Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-07-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2025:153

Zaaknummer

25-304/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad. Verweerder is tot een oordeel gekomen op basis van hoor en wederhoor en kennisname van het dossier. Verweerder heeft voldaan aan wat van hem kon worden verwacht bij het doen van onderzoek en mocht zich daartoe beperken. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 30 juli 2025 in de zaak 25-304/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster gemachtigde: [naam]

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 7 mei 2025 met kenmerk K233 2024, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klaagster heeft het kantoor van verweerder benaderd voor rechtsbijstand in haar letselschadeprocedure. De zaak is behandeld door advocaat mr. G en aansluitend door jurist (geen advocaat) A-K. Op 18 maart 2024 heeft A-K de samenwerking beëindigd. 1.2    Op 19 maart 2024 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend op grond van de interne klachtenprocedure. Verweerder heeft de klacht behandeld als klachtenfunctionaris. Diezelfde dag heeft hij klaagster het verloop van de klachtenprocedure toegelicht. Klaagster heeft daarop aangegeven vóór 25 maart 2024 een aanvulling op de klacht in te willen dienen. 1.3    Op 20 maart 2024 heeft klaagster haar klacht aangevuld. 1.4    Op 26 maart 2024 heeft verweerder de beklaagde in de gelegenheid gesteld om te reageren. Diezelfde dag heeft klaagster aanvullende stukken ingediend. Verweerder heeft deze stukken toegevoegd aan het klachtdossier. 1.5    Op 11 april 2024 heeft verweerder een beslissing genomen op de klacht. Daarin staat voor zover relevant: “Refererend aan het verzoek van Klager op 19 maart 2024 heeft Klager op 20 maart 2024 haar klachten nader uiteengezet. (…) Oordeel Voorop wordt gesteld dat dit geen uitgebreid oordeel is van een rechter of arbiter. Wel worden de klachtenaspecten behandeld en beoordeeld conform de klachtenregeling. Klager stelt dat er afspraken niet zijn nagekomen. Volgens beklaagde is dat wel het geval geweest. Beklaagde verwijst naar verschillende correspondentie en mededelingen. Uit deze mededelingen volgt niet dat afspraken niet of onvoldoende zouden zijn nagekomen of dat Klager anderszins in haar belangen is geschaad. Dat Klager eerder haar ongenoegen hierover heeft geuit kan ook niet worden vastgesteld en blijkt niet uit het dossier. Klager stelt dat beklaagde niet de medische gegevens – refererend aan het huisbezoek – na het huisbezoek heeft gezonden. Beklaagde reageert dat nog niet alle medische stukken compleet waren. Verder stelt beklaagde dat Klager hierdoor niet in haar belangen is geschaad. Rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de belangenbehartiger dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop zij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een belangenbehartiger bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de belangenbehartiger daarbij heeft, is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de belangenbehartiger als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. De belangenbehartiger maakt bij de behandeling van de zaak een eigen afweging. De beklaagde heeft uiteengezet waarom zij op de door haar gestelde manier heeft gehandeld. Het komt regelmatig voor dat medische informatie in een letselschadeprocedure op een door de letselschadebehandelaar te bepalen moment opgevraagd wordt bij de behandelende sectoren. Uit het dossier maak ik niet op dat beklaagde hiervoor een verwijt valt te maken met het aanvragen van de medische informatie, dan wel dat medische informatie verwijtbaar lang niet is opgevraagd door beklaagde. In ieder geval stel ik vast dat Klager door de werkwijze van beklaagde niet in haar belangen is geschaad. Klager stelt dat er medische gegevens kwijt zijn geraakt. Beklaagde betwist dit. Beklaagde heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van kwijtraken van medische gegevens, maar dat door omstandigheden derden stukken niet of niet kenbaar genoeg hadden gedeeld met beklaagde. Hierin valt beklaagde geen verwijt te maken. Klager stelt dat sprake is geweest van onprofessioneel gedrag en dat de houding niet correct was. Beklaagde betwist dit. Helaas is het erg lastig om vast te stellen hoe gesprekken werkelijk gelopen zijn, omdat niet alle gesprekken vastgelegd zijn en ook kunnen worden in de dossierbehandeling. Daarom heb ik mij voornamelijk gebaseerd op de schriftelijk vastgestelde contactmomenten tussen betrokkenen, waaronder met de voormalige behandelaar [mr. G] (die niet meer werkzaam is bij [het advocatenkantoor]). Uit het dossier maak ik op dat op een aantal momenten Klager wel haar tevredenheid heeft geuit over beklaagde. Uit andere stukken – anders dan het klaagschrift – volgt niet dat sprake is geweest van een ongepaste houding of onprofessioneel gedrag. Klager stelt dat sprake is van werkweigering. Beklaagde betwist dit. De te ondernemen stappen worden bepaald door de belangenbehartiger. Hierin geniet zij een zekere vrijheid. Zie hierboven nader omgeschreven. Hierbij moet het belang van cliënte voorop worden gesteld. Essentieel is dat de samenwerking tussen belangenbehartiger en cliënt gebaseerd moet zijn op onderling vertrouwen en welwillendheid. Beklaagde heeft in haar laatste brief aan Klager met redenen omkleed uiteengezet waarom zij de belangen van Klager niet meer kan behartigen. Op deze e-mail is bij mijn weten niet een inhoudelijke reactie gekomen. Wel kan ik constateren dat er inderdaad buiten het medeweten en toestemming van beklaagde om rechtstreeks contact is opgenomen in opdracht van Klager door de gemachtigde c.q. partner van Klager. In de letselschadebranche is dit een zogeheten ‘doodzonde’. De belangenbehartiger wordt op deze manier voor het blok gezet door een cliënt bij de verzekeraar, nog daargelaten het feit dat het niet getuigt van het hebben van vertrouwen in de belangenbehartiger als deze laatste buitenspel wordt gezet door rechtstreeks contact op te nemen met de verzekeraar in kwestie. Voor de rest volgt uit de beschikbare stukken niet dat cliënte, Klager, door de beëindiging van de werkzaamheden door beklaagde in haar belangen is geschaad. Het staat haar vrij om een andere belangenbehartiger in te schakelen en het dossier verder op te (laten) pakken. Klager stelt dat sprake is van onduidelijkheid omtrent declaraties en dat hierom meerdere malen is verzocht. Beklaagde betwist dat er meerdere verzoeken zijn geweest hiervoor. Dat er meerdere verzoeken zijn, kan niet worden vastgesteld. Wel is beklaagde door de Klachtenfunctionaris verzocht om de uren inzichtelijk te maken en te delen met Klager. Aan dit verzoek heeft Beklaagde op 5 april 2024 gevolg gegeven. Dit is geen onredelijke termijn, althans het verzenden op die datum van de verzochte informatie heeft niet ervoor gezorgd dat Klager in haar belangen is geschaad. Klager meldt dat zij zich op enig moment onder druk voelde (zelfs bedreigd en bang gemaakt) en niet zelfstandig keuzes kon maken. Beklaagde meent dat het haar taak is om Klager te waarschuwen voor bepaalde elementen uit het letselschadeproces. Het is erg vervelend om te horen dat Klager zich onder druk heeft gevoeld. Het is erg lastig om achteraf vast te kunnen stellen hoe dit exact is gegaan en welke keuzes hierdoor zijn gemaakt. Uit het dossier kan ik in ieder geval niet opmaken dat Klager door Beklaagde onder druk is gezet, laat staan bedreigd of bang gemaakt. Ik zie onvoldoende aanknopingspunten hiervoor in het dossier en de dossierbehandeling. Klager stelt – kort samengevat – dat op een ongepaste manier de dienstverlening is beëindigd. Dit zou op een cruciaal moment zijn gebeurd. Beklaagde merkt hierover op dat de samenwerking niet zozeer om de inhoud, maar door de onnodige en felle bemoeienissen van de partner van Klager is