Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-07-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2025:146
Zaaknummer
25-345/DH/DH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de cassatieadvocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 23 juli 2025 in de zaak 25-345/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 23 mei 2025 met kenmerk K255 2024 en van de op de bijbehorende inventarislijsten genoemde bijlagen.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager is verwikkeld (geweest) in een arbeidsrechtelijk conflict met zijn werkgever. Op 7 april 2023 heeft de werkgever een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank strekkende tot ontbinding van klagers arbeidsovereenkomst. 1.2 Bij beschikking van 9 augustus 2023 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden omdat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. 1.3 Klager heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter. 1.4 Bij beschikking van 17 september 2024 heeft het gerechtshof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. In de beschikking is onder meer opgenomen: “17.3 (…) De kantonrechter heeft de door [klager] in het geding gebrachte geluidsopname beluisterd en geoordeeld dat daarop niets van het gedrag dat [klager] noemt is te horen. [Klager] heeft deze waarneming in hoger beroep niet bestreden. Het hof zal daarom uitgaan van de juistheid daarvan.” 1.5 Klager wenste cassatie in te stellen tegen de beschikking van het gerechtshof. Op 14 november 2024 heeft de deken verweerder aangewezen om klager te adviseren over zijn kansen in cassatie en om – in het geval van een positief advies – beroep in cassatie in te stellen en klager bij te staan in de cassatieprocedure. 1.6 Bij brief van 15 november 2024 heeft verweerder de opdracht aan klager bevestigd. Klager heeft de brief voor akkoord ondertekend. 1.7 Op 28 november 2024 heeft verweerder, in reactie op berichten van klager, aan klager onder meer laten weten: “Ik herhaal voor de goede orde dat ik voor de cassatie uitsluitend het procesdossier nodig heb en niets dat niet in het geding is gebracht een rol kan spelen (hoge uitzonderingen daargelaten).” 1.8 Op 5 december 2024 heeft verweerster zijn cassatieadvies aan klager gestuurd. Verweerder komt in het advies gemotiveerd tot de conclusie dat een cassatieberoep onvoldoende kans op succes heeft. In het advies is onder meer het volgende opgenomen: “2.2 U hebt bij e-mail van 19 november 2024 twaalf pijnpunten aangegeven, die er kort weergegeven en in onderlinge samenhang op het volgende neerkomen. (…) 2.3. Ik voeg daar nog twee punten die blijken uit de processtukken uwerzijds aan toe: (…) 2.7.4 Voor wat betreft het bewijsmateriaal – in het bijzonder de geluidsopname – verwijst het Hof naar de beoordeling van de kantonrechter in rov. 2.8 van diens beschikking. Het Hof overweegt terecht dat daartegen niet is gegriefd, zodat het Hof van de juistheid daarvan uit kon gaan. Daarmee is het Hof in het kader van het zogeheten grievenstelsel uitgegaan van een juiste rechtsopvatting. Er had tegen dit oordeel van de kantonrechter, tegen diens beoordeling van het aangedragen bewijsmateriaal moeten worden gegriefd en dat is (in grief IV en V) niet gebeurd. In cassatie kan dit – alsmede de algehele bewijswaardering in het kader van de verstoorde arbeidsverhouding – niet worden hersteld. Een klacht ter zake is dan ook uitgesloten. NB de bewijswaardering van de kantonrechter in rov. 2.8 van diens beschikking betreft niet alleen de geluidsband maar ook uw overige bewijsstukken.” Het cassatieadvies maakt onderdeel uit van het klachtdossier. 1.9 Op 6 december 2024 heeft klager gereageerd op het cassatieadvies en verweerder dringend en gemotiveerd verzocht om klagers aanvullende punten in heroverweging te nemen en het cassatieadvies te herzien. Klager heeft daarbij de argumenten aangegeven op grond waarvan volgens hem cassatie wel kans van slagen zou hebben. 1.10 Op 9 december 2024 om 12:01 uur heeft verweerder gereageerd en aan klager onder meer geschreven: “Dank voor uw mail van afgelopen vrijdag, waarover ik het weekend heb nagedacht. Zojuist heb ik naar aanleiding daarvan nogmaals het dossier ter hand genomen. Ik beantwoord enkele opmerkingen van u hieronder in het rood. Voorts bericht ik u als volgt.. (…) Ik heb u al geschreven dat ik geen heil zie in een gesprek. In de plaats daarvan heb ik u verzocht uw pijnpunten op papier te zetten en een groot gedeelte daarvan heb ik uitdrukkelijk behandeld in mijn advies en, om u ter wille te zijn, nader hieronder.” 1.11 Op 9 december 2024 om 12:55 uur heeft verweerder gereageerd op een van klager ontvangen bericht en onder meer geschreven: “U hebt inderdaad geprobeerd het een en ander uit te leggen, waarop ik u heb gezegd dat ik dat al had geadresseerd. (…) Uw mail van 19 november heb niet genegeerd, hetgeen eruit blijkt dat ik die letterlijk heb benoemd in randnummer 2.2.” 