bij het hof ingediend. Volgens klagers was dit ter stemmingmakerij en om het hof op het verkeerde been te zetten. Het aangekondigde kort geding omtrent het afdwingen van de koopovereenkomst was een paar dagen later immers ineens van tafel. Later heeft verweerder, ten behoeve van de comparitie van partijen op 26 oktober 2023, opnieuw een uitvoerige kortgedingdagvaarding aan het hof gestuurd. Volgens klager was dit weer een poging om het hof op het verkeerde been te zetten. 5.12    Dit klachtonderdeel slaagt evenmin. Volgens verweerder waren er goede gronden om te bepleiten dat partijen overeenstemming hadden bereikt over de overdracht van het 1/3de eigendomsrecht van O. Het was verweerders taak als de advocaat van O om dat standpunt naar voren te brengen. Daarmee handelde verweerder niet klachtwaardig. Het is de raad verder niet gebleken dat verweerder het hof in het regiegesprek op 25 mei 2023 op het verkeerde been zou hebben gezet. Het stond beide partijen vrij om hun (tegengestelde) standpunten kenbaar te maken en het hof heeft daarover een beslissing genomen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Klachtonderdeel d) is ongegrond.   Klachtonderdeel e) bewust verkondigen van onwaarheden aan het hof 5.13    Volgens klagers heeft verweerder in zijn brief van 30 mei 2023 (zie rov. 2.32 en 2.33) aan het hof bewust onwaarheden verkondigd. Wat verweerder schrijft in de voetnoot van de brief van 30 mei 2023 staat haaks op de opzegging van C van het vertrouwen in de makelaar op 18 november 2022 (rov. 2.13). De voetnoot is derhalve onwaar, volgens klagers. Ook mocht verweerder niet opmerken dat partijen reeds een koopovereenkomst hadden gesloten, aangezien verweerder wist dat dat niet het geval was. 5.14    Dit klachtonderdeel faalt. Het is de raad niet gebleken dat verweerder in strijd met gedragsregel 8 bewust onwaarheden heeft verkondigd. Verweerder mocht, zoals reeds overwogen, het standpunt punt innemen dat hij en zijn cliënte ervan uit mochten gaan dat er overeenstemming was bereikt. Of dat standpunt inhoudelijk juist is, ligt in deze tuchtrechtelijke procedure niet voor. Klachtonderdeel e) is ongegrond.        BESLISSING -    De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond. 

Aldus beslist door mr. S.D. Arnold, voorzitter, mrs. I.J. de Laat en M. Kemmers, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 28 juli 2025