Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-04-2025

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2025:60

Zaaknummer

240308

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij.  Klager heeft zes klachtonderdelen geformuleerd. Hij verwijt verweerder onder andere dat hij in de civiele procedure tegen klager heeft gesteld dat klager facturen heeft geantedateerd. Ook verwijt hij verweerder dat hij onjuiste stukken en verklaringen in het geding heeft gebracht. Verder verwijt klager verweerder dat hij tijdens de mondelinge behandeling onheus is bejegend door een toehoorder en dat verweerder zich onnodig grievend over hem heeft uitgelaten door te zeggen “hij spoort niet” of woorden van gelijke strekking. De raad heeft de klachtonderdelen ongegrond verklaard. Het hof is het eens met de beslissing van de raad en bekrachtigt deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing van 4 april 2025 in de zaak 240308

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

 

 

1    INLEIDING

1.1    Klager is verwikkeld (geweest) in twee civielrechtelijke procedures. Verweerder heeft de wederpartijen van klager in deze procedures bijgestaan. Klager heeft zes klachtonderdelen geformuleerd. Hij verwijt verweerder onder andere dat hij in de civiele procedure tegen klager heeft gesteld dat klager facturen heeft geantedateerd. Ook verwijt hij verweerder dat hij onjuiste stukken en verklaringen in het geding heeft gebracht. Verder verwijt klager verweerder dat hij tijdens de mondelinge behandeling onheus is bejegend door een toehoorder en dat verweerder zich onnodig grievend over hem heeft uitgelaten door te zeggen “hij spoort niet” of woorden van gelijke strekking. De raad heeft de klachtonderdelen ongegrond verklaard. Het hof is het eens met de beslissing van de raad en bekrachtigt deze beslissing. 

1.2    Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en de overwegingen waarom het hof het eens is met de beslissing van de raad.  

2    DE PROCEDURE 

Bij de raad van discipline

2.1    De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 24-432/DB/ZWB) een beslissing gewezen op 30 september 2024. In deze beslissing is de klacht van klager ongegrond verklaard.  

2.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:131 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

Bij het hof van discipline

2.3    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 29 oktober 2024 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.4    Verder bevat het dossier van het hof: -    de stukken van de raad;  -    de e-mail met bijlagen van klager van 27 januari 2025.    2.5    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 7 februari 2025. Daar zijn klager en verweerder verschenen. Partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof. 

 

3    FEITEN

3.1    Het hof gaat uit van de feiten die door de raad zijn vastgesteld nu daartegen geen beroepsgrond is gericht. Het gaat om de volgende feiten.

3.2    Verweerder is de advocaat van mevrouw S en de heer K, twee wederpartijen van klager. Verweerders kantoorgenoot mr. H staat klagers ex-partner bij in een familierechtelijk geschil tussen klager en diens ex-partner.

Kwestie mevrouw S 3.3    Mevrouw S heeft van klager een paardenbox gehuurd. Klager heeft mevrouw S gedagvaard ter incasso van niet betaalde stalplaats-vergoedingen. Verweerder heeft namens mevrouw S gesteld dat zij vanwege een met klager gemaakte afspraak geen stalplaats-vergoeding verschuldigd was. Verweerder heeft namens mevrouw S gesteld dat klager achteraf op deze afspraak is teruggekomen, alsnog facturen aan mevrouw S heeft gestuurd en die facturen heeft geantedateerd. Ter onderbouwing van deze standpunten heeft verweerder meerdere getuigenverklaringen in het geding gebracht. Een van deze getuigen was aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling van het geschil tussen klager en de heer K.

3.4    De zaak is in eerste aanleg behandeld door de kantonrechter in Tilburg. Bij de zitting waren meerdere toehoorders aanwezig. Tijdens de zitting is een woordenwisseling ontstaan tussen klager en een van de toehoorders.

Kwestie de heer K 3.5    Klager heeft een pensionstal voor het huisvesten van paarden gehuurd van de heer K. De heer K, bijgestaan door verweerder, heeft klager gedagvaard. In de procedure heeft de heer K beëindiging van de huurverhouding en betaling van achterstallige huurpenningen gevorderd. De zaak is behandeld bij de kantonrechter in Tilburg, die de huurverhouding heeft beëindigd en klager heeft veroordeeld tot betaling van achterstallige huurpenningen. Klager is tegen het vonnis in hoger beroep gegaan. Tijdens de schorsing van een zitting bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 11 september 2023 heeft verweerder over klager gezegd “hij spoort niet”, althans woorden van gelijke strekking.

3.6    Op 28 januari 2024 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

4    KLACHT

4.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

Kwestie mevrouw S: 1.    Verweerder heeft klager verweten dat hij facturen heeft geantedateerd;  2.    Verweerder heeft getuigenverklaringen in het geding gebracht waarvan hij wist dat die onjuist waren;  3.    Verweerder heeft getuigenverklaringen in het geding gebracht van personen die ook in de procedure tussen klager en de heer K aanwezig waren;  4.    Verweerder heeft stukken en/of verklaringen in het geding gebracht die ook door zijn kantoorgenoot, in een andere procedure, zijn overgelegd; 

Kwestie de heer K:  5.    Een persoon die bij de mondelinge behandeling in eerste aanleg als toehoorder aanwezig was, heeft klager onheus bejegend en bedreigd;  6.    Verweerder heeft zich onnodig grievend over klager uitgelaten door tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling in beroep tegen klager te zeggen “hij spoort niet”, althans woorden van gelijke strekking.

