Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2025:133

Zaaknummer

25-128/A/A

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing; gegronde klacht over de advocaat wederpartij. Verweerster heeft zich in strijd met gedragsregel 21 lid 3 zonder toestemming van klaagster(s advocaat) tot het hof gewend. Ondank de gegrondverklaring heeft de raad aanleiding gezien geen maatregel op te leggen. Verweerster heeft haar bericht direct nadat de advocaat van klaagster haar hierop had gewezen ingetrokken en niet gebleken is dat klaagster benadeeld is door het bericht. Het hof heeft de e-mail niet betrokken in het arrest.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 juli 2025 in de zaak 25-128/A/A  naar aanleiding van de klacht van:

klaagster  gemachtigde: mr. Th. Bruins

over

verweerster gemachtigde: mr. L.W. Castelijns 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 24 juli 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 24 februari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2360422/JS/MvV van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 juni 2025. Daarbij waren klaagster en verweerster en hun gemachtigden aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door verweerster op 7 maart 2025 nagezonden stukken.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klaagster en haar ex-partner (hierna: de ex-partner) zijn verwikkeld in een geschil over de zorg en omgang met betrekking tot hun twee minderjarige kinderen.  2.3    Tussen partijen is in eerste aanleg bij de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) een procedure gevoerd waarbij klaagster, onder meer, heeft verzocht om vervangende toestemming voor een verhuizing van Haarlem naar Hoorn. 2.4    Bij beschikking van 22 december 2023 heeft de rechtbank klaagster de verzochte vervangende toestemming verleend. Ook heeft de rechtbank een zorgregeling vastgesteld. De ex-partner heeft bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof) hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Verweerster heeft de ex-partner in deze hogerberoepsprocedure bijgestaan. Klaagster kreeg bijstand van mr. B.  2.5    Op 18 juli 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden bij het hof. De beschikking van het hof zou volgen op 27 augustus 2024.  2.6    Bij beveiligde e-mail (Zivver) van 22 juli 2024 om 14:08 heeft verweerster het hof een bericht gestuurd. Dit bericht is ook aan mr. B gestuurd. De inhoud van het bericht luidt als volgt:  “Grootedelachtbaar College,  Namens de man verzoek ik u vriendelijk om het proces-verbaal van de zitting van 18 juli jl. af te geven. Dit verzoek wordt gedaan omdat de vrouw, ondanks wat er tijdens de zitting besproken is, zich wederom niet heeft gehouden aan de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling voor [zoon D] én de afspraken die partijen omtrent [zoon H] hebben gemaakt. De man heeft de kinderen daardoor al weken niet gezien.  De vrouw laat de man helaas geen andere keuze dan om een kort geding aanhangig te maken waarin hij de rechtbank verzoekt om nakoming van de zorgregeling en afspraken voor [zoon H] op straffe van een dwangsom. Voor die procedure, en voor de procedure inzake de erkenning/het gezag/de zorgregeling omtrent [zoon H] zou het erg prettig zijn om aan te kunnen tonen wat er tijdens de zitting van afgelopen donderdag is besproken. Vandaar het verzoek om afgifte van het proces verbaal, en indien mogelijk op korte termijn. Ik dank u alvast hartelijk voor de door u in deze te nemen moeite (…)” 2.7    Bij e-mail van 22 juli 2024 om 15:51 uur heeft mr. B zich tot verweerster gewend over de e-mail aan het hof. Zij schrijft haar het volgende:  “U gaat volstrekt buiten uw boekje!  