1.12 Op 10 december 2024 heeft klager gereageerd op verweerders in het rood weergegeven opmerkingen, met het verzoek daar diezelfde dag inhoudelijk op te reageren. 1.13 Verweerder heeft diezelfde dag om 10:59 uur gereageerd en onder meer herhaald dat hij geen reële kans op succes ziet en dat hij het dossier zal sluiten. 1.14 Klager heeft daar diezelfde dag om 11:29 uur op gereageerd en verweerder een ultimatum gesteld. 1.15 Verweerder heeft diezelfde dag om 12:00 uur gereageerd en geschreven dat een second opinion aanvragen hem zinvol lijkt. 1.16 In reactie op een volgende e-mail van klager heeft verweerder op 10 december 2024 aan klager onder meer geschreven: “U miskent dat ik niet gehouden ben een cassatieprocedure aanhangig te maken als ik geen reële kans op succes zie. (…) Daarna ben ik u lang genoeg ter wille geweest met het beantwoorden van uw nadere vragen.” 1.17 Op 14 december 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder heeft geen volledig dossieronderzoek verricht en heeft geweigerd actief te zoeken naar juridische fouten. Verweerder heeft geen volledig onderzoek verricht naar de geluids- en beeldopnames. b) Verweerder toonde vooringenomenheid door klagers aangedragen punten zonder inhoudelijke motivering af te wijzen. c) Verweerders cassatieadvies van 5 december 2024 toont een fundamenteel gebrek aan zorgvuldigheid en betrokkenheid. Verweerder heeft bewijsstukken en juridische argumenten zonder onderzoek genegeerd en stelde dat klagers aanvullingen “niet relevant” waren, terwijl deze essentieel waren voor de beoordeling. d) Verweerder heeft zijn positie als dominus litis misbruikt om zijn verantwoordelijkheid te minimaliseren en zijn nalatigheid te verbergen. 2.2 Klager stelt dat sprake is van ernstige nalatigheid, vooringenomenheid en een gebrek aan integriteit van verweerder bij de behandeling van klagers zaak. Verweerder heeft klagers als cliënt consequent juridisch onderschat. Verweerders handelen was partijdig, onzorgvuldig en in strijd met zijn plicht tot objectieve en onafhankelijke rechtsbijstand. Door zijn vooringenomenheid heeft verweerder geen serieuze poging gedaan om klagers belangen te behartigen. Verweerders handelen is nalatig en in strijd met de kernwaarden integriteit en onafhankelijkheid. Klager stelt dat dit alles heeft geleid tot een ondeugdelijk cassatieadvies.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Verweerder stelt dat hij de twaalf pijnpunten van klager (zijn mail van 19 november 2024) in aanmerking heeft genomen, waaronder ook het punt van het geluids- en beeldmateriaal. Het cassatieadvies is volgens de regelen der kunst tot stand gekomen en wat er inhoudelijk op is aan te merken blijft onduidelijk, anders dan dat klager het er niet mee eens is. Het cassatieadvies spreekt voor zich, maar ook na afgifte daarvan heeft verweerder de moeite genomen om te reageren op de opmerkingen van klager (zowel schriftelijk als telefonisch). 3.2 De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Toetsingskader 4.1 Deze klacht gaat over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Er is pas sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen als de kwaliteit duidelijk onder de maat is geweest. De tuchtrechter houdt bij de beoordeling rekening met de vrijheid die een advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt. Ook houdt de tuchtrechter rekening met de keuzes waar een advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die (keuze)vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door bepaalde eisen die aan het werk van de advocaat worden gesteld. Als algemene professionele standaard geldt dat de advocaat te werk moet gaan zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot mag worden verwacht. 4.2 In deze zaak gaat het met name om het door verweerder gegeven cassatieadvies. Artikel 7.6 van de Verordening op de Advocatuur (Voda) bepaalt dat de advocaat de cliënt tijdig en schriftelijk adviseert over a) de kansen van het cassatieberoep; b) de kosten en risico’s van het cassatieberoep en c) de opportuniteit van een cassatieberoep, gelet op de te verwachten rechtsgang na vernietiging en eventuele (terug)verwijzing. Klachtonderdeel a) 4.3 Klager verwijt verweerder dat hij geen volledig dossieronderzoek heeft verricht en heeft geweigerd actief te zoeken naar juridische fouten. Naar het oordeel van de voorzitter blijkt uit het door verweerder gegeven cassatieadvies dat hij het dossier en de beschikking van het gerechtshof afdoende heeft bestudeerd. Verweerder noemt in zijn advies klagers pijnpunten (uit zijn e-mail van 19 november 2024) en heeft gemotiveerd toegelicht waarom deze punten niet tot een succesvol cassatieberoep kunnen leiden. Daarnaast heeft hij ook andere punten aangehaald – zoals het oordeel over de verstoorde arbeidsrelatie, het oordeel over