Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2025:132

Zaaknummer

25-208/A/A

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing; ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Verweerster heeft de belangen van haar cliënte behartigd zoals het een behoorlijk advocaat betaamt, zonder de belangen van klager onevenredig te schaden. Zij was niet verplicht om in te gaan op het voorstel van klager om een regeling te treffen. Hoewel een regeling in der minne de voorkeur heeft (gedragsregel 5), betreft dit geen absolute verplichting, maar staat dit ter vrije beoordeling van de advocaat en de cliënt. Ook geen schending van gedragsregel 8; verweerster mocht uitgaan van de juistheid van de informatie die haar cliënte haar had verstrekt.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 juli 2025 in de zaak 25-208/A/A  naar aanleiding van de klacht van:

klager 

over

verweerster gemachtigde: mr. M. Zwennes 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 1 augustus 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 28 maart 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2362124/JS/BF van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 16 juni 2025. Daarbij waren klager en verweerster met haar gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager op 2 juni 2025 nagezonden stukken. 

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klager was vanaf februari 2020 bewindvoerder van mevrouw E (hierna: E). Op 16 mei 2022 is E toegelaten tot de schuldhulpverlening.  2.3    Bij beschikking van 25 oktober 2022 heeft de kantonrechter het bewind over E met ingang van 1 november 2022 opgeheven. In de beschikking is onder meer opgenomen:  “Rechthebbende heeft zelf stappen ondernomen en is momenteel toegelaten tot de schuldhulpverlening. (…) Het is niet vereist dat rechthebbende tijdens het doorlopen van het schuldhulpverleningstraject een bewindvoerder heeft. De huidige bewindvoerder wenst te worden ontslagen uit zijn functie daar hij stopt met zijn werkzaamheden als bewindvoerder.” 2.4    Tussen klager en E is een juridisch geschil ontstaan over de wijze van het afwikkelen van het bewind. E was het met name niet eens met betalingen die vlak voor het einde van het bewind zijn gedaan. Volgens E betroffen deze betalingen schulden die via de schuldsanering gesaneerd hadden moeten worden, terwijl klager van mening was dat de verrichte betalingen niet als dergelijke schulden konden worden aangemerkt.  2.5    E heeft verweerster verzocht haar in dit geschil bij te staan. Bij e-mail van 23 november 2022 heeft verweerster klager namens E aansprakelijk gesteld voor schade en verzocht de financiële gegevens van E ter beschikking te stellen. De brief luidt, voor zover relevant, als volgt:   “Op 25 oktober 2022 heeft de kantonrechter beslist om het bewind met ingang van 1 november 2022 op te heffen, omdat de noodzaak van de aanwezigheid van een bewindvoerder niet meer noodzakelijk is. Cliënte is namelijk in de tussenliggende periode reeds tot de Schuldhulpverlening toegelaten.  Echter, eind oktober, terwijl er al een uitspraak voorhanden was, hebt u zonder enige reden bedragen van in totaal € 5.155,24 overgemaakt aan onder meer de belastingdienst en Stichting Derden DRA. Daar komt bij dat cliënte zich op dat moment reeds als gedupeerde van de Toeslagenaffaire heeft aangemeld. Onduidelijk is dan ook hoe u toch forse bedragen heeft overgemaakt aan de Belastingdienst, terwijl cliënte in afwachting van de beoordeling geen terugbetaling had hoeven te verrichten. Eveneens is de SBN aangesteld om de private schulden van gedupeerden over te nemen.  