verstoord. Hierop is hij volgens beklaagde zowel door haar als door de voormalige collega van beklaagde gewezen. Dit blijkt ook uit de gevoerde correspondentie tussen de partner van Klager en beklaagde en [mr. G]. Als laatste heeft volgens beklaagde de partner van Klager zich buiten haar om rechtstreeks in verbinding gesteld met de verzekeraar, hetgeen evident heeft geleid tot een vertrouwensbreuk. Om die reden (onder mee) heeft zij haar werkzaamheden neergelegd. De communicatie en het vertrouwen tussen cliënte en belanghebbende is essentieel om de zaak naar tevredenheid en goed uit te kunnen voeren. Het bestaan van wederzijds vertrouwen tussen Klager en beklaagde is ook essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening. Om die reden kan niet vastgesteld worden dat de dienstverlening op een ongepaste manier is beëindigd. Op grond van het bovenstaande zijn de klachten helaas ongegrond, althans kan de gegrondheid daarvan onvoldoende worden vastgesteld omdat de gestelde klachten niet door feiten worden onderbouwd. Aanbevelingen en reactie op verwachtingen (…) Gezien de hoog opgelopen emoties, onvrede, communicatie en het ontbreken van vertrouwen, lijkt een constructieve samenwerking in de toekomst tussen Klager en het kantoor niet passend. Het dossier (bestaande uit 681 pagina’s) is reeds volledig door beklaagde op 5 april 2024 gezonden. Mijn aanbeveling is dat Klager via het Juridisch Loket (…) of uiteraard via haar eigen netwerk snel een nieuwe belangenbehartiger vindt. Partijen zijn er mijns inziens niet bij gebaat om verder onnodige negatieve energie te steken in nadere procedures. Klager is er beter bij gebaat om zich te focussen op haar letselschadedossier en de afwikkeling daarvan. Uiteraard staat zij vrij in de keuzes die zij hierin verder maakt. Tot slot heb ik als klachtenfunctionaris vandaag met de gemachtigde (tevens partner) van Klager telefonisch gesproken. Daarbij heeft de gemachtigde c.q. partner van Klager gedreigd met het bewandelen van een tuchtrechtelijke procedure als de BGK niet kwijtgescholden wordt door beklaagde en als er geen schadevergoeding wordt betaald door beklaagde aan Klager. Aldus lijkt het erop dat Klager een tuchtrechtelijke route wenst te gebruiken voor een ander dan waarvoor deze in het leven is geroepen. Dit acht ik niet gepast. Dit, nog daargelaten het feit dat er geen grondslag is in de dossierbehandeling om de BGK kwijt te schelden, dan wel een schadevergoeding aan Klager te betalen. Het dossier leent zich hier allerminst voor. (…) Hiermee is dan ook een einde gekomen aan deze klachtenprocedure.” 1.6    Op 12 april 2024 heeft de gemachtigde van klaagster gereageerd op de beslissing waarin is aangegeven dat de klachtenprocedure als beëindigd wordt beschouwd. Namens klaagster wordt aangegeven dat zij voornemens is om de zaak aanhangig te maken bij de rechtbank. Diezelfde dag heeft verweerder gereageerd dat hij het bericht met de kantoorverantwoordelijke zal delen en dat er verder geen taak meer voor hem is weggelegd. 1.7    In de interne klachtenregeling staat opgenomen, voor zover relevant: “Artikel 3 doelstellingen Deze kantoorklachtenregeling heeft tot doel: a.    Het vastleggen van een procedure om klachten van cliënten binnen een redelijke termijn op een constructieve wijze af te handelen; b.    Het vastleggen van een procedure om de oorzaken van klachten van cliënten vast te stellen;  c.    Behoud en verbetering van bestaande relaties door middel van goede klachtenbehandeling; d.    Medewerkers te trainen in cliëntgericht reageren op klachten; e.    Verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening met behulp van klachtbehandeling en klachtanalyse. (…) Artikel 5 interne klachtprocedure 1.    Indien een cliënt het Indien een cliënt het kantoor benadert met een klacht, dan wordt de klacht doorgeleid naar [verweerder], die daarmee optreedt als klachtenfunctionaris. Indien de klacht betrekking heeft op een doen of nalaten van [verweerder] zelf, dan treedt [mr. A] op als klachtenfunctionaris.  