Ik verzoek u per omgaande het hof te berichten dat u én het bericht intrekt én de inhoud volledig onjuist is, onder meezending van deze e-mail.  U weet dat het u geenszins vrij stond het hof te benaderen nadat de zaak voor beschikking staat zonder mijn toestemming.  Het zal u duidelijk zijn dat de onjuiste weergave naar het hof van wat er donderdag wel en niet is gebeurd uw handelen verergert. Cliënte is gewoon afgereisd naar Haarlem met de kinderen, maar wenst niet gefilmd te worden door uw cliënt, hetgeen bekend was. Om die reden stond de auto wat verder, dus niet voor zijn woning en/of garage, maar de dichtstbijzijnde parkeerplek daarna. Cliënte heeft daar 25 minuten gewacht en er zijn berichten via de sms gestuurd. Uw client heeft K(…) [RvD: een persoon uit het netwerk van de ex-partner] laten wachten totdat cliënte op een gegeven moment met de kinderen maar is vertrokken. Cliënte is op het tijdstip van ophalen van [zoon H] zelfs opnieuw langsgekomen voor de overdracht van [zoon D], maar uw cliënt was niet bereid K(…) in het kader van de overdracht te laten komen.  Cliënte heeft thans de indruk dat dit een vooropgezet plan van uw client is om alsnog het Hof te kunnen aanschrijven omtrent zijn visie van de werkelijkheid. U had echter moeten weten dat u dat niet is toegestaan.” 2.8    Bij beveiligde e-mail (Zivver) van 22 juli 2024 om 21:42 uur heeft verweerster hierop het volgende bericht aan het hof gestuurd:  “Mijn eerdere Zivver bericht van vandaag, welke ik om 14.08 uur aan Uw Gerechtshof heb gestuurd, trek ik in. U mag het aldus als niet verzonden beschouwen.  Daarnaast wil ik Uw Gerechtshof vriendelijk verzoeken om het proces-verbaal van de zitting van 18 juli jl. aan partijen af te geven. Indien mogelijk op de kortst mogelijke termijn.  Ik dank u alvast hartelijk voor de door u in deze te nemen moeite.” 2.9    Bij e-mail van 23 juli 2024 om 10:02 uur heeft mr. B het volgende bericht aan verweerster gestuurd: “Onderstaand bericht is niet afdoende. Het kwaad is al geschied. Ik begrijp ook werkelijk niet waarom u niet even contact met mij opneemt of een andere concept tekst had voorgesteld. Het hof denkt immers thans dat u uw bericht alleen heeft ingetrokken vanwege de overtreding van gedragsregel 21, maar het gaat cliënte voornamelijk over de verkeerde - en suggestieve - inhoud van uw bericht.  Er resteren nu twee mogelijkheden:  1.    Of u geeft het hof nog door een door mij goedgekeurde tekst dat u tot intrekking bent overgegaan omdat u inmiddels heeft moeten constateren dat uw berichtgeving omtrent de zorgregeling afgelopen donderdag onjuist was en mijn cliënte wel had meegewerkt aan de uitvoering van de zorgregeling;  2.    