Daar komt bij dat u eveneens op de hoogte was gebracht dat cliënte met het wijkteam bezig was om schuldhulpverlening aan te vragen, waar zij op 16 mei 2022 voor is toegelaten. Er is een niet up to date schuldenlijst verzonden maar een mededeling gedaan dat de schulden nu zo blijven totdat er uitkomst zou zijn vanuit de Belastingdienst. Verder hebt u tot op heden ondanks recente verzoeken niet de schuldenlijst noch andere financiële stukken aan cliënte toegezonden. Hiermee wordt het traject waarin cliënte zich momenteel bevindt onnodig gestagneerd. Eveneens heeft cliënte tot op heden geen eindafrekening ontvangen ondanks diverse verzoeken per e-mail. Er had dus geen enkele betaling mogen plaatsvinden, nu cliënte hierdoor benadeeld wordt, aangezien er meerdere schuldeisers zijn, zij reeds toegelaten is tot het Schuldhulpverleningstraject en de kosten verder zijn opgelopen in de afgelopen jaren dat cliënte bij u onder bewind heeft gestaan, aldus cliënte. Verder bent u zonder instemming of overleg overgegaan tot het overmaken van de gelden. Cliënte houdt u daarvoor aansprakelijk en ook de reeds geleden schade. (…) Daarbij nogmaals het verzoek van cliënte om de volgende bescheiden toe te zenden:  - Boedelrekening;  - Openstaande schulden;  - Jaarlijkse rekening en verantwoording;  - De eindafrekening. Namens cliënte wordt u verzocht om bovenstaande binnen 15 dagen toe te zenden en eveneens de gegevens van uw aansprakelijkheidsverzekering te verstrekken, zodat rechtstreeks contact met hen kan worden opgenomen. Bij gebreke daarvan zult u zonder verdere aankondiging in rechte worden betrokken en zal de dagvaarding aan uw organisatie worden gericht. Daarbij wordt u eveneens de buitengerechtelijke (in)cassokosten en wettelijke rente aangezegd en eveneens zullen de te maken (juridische) kosten voor zover mogelijk zoveel mogelijk op u worden verhaald” 2.6    Klager heeft diezelfde dag als volgt gereageerd:  “Naar aanleiding van onderhavig bericht heb ik vandaag zonder succes telefonisch contact met u gezocht. Morgen ben ik moeilijk bereikbaar dus ik zal maandag aanstaande wederom contact met u proberen op te nemen.”  2.7    Verweerster heeft hierop die dag gereageerd met:  “Ik ben met ingang van vrijdag 25 november afwezig. Graag verzoek ik u schriftelijk de stukken toe te zenden en eventueel een reactie per e-mail. Morgen ben ik nog wel telefonisch bereikbaar.”  2.8    Bij e-mail van 9 januari 2023 heeft verweerster aan klager het volgende meegedeeld:  “Tot op heden heb ik nog geen stukken van u mogen ontvangen. Hierbij nogmaals het verzoek, de verzochte stukken deze week aan mij toe te zenden dan wel uw aansprakelijkheidsverzekering kenbaar te maken.  Bij gebreke daarvan wordt u zonder verdere aankondiging in rechte betrokken. Ik stel echter voor dit niet zover te laten komen. Cliënte heeft baat bij een minnelijke regeling en afhandeling buiten rechte om.” 2.9    Bij e-mail van 10 januari 2023 heeft klager verweerster het volgende bericht gestuurd:  “Afgelopen weekend ben ik teruggekeerd van mijn vakantie. Morgen zal ik in de loop van de ochtend nogmaals telefonisch contact me u proberen op te nemen.”  2.10    Verweerster heeft diezelfde dag per e-mail aan klager geantwoord:  “Het is mij onduidelijk waarom u telefonisch overleg wenst te voeren, terwijl ik u om de financiële stukken verzoek. Al ruim meer dan een maand geleden. Deze heb ik nog altijd niet ontvangen.”  2.11    Op 28 maart 2023 heeft een medewerker van de rechtbank verweerster het volgende laten weten:  “De rechtbank heeft ook nog geen eindrekening en verantwoording ontvangen hetgeen ons niet verbaasd daar wij al lange tijd geen contact met de voormalig bewindvoerder hebben kunnen krijgen. Hij heeft zijn werkzaamheden als bewindvoerder in de periode van de opheffing van onderstaand bewind ook al beëindigd. Ik heb vandaag de griffie verzocht nog 1 poging te wagen middels een rappel.”  