2.    De klachtenfunctionaris stelt degene over wie is geklaagd in kennis van het indienen van de klacht en stelt de klager en degene over wie is geklaagd in de gelegenheid een toelichting te geven op de klacht. 3.    Degene over wie is geklaagd tracht samen met de cliënt tot een oplossing te komen al dan niet na tussenkomst van de klachtenfunctionaris.  4.    De klachtenfunctionaris handelt de klacht af binnen vier weken na ontvangst van de klacht of doet met opgave van redenen mededeling aan de klager over afwijking van deze termijn met vermelding van de termijn waarbinnen wel een oordeel over de klacht wordt gegeven.  5.    De klachtenfunctionaris stelt de klager en degene over wie is geklaagd schriftelijk op de hoogte van het oordeel over de gegrondheid van de klacht, al dan niet vergezeld van aanbevelingen.  6.    Indien de klacht naar tevredenheid is afgehandeld, tekenen de klager, de klachtenfunctionaris en degene over wie is geklaagd het oordeel over de gegrondheid van de klacht.” 1.8    Op 12 november 2024 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend bij de deken over verweerder.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.  a)    Verweerder is onvoldoende objectief en onafhankelijk geweest.  Toelichting: Het oordeel van verweerder lijkt meer gericht op de interne werking van het kantoor en de positie van de advocaten daarbinnen, dan op de daadwerkelijke inhoud van de klachten. Ook heeft verweerder de verdediging van de betrokken advocaten zwaarder laten wegen dat de argumenten van klaagster. Verder is sprake van een vertrouwensbreuk doordat verweerder de belangen van het kantoor lijkt te verdedigen in plaats van die van klaagster. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de vraag of de advocaten van het kantoor daadwerkelijk handelden conform de ethische standaarden. Verweerder heeft de feitelijke onjuistheden die klaagster heeft aangedragen niet serieus genomen en onvoldoende in zijn oordeel betrokken. Dit wijst op een gebrek aan een volledige en zorgvuldige toetsing. Verweerder heeft een ernstig belangenconflict omdat hij een vertrouwensrelatie heeft met zijn advocatenkantoor en hij zijn persoonlijke en professionele belangen als kantoorhouder laat prevaleren, waardoor hij vooringenomen en niet onafhankelijk is. Verweerder heeft in strijd gehandeld met de interne klachtenregeling door de klacht zelf af te handelen. De externe klachtbehandelaar was een bevriende advocaat, wat wederom de indruk van belangenverstrengeling wekt. b)    Verweerder is onzorgvuldig omgegaan met de communicatieprotocollen. Toelichting: Ondanks dat bekend was dat klaagster geen juridische aangelegenheden wilde behandelen en zij een gemachtigde had, is het volledige dossier per e-mail aan haar gestuurd. Het dossier kon aanvankelijk niet worden gevonden, wat een indicatie is van een gebrek aan organisatie en zorgvuldigheid binnen het kantoor. Dit schendt de vertrouwelijkheid van het proces, maar ook de juridische protocollen omtrent communicatie met de vertegenwoordiger van een cliënt. Het getuigt ook van een ernstig gebrek aan respect voor de afspraken en de rol die de gemachtigde van klaagster in het proces vervult. Ook heeft hij de gemachtigde van klaagster onvolledig en te laat geïnformeerd over de voortgang van de klachtbehandeling. c)    Verweerder heeft klaagster en haar gemachtigde onjuist benaderd. Toelichting: Verweerder lijkt geen besef te hebben van de rolverdeling tussen klaagster en haar gemachtigde en dat niet de gemachtigde, maar klaagster de klacht heeft ingediend. Dat blijkt uit de manier waarop verweerder steeds naar ‘Klager’ verwijst, wat impliceert dat de gemachtigde partij zou zijn in de klachtprocedure. Door klaagster niet centraal te stellen, heeft verweerder zijn rol als klachtenfunctionaris verzaakt. d)    Verweerder heeft klaagster onvoldoende betrokken in het