de herplaatsing en de afwijzing van de billijke vergoeding – en heeft ook daarover gemotiveerd geadviseerd. Verweerder wijst in diverse voetnoten ook terug naar de inhoud van het dossier en de beschikking. Dat verweerder niet zelf heeft gezocht naar juridische fouten, blijkt dan ook niet. 4.4 Verweerder heeft ook het punt van de geluids- en beeldopnames behandeld (zie 2.7.4 van zijn cassatieadvies). Uit het klachtdossier blijkt niet dat verweerders conclusie op dat punt – dat er in hoger beroep geen duidelijk kenbare grief is gericht tegen het oordeel van de rechtbank – onjuist is. Verweerder heeft klager gewezen op het grievenstelsel en de gevolgen daarvan. Dat verweerder geen (volledig) onderzoek heeft verricht naar de opnames, blijkt dan ook niet. Dit klachtonderdeel is daarmee kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b) 4.5 Klager verwijt verweerder dat hij vooringenomenheid toont door klagers aangedragen punten zonder inhoudelijke motivering af te wijzen. 4.6 De voorzitter stelt voorop dat de cassatieadvocaat bij de uitvoering van een opdracht om cassatieadvies uit te brengen vooral tot taak heeft om de mogelijke cassatiegronden te beoordelen op basis van het volledige procesdossier van de eerder instanties. Dit vloeit voort uit de specifieke wettelijke eisen die aan cassatierechtspraak worden gesteld. Het behoort in beginsel, behoudens uitzonderingen, niet tot de taakuitvoering van de cassatieadvocaat om de aan hem voorgelegde zaak met de cliënt te bespreken (zie Raad van Discipline Den Haag 8 februari 2016, ECLI:NL:TADRSGR:2016:38). Van een uitzondering in deze zaak is de voorzitter niet gebleken. Het stond verweerder dan ook vrij om niet op alle door klager genoemde pijnpunten in te gaan. 4.7 Verweerder heeft dat desondanks wel gedaan. Hij is in zijn cassatieadvies gemotiveerd ingegaan op de door klager aangedragen pijnpunten. Ook na verstrekking van het cassatieadvies heeft verweerder meermaals gereageerd op vragen van klager hierover. Van afwijzing zonder inhoudelijke motivering is geen sprake. Voor het verwijt dat verweerder vooringenomen zou zijn ziet de voorzitter in het dossier geen enkele aanwijzing. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel c) 4.8 Klager verwijt verweerder in de kern dat zijn cassatieadvies ondeugdelijk is en op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Daarvan is niet gebleken. Verweerder heeft zijn advies tijdig en schriftelijk gemotiveerd gegeven. Hij heeft (voor zover relevant) voldaan aan alle vereisten van artikel 7.6 van de Voda. Verweerder heeft – zoals onder 4.3 en 4.4 weergegeven – het procesdossier en de beschikking voldoende bestudeerd en geanalyseerd of er motiverings- en/of rechtsklachten geformuleerd konden worden. Welke bewijsstukken, juridische argumenten en/of aanvulling verweerder precies heeft genegeerd, is de voorzitter niet duidelijk geworden. Klager heeft ook niet aangegeven welk deel van het cassatieadvies onjuist zou zijn. Het is duidelijk dat klager het met het advies niet eens is, maar dat – en de daarbij door klager gegeven argumenten – maken niet dat het door verweerder gegeven cassatieadvies onjuist is. Verweerders advies is zoals dat van een redelijk bekwame en redelijk handelende (cassatie)advocaat verwacht mag worden. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel d) 4.9 Klager verwijt verweerder dat hij zijn positie als dominus litis heeft misbruikt om zijn verantwoordelijkheid te minimaliseren en zijn nalatigheid te verbergen. 4.10 Uitgangspunt is dat de advocaat dominus litis is in relatie tot zijn cliënt, wat betekent dat hij de volledige verantwoording draagt voor de behandeling van de zaak. In het verlengde hiervan is het aan de advocaat om te bepalen of hij een zaak wil aannemen. Een advocaat is niet gehouden bijstand te verlenen in een cassatiezaak waarin hij geen kansen ziet. Verweerder zag die kansen niet in klagers zaak en heeft hem dat via het cassatieadvies gemotiveerd laten weten. Verweerder mocht klager daarbij berichten dat hij geen cassatie zou instellen. Dat verweerder misbruik zou hebben gemaakt van zijn positie als dominus litis is niet gebleken. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder is niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Tot slot 4.11 Voor zover klager klaagt dat zijn recht op een eerlijk proces is geschaad door verweerders handelwijze, geldt dat verweerder hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. Het wettelijk systeem dat een rechtszoekende uitsluitend via een gespecialiseerd advocaat, die enige grond ziet om cassatie in te stellen, toegang heeft tot de Hoge Raad, is niet in strijd met het in artikel 6 EVRM neergelegde recht op toegang tot de rechter (zie Hof van Discipline 8 mei 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:79). 4.12 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 juli 2025