Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-07-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2025:131

Zaaknummer

25-077/A/NH

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 28 juli 2025 in de zaak 25-077/A/NH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 maart 2025 op de klacht van:

klager

over:

verweerder gemachtigde: mr. M.W.E. Lohman

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 5 november 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 4 februari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk re/ss/24-507/2387326 van de deken ontvangen.  1.3    Bij beslissing van 24 maart 2025 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4    Op 7 april 2025 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 16 juni 2025. Daarbij waren klager en verweerder met zijn gemachtigde aanwezig. 1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 

2    VERZET 2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: 2.2    Klager is het niet eens met de beslissing van de voorzitter. De beslissing is uitsluitend gebaseerd op de stukken en er is niet geluisterd naar het verhaal achter het papier. Verweerder heeft het onderzoeksdossier van de politie ingebracht in het onderliggende familierechtelijke geschil en dat had verweerder niet mogen doen. De betrokkenheid van de vrouw in de strafzaak heeft verweerder bovendien niet naar voren gebracht en daarmee heeft verweerder de rechtbank misleid. Verweerder heeft gebruik gemaakt van valse beschuldigingen van zijn cliënte (de vrouw) over hem. Verweerder heeft niet in het belang van het kind gehandeld. Klager heeft verder gewezen op het besluit van de politie van 21 juli 2022, waarin is beslist op het verzoek van verweerder om een overzicht van alle registraties en meldingen die zijn cliënte had gedaan. In dit besluit wordt verwezen naar artikel 27 Wet politiegegevens (Wpg) op grond waarvan een dergelijk verzoek wordt afgewezen. Klager is van mening dat verweerder op grond van dit artikel geen recht had op de verstrekte gegevens.   2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op. 

3    FEITEN EN KLACHT 3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Voor zover klager heeft gewezen op artikel 27 Wpg en in dat verband heeft gesteld dat de voorzitter er ten onrechte vanuit is gegaan dat het overzicht van de registraties en meldingen rechtmatig waren verkregen, volgt de raad klager niet. Uit het besluit van de politie van 21 juli 2022 blijkt niet dat het verzoek van verweerder op grond van dit artikel is afgewezen. De politie heeft getoetst aan de afwijzingsgronden genoemd in dit artikel en besloten het verzoek toe te wijzen. De politie heeft niet bepaald dat verweerder deze gegevens niet mocht gebruiken in de familierechtelijke procedure. Overigens is ook niet gebleken dat verweerder door hem ingediende producties op onrechtmatige dan wel ongeoorloofde wijze zou hebben verkregen of gebruikt. De raad komt daarmee tot de slotsom dat in redelijkheid niet hoeft te worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is.  4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING -    De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.D. Arnold, voorzitter, mrs. I.J. de Laat en M. Kemmers, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 28 juli 2025