Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2025:135

Zaaknummer

25-402/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van een wederpartij in een VvE-kwestie. Klager meent dat verweerder hem in een kansloze procedure heeft betrokken, waardoor hij onnodig kosten heeft gemaakt. Het stond verweerder echter vrij namens zijn cliënte een bepaald juridisch standpunt in te nemen in de procedure. Dat het standpunt achteraf gezien niet juist blijkt, maakt niet dat verweerder daarmee klachtwaardig heeft gehandeld jegens klager.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 juli 2025 in de zaak 25-402/A/A naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 18 juni 2025 met kenmerk 2395120/JS/AS, door de raad ontvangen op 18 juni 2025, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Verweerder staat V als advocaat bij. Klager en V zijn beide eigenaar van een appartement in een appartementencomplex in Amsterdam. Het complex bestaat in totaal uit vier appartementen en de eigenaren van deze appartementen vormen samen de Vereniging van Eigenaren (VvE).  1.2    Op 15 juli 2024 heeft een Algemene ledenvergadering (Alv) plaatsgevonden. V was daarbij niet aanwezig. Tijdens de Alv zijn meerdere besluiten genomen.  1.3    Bij verzoekschrift van 14 augustus 2024 heeft verweerder de kantonrechter namens V verzocht om vernietiging van een aantal tijdens de Alv genomen besluiten wegens strijd met de redelijkheid en de billijkheid, met hoofdelijke veroordeling van de VvE en de andere eigenaren in de proceskosten. Bij aanvullend verzoekschrift van 2 januari 2025 heeft verweerder namens V om een vervangende machtiging verzocht. De verzoekschriften richtten zich tegen de VvE en tegen de andere drie eigenaren (waaronder klager).  1.4    De VvE en de drie eigenaren (waaronder klager) hebben op 2 januari 2025 een verweerschrift ingediend. V, alle andere stemgerechtigden en de VvE zijn opgeroepen om op de verzoeken te worden gehoord. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 januari 2025.  1.5    Bij beslissing van 10 februari 2025 heeft de kantonrechter V niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tegen de andere eigenaren. De beslissing luidt in zoverre als volgt:  “ontvankelijkheid  4.1. Ingevolge artikel 5:130 BW is een besluit van de VvE vernietigbaar als dit in strijd […] met de eisen van redelijkheid en billijkheid is genomen en de vernietiging daarvan binnen een maand wordt verzocht. Onbetwist is gebleven dat het verzoek tot vernietiging van de besluiten tijdig is gedaan. [V] is dan ook ontvankelijk in haar verzoek, voor zover dit is gericht tegen de VvE.  4.2. Een verzoek op grond van artikel 5:130 BW, waarin om vernietiging van een besluit van een orgaan van de vereniging van eigenaars wordt verzocht, is gericht tegen de VvE. Dit geldt ook voor het door [V] ingediende (aanvullende) verzoek ex artikel 5:121 BW. De overige eigenaars zijn enkel belanghebbenden. Voor zover het verzoek van [V] zich richt tegen de overige eigenaars als verweerders zal zij daarin dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.  Proceskosten  4.27. [V] zal als de in ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de VvE en de belanghebbenden. Daarbij wordt het volgende overwogen. Uit de wet vloeit voort dat een verzoek als het onderhavig zich richt tegen de VvE en niet tegen de overige eigenaars. [V] heeft het verzoekschrift dan ook, zoals eerder is overwogen, ten onrechte (ook) gericht tegen de overige eigenaars. De kantonrechter heeft hen echter niet als verweerders maar als belanghebbenden opgeroepen. Het verweer van de belanghebbenden heeft alleen bestaan in een niet-ontvankelijkheidsverweer. De kantonrechter heeft het verweerschrift daarom noodzakelijk gelezen als een verweer van de VvE. De proceskosten van de belanghebbenden worden daarom op nihil gesteld.” 1.6    De verzoeken gericht tegen de VvE zijn afgewezen en V is veroordeeld in de proceskosten.   1.7    Op 16 december 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door hem ten onrechte als partij te betrekken in de verzoekschriftprocedure tot vernietiging van een besluit van de VvE. Verweerder heeft namens V verzocht (onder meer) klager te veroordelen in de kosten van de procedure. Volgens klager is deze vordering volstrekt kansloos en heeft verweerder klager hiermee onnodig op kosten gejaagd.

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Maatstaf  4.1    De klacht gaat over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren.  Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen. 4.2    Gedragsregel 6 lid 1 bepaalt dat de advocaat een doelmatige behandeling van de zaak nastreeft en in het oog houdt dat ook ten laste van de wederpartij of andere betrokkenen geen onnodige kosten worden gemaakt.  Oordeel 4.3    Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder in strijd met gedragsregel 6 lid 1 ondoelmatig heeft gehandeld door hem als partij in de procedure te betrekken, terwijl dit kansloos was. Uit rov. 4.27 van de beslissing van de kantonrechter volgt dat uit de wet voortvloeit dat een verzoek als het onderhavige zich richt tegen de VvE en niet tegen de overige eigenaren en dat het verzoekschrift derhalve ten onrechte (ook) tegen hen gericht is. Klager (evenals de andere eigenaren) had slechts als belanghebbende opgeroepen moeten worden. In dat geval was hij niet verplicht geweest tot het voeren van verweer. Klager heeft door het handelen van verweerder schade geleden, omdat de dekking van de rechtsbijstandsverzekeraar beperkt was tot 25% van de totale kosten, omdat de VvE slechts één van de vier partijen was. De andere 75% van de kosten is voor rekening van de overige eigenaren gekomen. Verweerder heeft klager bewust als partij opgeroepen en hem daarmee onnodig op kosten gejaagd, aldus klager.      4.4    Naar het oordeel van de voorzitter slaagt de klacht niet. Verweerder heeft onderbouwd toegelicht waarom hij zo heeft gehandeld en waarom hij het niet eens is met de beslissing van de kantonrechter. Volgens verweerder had klager als lid van de VvE onbevoegd handelingen verricht - zogenaamd - uit naam van de VvE. Het is dan volgens verweerder niet ongebruikelijk ook klager als gerekwestreerde op te nemen en te vorderen dat ook klager wordt veroordeeld in de proceskosten van de verzoekschriftprocedure. Volgens verweerder kan een lid van de VvE wel degelijk als gerekwestreerde worden aangemerkt. En zelfs al zou de rechter het juist hebben, dan is verweerder van mening dat zijn handelen niet klachtwaardig is.  4.5    De voorzitter volgt verweerder in zijn verweer en overweegt dat het verweerder vrijstond om dit standpunt namens V in te nemen. Dat de kantonrechter verweerder niet heeft gevolgd in dit standpunt, betekent niet dat verweerder daarmee klachtwaardig jegens klager heeft gehandeld. Het innemen van een bepaald juridisch standpunt met betrekking tot de procesregels is niet klachtwaardig; ook niet als die juridische interpretatie achteraf niet juist blijkt. Dat verweerder klager bewust als partij zou hebben opgeroepen en hem daarmee bewust onnodig op kosten zou hebben gejaagd, is niet gebleken. De klacht is daarmee kennelijk ongegrond. 

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr.  N. Borgers-Abu Ghazalahe als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025. 

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 28 juli 2025