2.12    Op 31 mei 2023 heeft verweerster klager namens E gedagvaard. E vordert klager te veroordelen tot overlegging van het gehele dossier, waaronder een actuele schuldenlijst, op straffe van een dwangsom per dag dat klager verzaakt met een maximum van € 10.000,-. Daarnaast vordert E materiële en immateriële schadevergoeding.  2.13    De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2023. E en verweerster waren in persoon aanwezig. Klager was, hoewel juist opgeroepen, niet verschenen.  2.14    Bij e-mail van 23 oktober 2023 heeft klager de kantonrechter bericht dat hij niet op de hoogte was van de zitting en verzocht om zijn verweer nader toe te lichten. De kantonrechter heeft een nieuwe mondelinge behandeling bepaald op 27 november 2023. Klager was ondanks de juiste oproeping, wederom niet verschenen.  2.15    Bij vonnis van 1 december 2023 heeft de kantonrechter klager veroordeeld (i) onder verbeurte van een maximale dwangsom van € 10.000,- een actuele schuldenlijst en een overzicht van de daarbij behorende vorderingen aan E te verstrekken en (ii) een bedrag van € 2.876,24 exclusief rente en kosten aan schadevergoeding aan haar te betalen. Het vonnis is aan beide partijen verstuurd.  2.16    Op 21 december 2023 heeft de deurwaarder op verzoek van E de grosse van het vonnis van 1 december 2023 aan klager betekend, met het bevel om binnen acht dagen onder verbeurte van de dwangsom van € 10.000,- een actuele schuldenlijst en een overzicht van de daarbij behorende vorderingen over te leggen en binnen twee dagen de schadevergoeding te voldoen.  2.17    Op 17 april 2024 heeft de deurwaarder onder de werkgever van klager (het ministerie van Financiën) loonbeslag gelegd op het salaris van klager. Op 22 april 2024 is het exploot van het loonbeslag aan klager betekend.  2.18    Op 16 mei 2024 heeft een telefonisch overleg plaatsgevonden tussen klager en de deurwaarder. In het verslag van dit verslag staat:  “deb wil meer info over het loonbeslag, dossier doorgelopen met deb en hij gaat nog eens goed naar het vonnis kijken.”  2.19    Op 12 juli 2024 heeft de deurwaarder opnieuw loonbeslag gelegd onder de werkgever van klager. Op 17 juli 2024 is het exploot derdenbeslag door de deurwaarder aan klager betekend.  2.20    Op 17 juli 2024 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de deurwaarder. In het telefoonverslag staat hierover:  “deb is woest, waarom hebben wij hem niet aangeschreven hij gaat om een herberekening vragen.”  2.21    Bij verzoekschrift van 30 juli 2024 heeft klager de rechtbank verzocht het loonbeslag op te heffen danwel de beslagvrije voet aan te passen. Volgens klager is het bedrag dat wordt ingehouden zo hoog dat hij maandelijks een schuld opbouwt. Hij mag als ambtenaar van het Ministerie van Financiën geen schulden hebben en de situatie kan mogelijk tot zijn ontslag leiden. Ook loopt hij hierdoor een promotie mis.  2.22    Op 1 augustus 2024 heeft klager bij de deken onderhavige klacht over verweerster ingediend.   