U en uw client geven mij de gelegenheid namens cliënte het hof te berichten dat cliënte wel degelijk had meegewerkt aan de zorgregeling. Concept tekst:  Edelgrootachtbaar College, [verweerster] heeft u gisteren een onderbouwing van een verzoek tot afgifte van een proces-verbaal gestuurd, welke in strijd is met hetgeen zich daadwerkelijk heeft afgespeeld. Zij heeft deze tekst inmiddels ingetrokken, maar u bent hier al over geïnformeerd, hetgeen de zaak in disbalans brengt. De vrouw is namelijk gewoon afgereisd naar Haarlem met de kinderen, maar wenste niet gefilmd te worden door de man, hetgeen bekend was. Om die reden stond de auto wat verder, dus niet voor zijn woning en/of garage, maar de dichtstbijzijnde parkeerplek daarna. De vrouw heeft daar 25 minuten gewacht en er zijn berichten via de sms gestuurd. De man heeft zijn netwerk (K(…)) laten wachten totdat de vrouw op een gegeven moment met de kinderen maar is vertrokken. De vrouw is op het tijdstip van ophalen van [zoon H] zelfs opnieuw langsgekomen voor de overdracht van [zoon D], maar de man was niet bereid K(…) in het kader van de overdracht te laten komen. [Verweerster] heeft ingestemd met dit bericht aan u. Dit kunt u hechten aan het bericht van gistermiddag.  Cliënte en ik verwachten een reactie voor vandaag 14.00 uur.” 2.10    Bij e-mail van 23 juli 2024 om 14:03 uur heeft verweerster mr. B als volgt geantwoord: “Uw cliënte is de zorgregeling niet nagekomen. Reden waarom ik vandaag namens cliënt een kort geding aanhangig zal maken bij de rechtbank, met het verzoek om nakoming van de zorgregeling op straffe van een dwangsom. Ik kan dus niet aan het Hof berichten dat uw cliënte de zorgregeling wel is nagekomen. Ook kan ik daarom niet akkoord gaan met de door u voorgestelde tekst.  Het bericht van gistermiddag met onderbouwing van het verzoek om afgifte van het PV heb ik op uw verzoek ingetrokken. Daarna heb ik enkel verzocht om afgifte van het PV zonder nadere onderbouwing. Het eerdere verzoek is aldus geen onderdeel van het dossier geworden. Mede daardoor kan ik u geen toestemming geven om het Hof nader inhoudelijk te berichten, mocht u dat van plan zijn.” 2.11    Bij e-mail van 23 juli 2024 om 14:59 uur heeft mr. B aan verweerster de volgende reactie gestuurd:   “Dit is toch wel bizar en volledig in strijd met onze gedragsregels.  Dwingt u mij nu om ook de gedragsregels te overtreden en het hof te berichten en vervolgens na een bericht van u het hof te berichten het bericht in te trekken?  U begrijpt toch wel mijn cliënte hier geen vrede mee heeft. Zij heeft het recht om haar versie aan het hof te laten horen. Niet vergeten dient te worden dat u deze actie zonder enige noodzaak bent begonnen.  U mocht het hof niet berichten en buiten dat is het uw client die zich niet aan de zorgregeling heeft gehouden en dat weet u, maar toch schrijft u anders. Daar vindt mijn cliënte ook wat van.  Cliënte en ik moeten ons thans beraden wat te doen. Jammer.” 2.12    Op 24 juli 2024 heeft klaagster bij de deken de onderhavige klacht over verweerster ingediend. 2.13    Op 27 augustus 2024 heeft het hof arrest gewezen in de hogerberoepsprocedure tegen de beschikking van de rechtbank van 22 december 2023. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank voor zover daarin vervangende toestemming is verleend aan klaagster om te verhuizen, bekrachtigd. Voor wat betreft de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling is de beschikking vernietigd en is een afwijkende zorgregeling vastgesteld.  2.14    In rov. 2.4 heeft het hof het volgende overwogen:  “Bij het hof zijn verder de volgende stukken binnengekomen: - een bericht van de moeder van 12 juli 2024, (…);  - een bericht van de vader van 5 juli 2024, (…); ”  - een bericht van de moeder van 7 juli 2024, (…);  - een bericht van de vader van 8 juli 2024, (…); ”  - een bericht van de moeder van 15 juli 2024, (…).  Het hof heeft tevens op 5 juli 2024 een bericht van de vader ontvangen, (…).”

