Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2025:136

Zaaknummer

25-373/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening. Klager heeft tot tweemaal toe laten weten geen hoger beroep te willen instellen. Gelet hierop was er geen aanleiding voor verweerster om uitgebreider te adviseren over het instellen van hoger beroep. Voor het overige heeft klager zijn klacht onvoldoende feitelijk onderbouwd.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 juli 2025  in de zaak 25-373/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 10 juni 2025 met kenmerk 2365649/JS/AS, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook de voorzitter kennisgenomen van de namens klager op 26 juni 2025 nagezonden stukken.  

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Tussen klager en een autodealer (hierna de autodealer) is een geschil over de voorwaarden van inruil van een auto. Klager vordert van de autodealer een schadevergoeding ter hoogte van € 25.000,-. Klager heeft via zijn rechtsbijstandsverzekeraar een advocaat ingeschakeld om hem juridische bijstand te verlenen in verband met zijn geschil met de autodealer.  1.2    Op enig moment heeft klager zijn rechtsbijstandsverzekeraar verzocht om over te stappen naar een nieuwe advocaat. Bij brief van 14 maart 2022 heeft zijn rechtsbijstandsverzekeraar een opdracht verstrekt aan een tweede advocaat, te weten verweerster.  1.3    Op 9 juni 2022 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar aan verweerster uitsluitend de opdracht verstrekt om namens klager een dagvaardingsprocedure te starten tegen de autodealer. De brief luidt, voor zover relevant:  “Hierbij verstrekt [de rechtsbijstandsverzekeraar], namens haar verzekerde, [klager], in het kader van de door verzekerde afgesloten rechtsbijstandverzekering, aan u de opdracht voor het bijstaan van verzekerde in zijn geschil. Het vriendelijke verzoek om namens verzekerde een dagvaardingsprocedure te starten tegen [de autodealer]. De opdracht strekt niet verder dan hierboven omschreven. Indien naar mening van de opdrachtnemer andere acties noodzakelijk zijn, dan dient opdrachtnemer daaraan voorafgaand overleg met [de rechtsbijstandsverzekeraar] te plegen. Indien [de rechtsbijstandsverzekeraar] akkoord gaat met de werkzaamheden, krijgt opdrachtnemer voor deze werkzaamheden een nieuwe opdrachtbevestiging. De opdracht strekt slechts tot de dagvaardingsprocedure.” 1.4    Klager heeft zijn vader als zijn gemachtigde aangesteld. 1.5    Bij e-mail van 10 juni 2022 heeft verweerster aan de vader van klager geschreven, voor zover relevant: “De dagvaarding in deze zaak zal ik gaan opstellen.”  1.6    Op 7 december 2022 heeft verweerster namens klager de dagvaarding aan de autodealer uitgebracht. De procedure is aanhangig gemaakt bij de kantonrechter van de rechtbank Gelderland (hierna: de kantonrechter). De autodealer heeft een conclusie van antwoord ingediend en op 6 juni 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.  1.7    Op 14 juli 2023 heeft de kantonrechter vonnis gewezen. De vordering van klager tot vergoeding van de schade is afgewezen en klager is veroordeeld in de proceskosten.  1.8    Bij e-mail van 19 juli 2023 heeft verweerster het vonnis aan klager en zijn vader toegezonden. Ter toelichting schrijft zij het volgende:  “Bijgaand de teleurstellende uitspraak van de kantonrechter (…). De vordering is helaas afgewezen ondanks alle moeite die wij in dezer zaak hebben gestoken. De rechter heeft dit gebaseerd op onder meer het niet bestaan van een overeenkomst. [Klager] heeft mij al eerder medegedeeld géén hoger beroep te willen instellen en dat houdt in dat ik deze zaak ga afronden met [de rechtsbijstandsverzekeraar].  Een hoger beroep via een appeldagvaarding en grieven dient binnen 3 maanden te worden ingesteld, dus uiterlijk 14 oktober 2023. Hiervoor dient [de rechtsbijstandsverzekeraar] wel toestemming te geven anders zijn het geen verzekerde kosten. [Klager] heeft mij al eerder gemeld dat hij beslist géén hoger beroep meer wil instellen. En dat houdt in dat ik deze zaak ga afronden met [de rechtsbijstandsverzekeraar].  