2.23    Bij e-mail van 2 september 2024 heeft verweerster klager als volgt bericht, voor zover relevant: “Zoals u inmiddels bekend heeft er op 1 december 2023 een uitspraak plaatsgevonden. Dit is aan u verzonden. Daarnaast is het vonnis op 21 december 2023 aan u betekend waarbij u nog een extra termijn van 8 dagen is verstrekt om te betalen en het dossier toe te zenden. Dit hebt u nagelaten. Tot op heden heeft cliënte, ondanks de noodzaak, noch de rechtbank het dossier ontvangen. Om u niet rauwelijks te dagvaarden, wordt u hierbij aangezegd om het dossier binnen 14 dagen alsnog toe te zenden. (…) Laat u dit na, dan zal er een nieuwe procedure worden opgestart waarbij een nieuwe en hogere dwangsom wordt gevorderd. (…)” 2.24    Op 20 september 2024 heeft klager de deurwaarder een e-mail gestuurd. Uit een notitie van de deurwaarder volgt het volgende:  “Mail deb, wil dat wij het beslag opheffen/ Deze zorgt voor een persoonlijk vervelende situatie voor deb. Hij werkt namelijk voor het ministerie van Financiën en mag [RvD begrijpt: geen] schulden hebben. Dit is voor ons geen reden het beslag op te heffen. Deb heeft immers geen enkele intentie gehad om zelf over te gaan tot betaling. Beslag blijft.”  2.25    Op 25 september 2024 heeft verweerster aan klager meegedeeld, voor zover relevant:  “Op 2 september 2024, (…), heb ik u een schrijven gestuurd, waarin ik u nogmaals heb verzocht om het dossier te overhandigen, zodat de schuldhulpverlener met de schuldeisers een afspraak kan maken. Nog altijd hebt u daar niet op gereageerd. (…) Hierbij sommeer ik voor zover mogelijk u, om binnen 7 dagen het dossier, te overhandigen. Bij gebreke daarvan wordt u opnieuw in een procedure betrokken en zal de rechtbank wederom om dwangsommen worden verzocht voor elke dag dat u nalaat het dossier te overhandigen. Er komt geen verdere aankondiging meer, maar dan wordt u hierna een dagvaarding betekend aan uw adres. (…)”  2.26    Bij e-mail van 14 oktober 2024 heeft verweerster aan klager meegedeeld, voor zover relevant:  “Het is inmiddels 14 oktober en nog altijd hebt u niet gereageerd. Dit betekent dat een dezer dagen een nieuwe dagvaarding aan u wordt betekend. Zolang u niet de stukken toezendt zodat de schuldhulpverlener verder kan, wordt u in rechte betrokken (…).”  2.27    Bij beschikking van 15 oktober 2024 heeft de kantonrechter het verzoek van klager tot verhoging van de beslagvrije voet toegewezen en het verzoek tot opheffen van het loonbeslag afgewezen. Klager is niet op de mondelinge behandeling verschenen en de kantonrechter is uitgegaan van hetgeen klager in zijn verzoekschrift naar voren heeft gebracht. 2.28    In een proces-verbaal van 7 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank in een zaak tussen klager en de deurwaarder opgenomen dat klager aan de deurwaarder in zes termijnen van € 500,-- en één termijn van € 404,48 in totaal € 3.404,48 zal betalen en het loonbeslag, zolang klager aan de termijnen voldoet, zal worden opgeschort waarvan de werkgever van klager in kennis zal worden gesteld. Verder staat er dat het loonbeslag zal worden hervat in het geval klager in verzuim is en een termijn niet, of niet tijdig, wordt voldaan.  2.29    Klager heeft E bij dagvaarding van 18 november 2024 in kort geding gedagvaard. Hij vordert hierin het loonbeslag voor de verbeurde dwangsommen (i) op te heffen of op te schorten, (ii) wegens overmacht op te heffen dan wel aanzienlijk te verminderen, (iii) wegens disproportionaliteit op te heffen dan wel aanzienlijk te verminderen, (iv) gedaagde te veroordelen tot terugbetaling van alle voor de dwangsom op het inkomen van klager ingehouden bedragen. Bij vonnis van 20 december 2024 heeft de kantonrechter de vorderingen van klager afgewezen.  2.30    Op 19 november 2024 heeft verweerster klager op verzoek van E opnieuw gedagvaard en onder meer gevorderd klager te veroordelen tot overlegging van de financiële stukken van E op straffe van een dwangsom. E heeft groot belang bij deze stukken. Tot op heden kon het Schuldhulpverleningstraject vanwege het ontbreken van die stukken niet opgestart worden.   2.31    Inmiddels heeft klager de financiële gegevens verstrekt en lopen er geen procedures meer.  

