Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-04-2025

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2025:118

Zaaknummer

24-862/AL/MN

Inhoudsindicatie

 De raad verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 22 april 2025 in de zaak 24-862/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over

 

verweerder

 

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 27 februari 2024 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 22 november 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2327870 van de deken ontvangen. 

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 31 maart 2025. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. 

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.1    Sinds enige tijd (in elk geval vanaf de zomer 2022) is een geschil ontstaan tussen een woningbouwvereniging en haar huurster wegens overlast en huurachterstand. De huurster, moeder van drie kinderen, woont samen met een man, die feitelijk de overlast veroorzaakt en agressief gedrag vertoont.

2.2    De woningbouwvereniging wordt bijgestaan door verweerder. De huurster wordt bijgestaan door klager.  

2.3    Op verzoek van de woningbouwvereniging heeft verweerder de inwonende man in kort geding gedagvaard voor de kantonrechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht (hierna: de kantonrechter). Tegen de inwonende man is verstek verleend en de kantonrechter heeft in verstekvonnis de inwonende man veroordeeld tot ontruiming binnen vijf dagen na betekening. Verweerder heeft op verzoek van de woningbouwvereniging het verstekvonnis aan de inwonende man laten betekenen.

2.4    Op verzoek van de woningbouwvereniging heeft verweerder de huurster in kort geding gedagvaard. De kantonrechter heeft op 5 februari 2024 vonnis gewezen en de huurster veroordeeld tot ontruiming binnen 14 dagen na betekening.

2.5    In een e-mail van 2 februari 2024 heeft klager verweerder meegedeeld dat de inwonende man op die dag de woning heeft verlaten.

2.6    In e-mails van 6 en 9 februari 2024 heeft klager aan verweerder verzocht om te overleggen naar aanleiding van het vonnis in kort geding.

2.7    In een e-mail van 22 februari 2024 heeft klager aan verweerder bericht dat de gerechtsdeurwaarder die ochtend het vonnis in kort geding aan zijn cliënte heeft betekend.

2.8    In een e-mail van 22 februari 2024 heeft verweerder aan klager geschreven dat zijn cliënte de explootkosten niet bij de cliënte van klager in rekening zal brengen als zij zelf de woning ontruimt en dat zij daar van zijn cliënte ruim de tijd voor krijgt. Verweerder heeft klager laten weten dat hij aan de deurwaarder een ontruimingstermijn van acht weken (zes weken langer dan de in het vonnis genoemde ontruimingstermijn) heeft doorgegeven. 

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zijn e-mails van 6 en 9 februari 2024 te negeren en niet te beantwoorden; 

b)    op 22 februari 2024 het vonnis in kort geding van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 5 februari 2024 aan zijn cliënte te doen betekenen, zulks in strijd met de bedoelingen van partijen, waardoor de menselijke maat uit het oog wordt verloren; 

c)    onnodige betekeniskosten te (laten) maken. 

 

4    VERWEER 

4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5    BEOORDELING

Maatstaf 

5.1    De klacht heeft betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van de cliënte van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

5.2    In de drie klachtonderdelen verwijt klager verweerder in de kern dat verweerder een vonnis aan de cliënte van klager heeft betekend, zonder daarvóór de e-mails van klager te beantwoorden. Het gevolg van dit handelen en nalaten van verweerder is dat er onnodige betekeningskosten zijn gemaakt, aldus klager. De raad zal hieronder de drie klachtonderdelen gezamenlijk behandelen. 

5.3    De raad is - met klager - van oordeel dat het beter was geweest als verweerder vóór het betekenen van het vonnis contact met klager had opgenomen en op de e-mails van klager had gereageerd. Verweerder had op zijn minst klager kunnen laten weten dat hij nog in overleg was met zijn cliënte en dat hij om die reden niet inhoudelijk op de e-mails kon reageren. Verweerder heeft erkend dat hij dat beter had kunnen doen en dat het ook zijn bedoeling was geweest om eerst een e-mail aan klager te sturen en pas daarna het vonnis te betekenen. Door een miscommunicatie is dat echter verkeerd gegaan, aldus verweerder. 

5.4    De raad komt daarom tot de conclusie dat verweerder beter met klager, de advocaat van de wederpartij van zijn cliënte, had moeten communiceren. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat verweerder de belangen van de cliënte van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad of dat hij - in strijd met gedragsregel 24 - de onderlinge verhouding met klager heeft verstoord. Daarvoor is deze enkele omissie van te gering gewicht. Daarbij neemt de raad in aanmerking dat de cliënte van verweerder niet tot executie is overgegaan, maar slechts de ontruimingstermijn heeft aangezegd. Verweerder heeft uitgelegd dat hij - in overleg met zijn cliënte - een ontruimingsdatum heeft aangezegd als een stip op de horizon en dat zij voor een lange ontruimingstermijn hebben gekozen, zodat de cliënte van klager voldoende tijd zou hebben om een andere woonruimte te vinden. Verder is van belang dat de explootkosten niet bij de cliënte van klager in rekening zijn gebracht, zodat van onnodige kosten aan de kant van de cliënte van klager niet is gebleken. 

5.5    Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. De klacht zal daarom - in alle drie de onderdelen - ongegrond worden verklaard. 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel, N.C. Milani,  J.J. Molenaar en A.W. Siebenga, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2025.   

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden op : 22 april 2025