Ondanks de teleurstellende uitkomst van de procedure dank ik jullie voor het in mij gestelde vertrouwen.  Mochten er vragen zijn verneem ik graag van jullie.”  1.9    Op 25 juli 2023 heeft de vader van klager telefonisch contact gehad met verweerster over het instellen van hoger beroep. Volgens klager is tijdens dat gesprek afgesproken dat verweerster nog een poging zou wagen om de zaak met de autodealer te schikken. Bij e-mail van (eveneens) 25 juli 2023 schrijft de vader van klager hierover het volgende aan klager:  “Ik heb contact opgenomen met [verweerster] dat jouw e-mail over het besluit van hoger beroep eraan komt. Tevens heb ik [verweerster] het voorstel gedaan om [de advocaat van de autodealer] een “kattenbelletje” te mailen waarin wordt aangegeven dat overwogen wordt om hoger beroep in te stellen en de vraag gesteld of zijn cliënt bereid is om een aanbod te doen voor een schikking ter voorkoming van verder procederen en hoger beroep. Reken er maar op dat ze daartoe niet bereid zullen zijn maar niet geschoten is altijd mis, toch? We hebben niets te verliezen. (…)” 1.10    Diezelfde dag heeft verweerster namens klager aan de advocaat van de autodealer een e-mail gestuurd waarin een schikkingspoging wordt gedaan. Zij schrijft hem het volgende:  “Het vonnis in deze zaak werd inmiddels uitgebreid bestudeerd. Wij zien hier voldoende aanknopingspunten in om grieven te formuleren en een hoger beroep in te stellen om deze zaak aan het gerechtshof voor te leggen. Met name het negeren van het bewijsaanbod van de getuigen (horen van oa directies) valt zwaar in de overweging. Cliënt gaat een volgende procedure niet uit de weg, maar doet een poging om verder langdurige en tijdrovende procedures met getuigenverhoren te voorkomen. Namens cliënt verzoek ik u of uw cliënt bereid is om een aanbod te doen voor een schikking ter voorkoming van verder procederen en een hoger beroep.” 1.11    Bij e-mail van 26 juli 2023 om 11:15 uur heeft klager aan verweerster bericht dat hij definitief heeft besloten geen hoger beroep in te stellen. Hij schrijft verweerster het volgende:   “Hierbij deel ik je mede dat ik definitief besloten heb geen hoger beroep in te stellen. (…); het dossier wordt voorlopig aangehouden. Dat is prima, je weet maar nooit.  Fijne dag verder,” 1.12    Bij e-mail van 26 juli 2023 om 11:17 uur heeft verweerster het volgende aan de vader van klager geschreven:  “[Klager] heeft besloten. Ik wacht op de terugkomst van de advocaat van [de autodealer] en ik houd je op de hoogte hierover.”  1.13    Bij e-mail van 18 augustus 2023 om 14:39 uur heeft de advocaat van de autodealer laten weten dat zij geen voorstel zullen doen. Diezelfde dag om 15:55 uur heeft verweerster de e-mail van de advocaat van de autodealer aan klager doorgestuurd en daarbij het volgende meegedeeld: “Bijgaand het antwoord van de wederpartij. In het kort: zij gaan niets aanbieden en zien een hoger beroep waarmee ik op jullie verzoek mee dreigde niet uit de weg.  Meer tijd besteden aan deze zaak en hierover in discussie gaan, immers door [klager] stop gezet is zal de [de rechtsbijstandsverzekeraar] niet bekostigen.” 1.14    Bij e-mail van 18 augustus 2023 om 16:24 uur heeft de vader van klager het volgende geschreven aan verweerster:  “Mede namens [klager]: we gaan in hoger beroep. [De advocaat van klager] kan nog weleens van een koude kermis thuiskomen.”  1.15    Bij e-mail van 22 augustus 2023 heeft verweerster aan klager en zijn vader onder meer het volgende bericht:  “Jullie hebben afgezien van hoger beroep. Ik zie verder geen juridische grond voor grieven tegen het vonnis, dus geen hoger beroep.”  1.16    Bij e-mail van 23 augustus 2023 heeft verweerster aan de rechtsbijstandsverzekeraar van klager onder meer het volgende bericht:  “Deze weken heb ik uitgebreid het vonnis bestudeerd en met cliënt overlegd over een hoger beroep en ben ik nog in gesprek met de advocaat wederpartij voor een schikking zoals u meldde. Ik zie geen gronden voor een succesvol hoger beroep naar aanleiding van het vonnis. Cliënt heeft mij medegedeeld niet in hoger beroep te willen maar heeft zich deze week bedacht. Cliënt is op de hoogte van mijn advies” 1.17    Op 23 augustus 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.  