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:  a)    verweerster heeft klager op onevenredige wijze benadeeld met disproportionele schade tot gevolg door na het vonnis van de kantonrechter van 1 december 2023 - zonder klager in de gelegenheid te stellen een voorstel tot betaling van de vordering te doen - een deurwaarder in te schakelen die loonbeslag onder de werkgever van klager heeft gelegd;   b)    verweerster heeft onvoldoende rekening gehouden met het feit dat een minnelijke regeling in de meeste gevallen de voorkeur verdient (gedragsregel 5); c)    verweerster heeft in en buiten rechte feitelijke informatie verstrekt waarvan zij wist, althans had behoren te weten dat deze onjuist was (gedragsregel 8). 

4    VERWEER  4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan. 

5    BEOORDELING Nagezonden stukken  5.1    Verweerster heeft bezwaar gemaakt tegen de toevoeging van de door klager op 2 juni 2025 nagezonden stukken aan het procesdossier. Volgens verweerster had klager een deel van de stukken al langer in zijn bezit en had hij deze dan ook eerder kunnen indienen. Bovendien zijn de stukken onoverzichtelijk, niet doorgenummerd en heeft klager niet toegelicht wat de relevantie is van de stukken. Daarmee heeft klager in strijd gehandeld met artikel 2.4 van het Landelijk Procesreglement voor klachten bij de raden van discipline, waarin de regels over het indienen van stukken vermeld staan. 5.2    Hoewel de raad het met verweerster eens is dat klager zich bij het indienen van zijn nagezonden stukken niet (helemaal) heeft gehouden aan de voorschriften van het procesreglement, ziet de raad in dit geval geen aanleiding de stukken op grond hiervan buiten beschouwing te laten. De stukken zijn daarom toegevoegd aan het procesdossier.  Maatstaf  5.3    Deze zaak betreft een klacht over de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen. 5.4    Naar vaste jurisprudentie is de tuchtrechter bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij ter invulling van deze norm wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. 5.5    Of een beslag al dan niet rechtmatig is gelegd, is een vraag van civielrechtelijke aard. Het is niet aan de tuchtrechter om daarover te beslissen. De tuchtrechter beoordeelt slechts of het gedrag van de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar is geweest. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan sprake zijn als de advocaat wist of had kunnen weten dat het beslag evident onrechtmatig was waardoor de belangen van de wederpartij onevenredig zijn geschaad. 5.6    Gedragsregel 5 bepaalt dat een advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne veelal de voorkeur verdient boven een proces.  5.7    Gedragsregel 8 bepaalt dat een advocaat zich zowel in als buiten rechte dient te onthouden van het verstrekken van feitelijke informatie waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is. Klachtonderdelen a) onevenredige benadeling en b) voorkeur regeling in der minne  5.8    De raad ziet aanleiding voor een gezamenlijke behandeling van deze klachtonderdelen. Klager is van mening dat hij door verweersters handelwijze onevenredig is benadeeld. Klager heeft na de aansprakelijkstelling geprobeerd telefonisch contact op te nemen met verweerster om zijn inhoudelijke reactie te geven. Verweerster stond echter niet open voor een persoonlijk gesprek, terwijl het geschil daarmee in een vroeg stadium had kunnen worden opgelost. Verweerster heeft in plaats daarvan de keuze gemaakt om een procedure te starten tegen klager en daarmee onvoldoende voor ogen gehad dat een minnelijke oplossing de voorkeur boven een proces verdient (gedragsregel 5). Klager heeft na de betekening van het vonnis op 21 december 2023 geen herinnering of betalingsverzoek ontvangen. Daarna heeft verweerster een deurwaarder in de arm genomen die op 17 april 2024 onder de werkgever van klager loonbeslag heeft gelegd op het salaris van klager met zeer onwenselijke gevolgen voor klager. Het tweede loonbeslag is nog problematischer, omdat klager na het eerste beslag duidelijk had aangegeven welke ernstige gevolgen een loonbeslag voor zijn dienstverband had. De schade die klager heeft geleden en nog steeds lijdt als gevolg van het handelen van verweerster, is disproportioneel in vergelijking met het beperkte voordeel voor de cliënte van verweerster (E). 5.9    Deze klachtonderdelen treffen geen doel. