Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-07-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2025:144
Zaaknummer
24-813/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 juli 2025 (bij vervroeging) in de zaak 24-813/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 15 januari 2025 op de klacht van: klaagster
over:
verweerder gemachtigde: mr. R. Sanders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 27 september 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 8 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K200 2024 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 15 januari 2025 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 15 januari 2025 verzonden aan partijen. 1.4 Op 21 januari 2025 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift met bijlagen op dezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 7 juli 2025. Daarbij waren verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Klaagster was, zoals zij had aangekondigd, niet aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Voorts heeft de raad kennis genomen van de door klaagster op 28 februari en 1 april 2025 nagezonden stukken alsmede van haar op 4 juli 2025 aan de raad gezonden pleitnota.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk geacht. 4.3 In aanvulling op hetgeen door de voorzitter in r.o. 4.3 van zijn beslissing is overwogen, is naar het oordeel van de raad, zoals verweerder terecht heeft aangevoerd, ook nog van belang dat klaagster de deken per e-mail van 22 juli 2024 uitdrukkelijk heeft laten weten zich bij het dekenstandpunt d.d. 20 juni 2024 neer te leggen. Verweerder mocht erop vertrouwen dat klaagster dat ook zou doen. Het zou in strijd zijn met het beginsel van rechtszekerheid als deze nieuwe klacht van klaagster, die zijn oorsprong vindt in hetzelfde feitencomplex als de eerder door haar ingediende klacht, ontvankelijk zou zijn en inhoudelijk beoordeeld zou worden. 4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. H. Warendorp Torringa en W.R. Arema, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 21 juli 2025.