3.    KLACHT 3.1.    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster dat zij zich op 22 juli 2024, nadat de zaak voor uitspraak stond, zonder toestemming tot het hof heeft gewend.

4.    VERWEER  4.1.    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan. 

5.    BEOORDELING Maatstaf 5.1.    Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen. 5.2.    Verder geldt dat in familierechtkwesties de advocaat ervoor moet waken dat de verhoudingen tussen partijen niet escaleren. Van de advocaat mag een zekere terughoudendheid worden verwacht in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar verwachting als kwetsend zal ervaren, en in het starten van procedures. De advocaat moet daarbij in iedere zaak afwegen: -    het belang van zijn cliënt bij het voeren van de procedure, -    het belang van de wederpartij én dat van de kinderen bij het voorkomen daarvan, -    het verloop van het geschil tot dan toe en -    de kans op succes van de procedure.

5.3.    Naar vaste jurisprudentie is de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij ter invulling van deze norm wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. Oordeel  5.4.    Op grond van gedragsregel 21 lid 3 is het een advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden nadat uitspraak is bepaald. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is het echter wel toegestaan om na arrestbepaling te verzoeken het proces-verbaal aan te vullen of aan te passen (HvD 30 mei 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:96). Toestemming van de wederpartij hiervoor in beginsel niet nodig. Het is echter niet toegestaan bij dat verzoek nieuwe argumenten aan te voeren (het zogenoemde “napleiten”). Hoewel deze situatie strikt genomen niet aan de orde is - verweerster heeft de rechtbank immers om het proces-verbaal verzocht en niet om de aanvulling of aanpassing daarvan - is de situatie wel vergelijkbaar en is deze jurisprudentie naar het oordeel van de raad ook op onderhavige situatie toepasbaar.  5.5.    Vaststaat dat verweerster zich zonder toestemming van klaagster(s advocaat) bij e-mail van 22 juli 2024 (14:08 uur) tot het hof heeft gewend met het verzoek om het proces-verbaal van de zitting af te geven. Gelet op de hiervoor genoemde jurisprudentie acht de raad het opvragen van het proces-verbaal zonder toestemming van klaagster(s advocaat) op zichzelf genomen niet verwijtbaar. Ook begrijpt de raad dat verweerster haar verzoek aan het hof tot het verstrekken van een proces-verbaal moest toelichten. Dat volgt ook uit de nieuwsbrief van het hof die verweerster heeft overgelegd. Het gaat daarbij echter om een niet-inhoudelijke processuele toelichting, bijvoorbeeld de toelichting dat het proces-verbaal benodigd is voor het aanhangig maken van een kort geding. De toelichting die verweerster heeft gegeven ter onderbouwing van haar verzoek, gaat veel verder dan het motiveren van het verzoek tot het verstrekken van een proces-verbaal. Door het hof te informeren dat “het verzoek wordt gedaan omdat de vrouw, ondanks wat er tijdens de zitting besproken is, zich wederom niet heeft gehouden aan de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling (…)” en “[d]e man [daardoor] (…) de kinderen (…) al weken niet [heeft] gezien” heeft verweerster nieuwe inhoudelijke argumenten naar voren gebracht over de inhoud van de procedure, waarop klaagster niet meer kon reageren, omdat de zaak voor arrest stond. Hiermee is naar het oordeel van de raad sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar “napleiten” in de zin van gedragsregel 21 lid 3. Daarmee is de klacht gegrond. 

6.    MAATREGEL 6.1.    De raad heeft overwogen dat verweerster in strijd met gedragsregel 21 lid 3 heeft gehandeld door zich zonder toestemming van klaagster(s advocaat) tot het hof te wenden. Hoewel de raad hierover heeft geoordeeld dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is, is bij de beoordeling van de ernst van dit handelen van belang dat verweerster haar bericht heeft ingetrokken direct nadat de advocaat van klaagster haar hierop had gewezen en niet gebleken is dat klaagster benadeeld is door het bericht. Klaagster heeft gesteld dat het bericht door de werking van beveiligd e-mailen met Zivver technisch gezien niet was ingetrokken. De raad kan niet vaststellen welke technische opties er zijn om via Zivver een e-mail in te trekken. Bovendien is dat volgens de raad niet relevant. De inhoud van de intrekkingsmail was duidelijk. Ook staat vast dat het hof de e-mail niet heeft betrokken in zijn arrest. Daarbij was klaagster naar het oordeel van de raad niet verplicht om de concepttekst, die mr. B haar had voorgeschreven te gebruiken. Gelet op deze feiten en omstandigheden ziet de raad aanleiding te volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel.  6.2.    Tot slot wenst de raad zowel verweerster als de advocaat van klaagster mee te geven dat het tot hun taakstelling als familierechtadvocaten behoort zoveel mogelijk depolariserend te werk te gaan. De raad heeft gemerkt dat de communicatie tussen de advocaten onderling niet altijd even soepel verloopt. De raad spreekt de hoop uit dat partijen - zoals ter zitting ter sprake is gekomen - op korte termijn met elkaar een gesprek hierover zullen aangaan.         

7.    GRIFFIERECHT 7.1.    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart de klacht gegrond; -    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd; -    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster.

Aldus beslist door mr. S.D. Arnold, voorzitter, mrs. I.J. de Laat en W. van Eekhout, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 28 juli 2025