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster de belangen van haar cliënte behartigd zoals het een behoorlijk advocaat betaamt, zonder de belangen van klager onevenredig te schaden. Uit het klachtdossier volgt dat E verweerster had ingeschakeld omdat zij de financiële stukken - waar klager als haar (voormalig) bewindvoerder over beschikte - nodig had voor het starten van het schuldhulpverleningstraject, waartoe zij was toegelaten. Daarnaast was E van mening dat klager haar schadevergoeding verschuldigd was vanwege zijn handelen als haar bewindvoerder. Verweerster heeft klager hierover bij brief van 23 november 2022 aangeschreven en hem pas zo’n half jaar later op 31 mei 2023 gedagvaard. Al die tijd heeft klager de financiële stukken niet verstrekt. Dat verweerster - aldus klager - niet zou hebben opengestaan voor een gesprek, blijkt onvoldoende uit het dossier. Nadat klager op 23 november 2022 getracht had telefonisch contact op te nemen met verweerster, heeft verweerster klager diezelfde dag (eveneens op 23 november 2022) laten weten die dag niet bereikbaar te zijn, maar een dag later wel. Op 9 januari 2023 heeft verweerster klager nogmaals aangeschreven, omdat zij nog steeds de stukken niet had ontvangen van klager en schreef zij dat haar cliënte “baat [had] bij een minnelijke regeling en afhandeling buiten rechte om.” Dat verweerster niet meer is ingegaan op het voorstel van klager op 10 januari 2023 om telefonisch overleg te voeren, is haar goed recht. Hoewel een regeling in der minne de voorkeur heeft (gedragsregel 5), betreft dit geen absolute verplichting, maar staat dit ter vrije beoordeling van de advocaat en zijn cliënt. Nu het verzoek van verweerster om de financiële stukken al van meer dan een maand geleden was en zij deze nog steeds niet had ontvangen, valt verweerster niet te verwijten dat zij niet is ingegaan op het voorstel van klager om telefonisch contact op te nemen, zonder dat hij daarbij concrete toezeggingen doet over het verstrekken van de stukken. Klager heeft de stukken naar aanleiding van de e-mail van 9 januari 2023 niet toegezonden.  5.10    Pas nadat ook de rechtbank op 28 maart 2023 had laten weten dat er nog steeds geen eindrekening en verantwoording was ontvangen van klager, heeft verweerster klager op 31 mei 2023 gedagvaard. Vervolgens is klager op geen van beide zittingen verschenen, ondanks het feit dat klager blijkens het vonnis van de kantonrechter van 1 december 2023 correct was opgeroepen. Ook na dit vonnis en na betekening ervan op 21 december 2023 is klager niet in actie gekomen en heeft hij geen concreet voorstel gedaan om tot een oplossing te komen. Na het vonnis van de kantonrechter lag dit naar het oordeel van de raad op de weg van klager en niet op de weg van verweerster die klager al meer dan voldoende ruimte had gegeven om aan de vorderingen te voldoen.  5.11    Klager verwijt verweerster na betekening van het vonnis op 21 december 2023 geen enkele herinnering of verzoek tot betaling te hebben gestuurd, voordat op 14 april 2024 het eerste loonbeslag werd gelegd. Ook hier geldt dat verweerster niet verplicht was om klager nog een herinnering of betalingsverzoek te doen. Dat klager, zoals hij ter zitting heeft gesteld, pas voor het eerst kennis had genomen van het vonnis door het loonbeslag op zijn salaris, valt verweerster niet te verwijten. Klager was sinds de aansprakelijkstelling op 23 november 2022 bekend met de vorderingen van E en wist dat de procedure liep en dat hij daarom een vonnis kon verwachten. Het vonnis is op 1 december 2023 (ook) naar hem gestuurd en op 21 december 2023 aan klager betekend. Dat het vonnis volgens klager gewoon in zijn brievenbus is gegooid en hij in de maand december met vakantie was zijn allemaal zaken die voor zijn risico blijven. Klager had in de periode dat de procedure liep tot aan de datum van het loonbeslag, ook uit zichzelf contact kunnen opnemen met verweerster. Dat heeft hij niet gedaan.      5.12    Klachtonderdelen a) en b) zijn gelet op het voorgaande ongegrond.  Klachtonderdeel c) verstrekken van feitelijk onjuiste informatie 5.13    Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster meer dan eens heeft geschermd met het gegeven dat haar cliënte bij de Belastingdienst is aangemeld als slachtoffer van de Toeslagenaffaire. Hiermee verstrekt verweerster volgens klager onjuiste informatie en handelt zij in strijd met gedragsregel 8. E is allesbehalve een slachtoffer. Verweerster zou moeten weten dat haar cliënte een fraudeur is die strafrechtelijk is veroordeeld voor kinderopvangtoeslagfraude, aldus klager. 5.14    De raad overweegt dat verweerster terecht heeft aangevoerd dat zij mag uitgaan van de juistheid van de informatie die haar cliënte haar verstrekt. Het is de raad niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerster nader onderzoek had moeten verrichten naar die informatie. Ook in hetgeen klager verder naar voren heeft gebracht, is de raad niet gebleken dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Klachtonderdeel c) is daarmee eveneens ongegrond. 

    BESLISSING - de raad van discipline verklaart de klacht ongegrond. 

Aldus beslist door mr. S.D. Arnold, voorzitter, mrs. I.J. de Laat en M. Kemmers, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 28 juli 2025