proces en heeft geen poging gedaan om een oplossing te bereiken. Toelichting: Verweerder is niet actief in gesprek met klaagster gegaan en heeft haar niet de kans gegeven om haar bezwaren en zorgen verder toe te lichten. Verweerder is gemakzuchtig door het interne klachtenreglement heengegaan, zonder pogingen te doen om het proces op een zorgvuldige manier met klaagster af te stemmen. Dit heeft een negatieve impact op de transparantie en het vertrouwen in de klachtprocedure. Verweerder heeft zich beperkt tot een procedurele afhandeling en heeft niet de mogelijkheid aangeboden om tot een gezamenlijke oplossing te komen, met als negatieve gevolgen voor klaagster dat zij werd opgescheept met hoge declaraties en de onmogelijkheid om zonder kostenrisico’s over te stappen naar een andere advocaat.  e)    Het oordeel van verweerder over de klacht bevat wezenlijke tekortkomingen. Toelichting: Klaagster acht het verbazingwekkend dat alle klachten ongegrond zijn verklaard, ondanks de uitgebreide onderbouwing en gedetailleerde toelichting van klaagster over haar ervaringen. De toelichtingen en ernst van de situatie hadden moeten leiden tot een grondig en kritisch onderzoek, waarbij alle feiten en omstandigheden in hun volledigheid en met objectiviteit zouden worden gewogen. Door alle klachten ongegrond te verklaren zonder de vereiste zorgvuldige afweging, gaat verweerder voorbij aan zijn plicht om het belang van de cliënt voorop te stellen. Klaagster heeft verder gemotiveerd gesteld waarom het oordeel van verweerder onjuist is ten aanzien van de navolgende punten: -    de niet nagekomen afspraken; -    het kwijtraken van medische gegevens; -    het onprofessionele gedrag en de onjuiste houding; -    de werkweigering en het beëindigen van de samenwerking; -    de onduidelijkheid over declaraties; -    de gedane beledigende aanbeveling. 2.2    De gemachtigde van klaagster verweert zich ten slotte op persoonlijke titel tegen de kritiek van verweerder over het rechtstreeks benaderen van de verzekeraar. Dit had volgens hem door verweerder niet mogen worden afgedaan als ongepaste bemoeienis.

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Ontvankelijkheid 4.1    Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar klacht, omdat zij deze enkel heeft ingediend met het doel om een schadevergoeding te krijgen. Daarvoor is het tuchtrecht volgens verweerder niet bedoeld. 4.2    Klaagster heeft dit betwist en gemotiveerd toegelicht dat zij meent dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. 4.3    De raad ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar klacht. Klaagster heeft een eigen, direct betrokken belang bij de klacht en meent dat sprake is van een schending van het vertrouwen in de advocatuur. Daarover heeft zij op grond van artikel 46c lid 1 van de Advocatenwet kunnen klagen. Dat betekent dat de voorzitter inhoudelijk zal oordelen over deze zaak. Toetsingskader 4.4    De klacht ziet op het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris van het kantoor. Daarvoor geldt het volgende toetsingskader: Het tuchtrecht is bedoeld om te waarborgen dat advocaten hun beroep behoorlijk uitoefenen. Het tuchtrecht kan ook gelden als een advocaat niet optreedt als advocaat. Dat is het geval als er voldoende verband is tussen het beroep van advocaat en het doen en laten van de betrokkene in die andere hoedanigheid. In dit geval bestaat bij verweerder een voldoende concreet en aanwijsbaar verband tussen enerzijds zijn hoedanigheid van advocaat en anderzijds zijn optreden als de klachtenfunctionaris van zijn kantoor. Het advocatentuchtrecht is dan dus volledig van toepassing. Bij de beoordeling dient in aanmerking te worden genomen dat de klachtenfunctionaris een grote mate van vrijheid heeft bij onder andere de wijze waarop hij de klachtafhandeling inricht (zie o.a. RvD ’s-Hertogenbosch 9 december 2019, ECLI:NL:TADRSHE:2019:186 en RvD Den Haag 29 januari 2025, ECLI:NL:TADRSGR:2025:20). Beoordeling 4.5    De voorzitter is van oordeel dat verweerder in de wijze waarop hij heeft gehandeld als klachtenfunctionaris, het vertrouwen in de advocatuur niet heeft geschaad. Dat wordt als volgt toegelicht. 