1.18    Op 25 augustus 2023 heeft klager een klacht ingediend bij de directie van de rechtsbijstandsverzekeraar, omdat verweerster geen redelijke kans op succes ziet voor een hogerberoepsprocedure en klager graag wil dat er hoger beroep wordt ingesteld.  1.19    Bij brief van 18 september 2023 heeft de rechtsbijstandsverzekeraar aan klager laten weten dat er geen andere interne of externe rechtshulpverlener werd ingeschakeld voor de hogerberoepsprocedure. Het stond klager vrij staat om op eigen kosten een advocaat in te schakelen voor de hoger beroepsprocedure, aldus de rechtsbijstandsverzekeraar. 1.20    Klager heeft vervolgens een andere advocaat gevraagd een legal opinion uit te brengen in verband met het instellen van hoger beroep. Bij e-mail van 6 oktober 2023 heeft die advocaat het volgende aan klager geschreven, voor zover relevant:  “Uitgaande van het door u geschetste feitencomplex komt het dus aan op het kunnen leveren van het bewijs. Het lijkt mij dat er dus een kans is dat de uitkomst in hoger beroep ander zal zijn, in uw voordeel.” 1.21    Klager heeft geen hoger beroep meer ingesteld. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. klager verwijt verweerster het volgende.  a)    verweerster heeft tijdens de zitting van 6 juni 2023 onder de maat gepresteerd met als gevolg dat de rechter op 17 juli 2023 een teleurstellend vonnis heeft gewezen;  b)    verweerster heeft klager onjuist geadviseerd dat een hoger beroep geen kans van slagen heeft, terwijl een hoger beroep volgens klager wel degelijk kans van slagen heeft. Volgens klager heeft verweerster dit advies gegeven voor eigen gewin om zo spoedig mogelijk het dossier te kunnen sluiten.

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Ontvankelijkheid  4.1    Voor zover verweerster heeft betoogd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, omdat de klacht niet door klager zelf is ingediend maar door zijn vader, volgt de voorzitter verweerster niet. Klager heeft blijkens het klachtdossier een volmacht ingediend - die de deken aan de raad heeft nagezonden - waaruit blijkt dat zijn vader bevoegd is om namens klager op te treden in de klachtprocedure. Daarmee kan klager ontvangen worden in zijn klacht.   Maatstaf  4.2    Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht.  Klachtonderdeel a) 4.3    Klager stelt dat verweerster tijdens de zitting op 6 juni 2023 ondermaats heeft gepresteerd. Verweerster heeft de conclusie van antwoord van de wederpartij volledig buiten beschouwing gelaten, kwam niet uit haar woorden en kon de vragen van de rechter niet adequaat beantwoorden, omdat het haar ontbrak aan dossierkennis. Ook heeft verweerster niet gevraagd om de zitting even te schorsen op het moment dat zij zelf het antwoord niet wist. Had verweerster dat wel gedaan, dan had zij rustig ruggenspraak met klager en zijn gemachtigde kunnen houden en wel adequaat antwoord kunnen geven op de vragen. Alles moest worden opgezocht en er was sprake van paniek. Klager is hierdoor niet adequaat ondersteund bij de beantwoording van de vragen van de rechter. Klager is tijdens de zitting volledig voor schut gezet. Door deze afgang tijdens de zitting heeft klager een teleurstellend vonnis ontvangen. 4.4    Dit klachtonderdeel faalt. Het is aan de klager om een klacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en met bewijs te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt, kan vaststellen en beoordelen. Zoals verweerster terecht heeft aangevoerd, heeft klager zijn verwijten onvoldoende onderbouwd, terwijl in de overgelegde stukken ook geen aanknopingspunten kunnen worden gevonden voor de juistheid van klagers verwijten. Omdat de feitelijke grondslag ontbreekt, is klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b)  4.5    Klager is van mening dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld door hem onjuist te adviseren over het instellen van hoger beroep. Verweerster heeft namelijk gezegd dat hoger beroep geen kans van slagen zou hebben, terwijl hoger volgens klager wel degelijk kans van slagen had. Verweerster wilde volgens klager het dossier zo spoedig mogelijk sluiten. Klager wijst erop dat verweerster dominus litis is en dat dit betekent dat zij zelf moet beoordelen of een procedure kans van slagen heeft. Het had op verweersters weg gelegen om klager te vragen naar bewijsstukken om een inschatting te maken van de kans van slagen van een hoger beroep. Verweerster heeft klager echter niet nader bevraagd en geen onderbouwd advies gegeven. Verweerster heeft voor eigen gewin geprocedeerd. Volgens klager is er geen overleg geweest met hem over het afzien van hoger beroep, maar is dat aan hem opgelegd. Er was maar één persoon die niet in hoger beroep wilde en dat was verweerster. Volkomen onterecht (en in strijd met de waarheid) is het dossier eind augustus 2023 gesloten. 4.6    Ook dit klachtonderdeel slaagt niet. Verweerster heeft klager in haar e-mail van 19 juli 2023, waarmee zij het vonnis van 14 juli 2023 doorstuurde, gewezen op de hogerberoepstermijn en het feit dat de rechtsbijstandsverzekaar nog wel toestemming moest geven voor de kosten van een hoger beroep. Verder heeft zij in deze e-mail bevestigd dat klager haar al had laten weten dat hij beslist geen hoger beroep wenste in te stellen. Gelet hierop was er geen aanleiding voor verweerster om te overleggen of uitgebreid te adviseren over het instellen van hoger beroep. Dat verweerster, zoals klager stelt, het dossier zo spoedig mogelijk wenste te sluiten blijkt nergens uit. Nu klager geen hoger beroep wenste in te stellen, was er voor verweerster geen reden om niet tot afronding van de zaak over te gaan. Op 26 juli 2022 heeft klager verweerster opnieuw laten weten dat hij geen hoger beroep wenste in te stellen. Dat had hij, zo schrijft hij verweerster, definitief besloten. Als klager en zijn vader verweerster op 18 augustus 2023 vervolgens berichten dat klager wel hoger beroep wil instellen, reageert verweerster terecht kort met het antwoord dat al was afgezien van het hoger beroep, maar geeft zij nog wel haar visie dat zij geen juridische grond ziet voor grieven tegen het vonnis. Dat verweerster geen uitgebreider advies heeft gegeven over de mogelijkheden van hoger beroep acht de voorzitter in de gegeven omstandigheden begrijpelijk en niet onzorgvuldig. De voorzitter ziet in het klachtdossier verder geen aanknopingspunten voor klagers verwijt dat aan klager de beslissing geen hoger beroep in te stellen was opgelegd of dat verweerster voor eigen gewin op deze manier heeft gehandeld. In dat geval had verweerster juist geadviseerd wel in hoger beroep te gaan. Het feit dat een andere advocaat op 6 oktober 2023 een positief advies heeft geven over de kans van slagen van het hoger beroep, maakt niet dat het advies van verweerster daarmee niet juist is. Verweerster maakt een eigen afweging. Er was bovendien nog voldoende tijd om met hulp van de andere advocaat alsnog hoger beroep in te stellen. De voorzitter is van oordeel dat verweerster niet klachtwaardig heeft gehandeld en acht klachtonderdeel b) daarmee eveneens kennelijk ongegrond. De nagezonden stukken  4.7    De voorzitter wijst op het volgende. De door klager op 26 juni 2025 nagezonden stukken bevatten nieuwe verwijten aan het adres van verweerster over het citeren uit schikkingsonderhandelingen en het rauwelijks dagvaarden. Nog afgezien van het feit dat niet aan deze nieuwe klachtonderdelen wordt toegekomen, omdat deze op grond van artikel 46c lid 1 Advocatenwet bij de deken moeten worden ingediend, geldt bovendien dat het gaat om verwijten die niet door klager aan verweerster worden gemaakt, maar door de advocaat van de autodealer. Klager kan hierover dan ook niet klagen.       

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.D. Arnold, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025. 

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 28 juli 2025