Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-07-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2025:183
Zaaknummer
25-130/AL/GLD
Inhoudsindicatie
De raad is van oordeel dat er - gelet op de uitleg van verweerder - niet is gebleken dat verweerder opzettelijk en op een tuchtrechtelijk verwijtbare wijze een onjuiste factuur in de procedure heeft gebracht. De raad is ten aanzien van de andere door klager genoemde informatie - een overgelegde jaaropgave en andere informatie over (kort gezegd) het inkomen en het ontslag van zijn cliënte - van oordeel dat verweerder mocht uitgaan van de juistheid van die van zijn cliënte ontvangen informatie. Verweerder was niet gehouden om de juistheid van die informatie te controleren. Het voorgaande betekent dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 28 juli 2025 in de zaak 25-130/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager gemachtigde: mr. P.L.O. van de Waarsenburg
over
verweerder gemachtigde: mr. M.A.M. Lem
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 maart 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 25 februari 2025 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24/34 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 mei 2025. Daarbij waren klager en verweerder, beiden met hun gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van klager van 20 mei 2025.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.1 Klager is in een echtscheidingsprocedure verwikkeld geraakt met zijn ex-partner. Op 5 juni 2020 heeft de ex-partner een verzoek tot echtscheiding ingediend. Klager en zijn ex-partner hebben samen twee kinderen. Er is onder meer over de partner- en kinderalimentatie geprocedeerd door partijen.
2.2 Op 16 november 2021 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Zowel in Marokko als in Nederland hebben meerdere zittingen plaatsgevonden naar aanleiding van het onderliggende geschil. Tot op heden lopen er procedures tussen klager en zijn ex-partner.
2.3 Vanaf december 2022 wordt de ex-partner van klager bijgestaan door verweerder.
2.4 Klager heeft op 4 februari 2023 eerder een klacht ingediend tegen verweerder. De Raad van Discipline heeft in een beslissing van 18 maart 2024 op die klacht beslist (23-511/AL/GLD). Verweerder heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. Het Hof van Discipline heeft in die klachtzaak op 11 april 2025 een beslissing gegeven.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) onjuiste informatie te verstrekken en de privacy van klager te schenden; b) niet doelmatig te handelen en zich op ongepaste wijze op te stellen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Klachtonderdeel a) - privacyschending
5.1 In het tuchtrecht geldt het ne bis in idem-beginsel. Dit beginsel houdt in dat niet voor een tweede maal kan worden geklaagd over een gedraging van een advocaat waarover de tuchtrechter al heeft geoordeeld. Daarnaast verzet het beginsel zich ertegen dat een advocaat, nadat is geoordeeld over een klacht die een bepaald feitencomplex betreft of een bepaalde oorsprong heeft, wordt geconfronteerd met een andere klacht van dezelfde klager, die zijn oorsprong vindt in hetzelfde feitencomplex. Een advocaat moet er na een (onherroepelijke) beslissing van de tuchtrechter immers op kunnen vertrouwen dat de klacht definitief is afgewikkeld. Dit kan slechts anders zijn in uitzonderlijke omstandigheden waarbij klager feiten of omstandigheden aan de herhaalde klacht ten grondslag legt die hem bij de formulering van de eerdere klacht niet bekend waren en evenmin bekend konden zijn.
5.2 De raad stelt op grond van het klachtdossier vast dat het verwijt van verweerder over het schenden van zijn privacy voortvloeit uit hetzelfde feitencomplex als zijn eerdere klacht (23-511/AL/GLD). Verweerder mocht er na de onherroepelijke beslissing van het Hof van Discipline in die eerdere klachtzaak op vertrouwen dat die klacht daarmee is afgewikkeld. Van uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan dat anders zou kunnen zijn, is de raad onvoldoende gebleken. Dit onderdeel van klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de raad niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van dit verwijt.
Klachtonderdeel a) – verstrekken onjuiste informatie
5.3 De klacht gaat over het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Voor alle advocaten geldt dat zij partijdig zijn en in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is, maar die vrijheid is wel begrensd. Advocaten mogen de belangen van de wederpartij niet onnodig of op een ontoelaatbare manier schaden. Zij mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen advocaten niet bewust onjuiste informatie verschaffen. Daarbij geldt dat advocaten er in beginsel van mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Slechts in uitzonderingsgevallen zijn advocaten gehouden de juistheid van die informatie te controleren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken, opweegt tegen het nadeel dat zij aan de wederpartij toebrengen.
5.4 Klager verwijt verweerder dat hij in de procedure tussen klager en de cliënte van verweerder onjuiste informatie heeft verstrekt. Klager stelt (onder meer) dat de factuur van verweerder aan zijn cliënte, die verweerder in het in het geding heeft gebracht, vals is. Klager heeft daartoe aangevoerd dat op die factuur staat dat verweerder reistijd en wachttijd heeft gerekend voor een zittingsdag op 12 mei 2023, terwijl er geen zitting heeft plaatsgevonden op die datum. Verweerder heeft erkend dat de op factuur genoemde datum van 12 mei 2023 onjuist is. Verweerder heeft daarover verklaard dat de betreffende zitting op een heel laat moment is verschoven naar een andere datum. In de conceptfactuur stond nog de vorige datum, omdat hij zijn stuk al had ingediend met die betreffende factuur als productie.
5.5 De raad is van oordeel dat er - gelet op de uitleg van verweerder - niet is gebleken dat verweerder opzettelijk en op een tuchtrechtelijk verwijtbare wijze een onjuiste factuur in de procedure heeft gebracht. De raad is ten aanzien van de andere door klager genoemde informatie - een overgelegde jaaropgave en andere informatie over (kort gezegd) het inkomen en het ontslag van zijn cliënte - van oordeel dat verweerder mocht uitgaan van de juistheid van die van zijn cliënte ontvangen informatie. Verweerder was niet gehouden om de juistheid van die informatie te controleren. Het voorgaande betekent dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.
Klachtonderdeel a) – bovenmatig declareren
5.6 Klager heeft ten slotte nog genoemd dat verweerder bovenmatig heeft gedeclareerd. De raad is hierover van oordeel dat verweerder dit verwijt onvoldoende heeft onderbouwd. Dit verwijt is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel a) - conclusie
5.7 De raad is gelet op het voorgaande van oordeel dat klachtonderdeel a) ongegrond wordt verklaard. Klachtonderdeel b)
5.8 Klager verwijt verweerder dat hij zijn cliënte - de ex-partner van verweerder - in een eerdere klachtzaak heeft gevraagd om te getuigen bij het Hof van Discipline. De raad is hierover van oordeel dat het verweerder vrij stond om dat te doen. Niet is gebleken dat verweerder daarmee de belangen van klager onnodig of op een ontoelaatbare manier heeft geschaad. De andere verwijten die klager verweerder in dit klachtonderdeel maakt - het inbrengen van een valse jaaropgave en het zich op een zitting intimiderend opstellen - zijn door verweerder gemotiveerd betwist en zijn op grond van de inhoud van het klachtdossier niet vast komen te staan. Het voorgaande betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline: - verklaart klachtonderdeel a) met betrekking tot de klacht over de privacyschending niet-ontvankelijk;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong, E.M.G. Pouls, J.J. Molenaar en L.S. Wachters, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 28 juli 2025