5    BEOORDELING RAAD

5.1    Ten aanzien van de klachtonderdelen 1 tot en met 4 heeft de raad overwogen dat niet is gebleken dat verweerder bij het behartigen van de belangen van zijn cliënt de belangen van klager onnodig heeft geschaad. Verweerder heeft namens zijn cliënt het standpunt naar voren gebracht dat klager facturen heeft geantedateerd. Het stond verweerder vrij om in het kader van het voeren van verweer tegen de door klager tegen mevrouw S ingestelde vordering dit standpunt naar voren te brengen. Dat verweerder getuigenverklaringen in het geding heeft gebracht waarvan hij de onjuistheid kende is niet gebleken. Verweerder heeft verder betwist dat hij stukken en/of verklaringen in het geding heeft gebracht die ook door zijn kantoorgenoot mr. H in een andere procedure in het geding zijn gebracht en heeft aangegeven dat hem ook niet precies duidelijk is op welke stukken klager precies doelt. Bij gebreke van een nadere feitelijke onderbouwing valt niet in te zien welk stuk of welke verklaring verweerder niet in het geding had mogen brengen. 

5.2    Dat klager zich niet kan vinden in de door verweerder namens zijn cliënt ingenomen standpunten betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij onwaarheden heeft verkondigd. Het stond verweerder vrij om standpunten in te nemen en verklaringen in het geding te brengen, ook al waren die klager onwelgevallig. Klager heeft in de civiele procedures op die stellingen en verklaringen kunnen reageren. De raad overweegt verder dat het niet aan de tuchtrechter is om over de juistheid van de over en weer in de civiele procedures naar voren gebrachte standpunten te oordelen, tenzij verweerder een evident onpleitbaar standpunt zou innemen en hij klagers belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zou schaden. Daarvan is geen sprake. Verweerder heeft de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid niet overschreden. 

5.3    Ten aanzien van klachtonderdeel 5 heeft de raad overwogen dat een advocaat in beginsel niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor gedragingen van derden. Bij gebrek aan een feitelijke onderbouwing valt niet in te zien op welke wijze verweerder het gedrag waaraan de toehoorder zich volgens klager heeft schuldig gemaakt had moeten en kunnen voorkomen. 

5.4    Ten aanzien van klachtonderdeel 6 overwoog de raad het volgende. Omdat verweerder heeft erkend dat hij in klagers bijzijn heeft gezegd “hij spoort niet”, staat de feitelijke grondslag van dit klachtonderdeel vast. Voor de beantwoording van de vraag of verweerder met deze uitlating de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden is de context waarbinnen de uitlating is gedaan van belang. Verweerder heeft die context geschetst en de raad heeft geen reden om aan die weergave van de context te twijfelen. De raad is van oordeel dat verweerder er weliswaar beter aan had gedaan om andere bewoordingen te bezigen, maar dat, gezien de context waarbinnen de uitlating is gedaan, van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. Het kan immers niet zo zijn dat een advocaat zich storend gedrag en schofferende uitlatingen moet laten welgevallen zonder dat hij daarop een weerwoord kan geven. Rekening houdend met de omstandigheden waaronder de gewraakte uitlating van verweerder heeft plaatsgevonden, is de raad van oordeel dat verweerder binnen de grenzen van het toelaatbare is gebleven. 

6    BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klager

klachtonderdeel 1: antedateren facturen 6.1    Volgens klager heeft verweerder, door te stellen dat klager facturen geantedateerd heeft, gesteld dat klager een strafbaar feit heeft gepleegd, wat pertinent niet waar is. Klager stelt dat het juist de cliënten van verweerder zijn die frauduleus hebben gehandeld. 

klachtonderdeel 2: onjuiste getuigenverklaringen inbrengen 6.2    Volgens klager was verweerder ervan op de hoogte dat de personen die een getuigenverklaring hadden afgelegd niet de waarheid spraken. Volgens klager is een gezamenlijke actie georganiseerd om deze getuigenverklaringen te verkrijgen. 

klachtonderdeel 3: inbrengen getuigenverklaringen uit andere procedure 6.3    Verweerder heeft het volgens klager in de procedure tegen S doen voorkomen alsof S de kant van K heeft gekozen. 

klachtonderdeel 4: inbrengen stukken uit procedure kantoorgenoot 6.4    Verweerder heeft foto’s en verklaringen over een paardentrailer en een paardenvrachtwagen ingediend waarop door een andere cliënte van het kantoor van verweerder beslag is gelegd. 

klachtonderdeel 5: onheuse bejegening en bedreiging door toehoorder 6.5    De toehoorder is uit de zaal en het gebouw van de rechtbank verwijderd. Een andere getuige wilde zijn verklaring tegen klager intrekken maar heeft onenigheid met K gekregen, wat uit de hand is gelopen. 

klachtonderdeel 6: onnodig grievend uitlaten door verweerder 6.6    De door verweerder geschetste context waarin verweerder heeft gezegd “hij spoort niet” klopt niet. Feit is dat verweerder gezegd heeft dat klager niet spoort en dat is onnodig grievend. 

Verweer verweerder

6.7    Verweerder heeft ter zitting van het hof verweer gevoerd tegen de aangevoerde beroepsgronden.

7    BEOORDELING HOF

Overwegingen hof

Het hof ziet op basis van de beroepsgronden, die een herhaling van eerder door klager ingenomen standpunten inhouden, en het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan de raad. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt het hoger beroep van klager en zal de beslissing van de raad, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

8    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 30 september 2024 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer 24-432/DB/ZWB.

Deze beslissing is gewezen door mr. drs. P. Fortuin, voorzitter, mrs. A.J.J. van Rijen, T.H. Tanja-van den Broek, E.C. Gelok en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Sijses, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2025.  

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 4 april 2025.