4.6    Verweerder heeft klaagster voldoende mogelijkheden geboden om haar klacht (schriftelijk) toe te lichten. Daarmee heeft hij zich voldoende ingespannen om, op basis van het klachtenreglement, het beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen. Het is niet vereist om in alle gevallen over te gaan tot een persoonlijk (fysiek) gesprek; het behoort tot de keuzevrijheid van de klachtenfunctionaris om van die optie al dan niet gebruik te maken. De klachtenbehandeling zelf is ook voldoende voortvarend verricht en binnen een periode van drie weken afgehandeld.  4.7    In de inhoud van het oordeel van verweerder over de klacht zijn evenmin aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat verweerder het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Dat klaagster en haar gemachtigde het niet eens zijn met de ongegrondverklaring van hun klachten is daarvoor onvoldoende. Verweerder is tot een oordeel gekomen op basis van hoor en wederhoor en kennisname van het dossier, inclusief de door klaagster verstrekte aanvulling van de klacht en de door ingezonden nadere stukken. Daarmee heeft verweerder voldaan aan wat van hem kon worden verwacht bij het doen van onderzoek en daartoe mocht hij zich beperken. Relevant daarbij is dat een interne klachtenprocedure laagdrempelig bedoeld is en niet bedoeld is voor een diepgravend onderzoek naar mogelijke misstanden binnen het kantoor, welk beeld klaagster wel voor ogen lijkt te hebben. Ook in de wijze waarop verweerder tot zijn oordeel is gekomen, ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Verweerder is na weergave van de stellingen van beide betrokkenen overgegaan tot het geven van zijn eigen oordeel, waarbij hij gemotiveerd en zakelijk uiteenzet welke klachten hij feitelijk niet vast kan stellen en welke volgens hem inhoudelijk ongegrond zijn. Verweerder mocht de klachtenprocedure vervolgens afsluiten en was niet gehouden om nog nader te spreken met de gemachtigde van klaagster om tot een oplossing te komen of om een schadevergoeding aan te bieden. Als klaagster het met de uitkomst niet eens is of was, dan staat het haar vrij om verdere (juridische) stappen te ondernemen. 4.8    Dat verweerder klaagster als ‘Klager’ heeft aangemerkt volgens de terminologie van het klachtenreglement is niet klachtwaardig en overigens van onvoldoende belang. Duidelijk volgt uit het oordeel van verweerder dat dit betrekking heeft op klaagster, mede gelet op woorden als ‘haar’, terwijl haar gemachtigde c.q. partner ook nog afzonderlijk wordt genoemd.  4.9    Ook het verwijt dat verweerder onvoldoende onpartijdig heeft gehandeld, slaagt niet. Klaagster meent kennelijk dat het verweerder niet vrijstond om de interne klachtenprocedure te behandelen omdat hij zelf bij het kantoor betrokken is. Daarmee miskent klaagster dat de interne klachtenprocedure juist bedoeld is om, zoals de naam het al zegt, intern bij het kantoor te proberen klachten op een laagdrempelige wijze op te lossen. Die rol heeft verweerder als klachtenfunctionaris op adequate wijze vervuld. 4.10    De klacht dat het dossier van klaagster niet aan haar gemachtigde, maar aan haarzelf is gezonden leidt evenmin tot de conclusie dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, nog daargelaten dat niet verweerder maar de eerdere advocaat van klaagster bij deze toezending betrokken is geweest. 4.11    Tot slot laat de voorzitter het op persoonlijke titel gevoerde verweer van de gemachtigde van klaagster, zoals weergeven in overweging 2.2, buiten beschouwing. Enkel de klachtonderdelen van klaagster ligt hier voor. Conclusie 4.12    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2025.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 30 juli 2025