Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2025
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2025:119
Zaaknummer
25-178/AL/LI/W
Inhoudsindicatie
Wrakingsbeslissing. De wrakingskamer verklaart het verzoek ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 22 april 2025 in de zaak 25-178/AL/LI/W
naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechters van de Raad van Discipline, ingediend door
verzoeker
over:
mrs. E. Loesberg, voorzitter, mrs. A.J.C. Perdaems en M.J. Hoekstraverweerders
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch is een dekenbezwaar van mr. R, in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg, tegen verzoeker aanhangig.
1.2 Het dekenbezwaar is behandeld op de zitting van 17 maart 2025. Op die zitting heeft verzoeker het onderhavige (op schrift gestelde) wrakingsverzoek ingediend.
1.3 Het wrakingsverzoek is in behandeling genomen door de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, verder te noemen de wrakingskamer, als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort ’s Hertogenbosch.
1.4 Verzoeker heeft in een e-mail van 19 maart 2025 een e-mail gestuurd met een aanvulling op zijn wrakingsverzoek. Gelet op de - in het Wrakingsreglement opgenomen - bepaling dat in een wrakingsprocedure alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen, heeft de wrakingskamer van deze e-mail niet kennisgenomen.
1.5 De griffier van de wrakingskamer heeft verweerders verzocht op het wrakingsverzoek te reageren. Verweerders hebben in een e-mail van 24 maart 2025 laten weten dat zij niet in de wraking berusten en zij hebben in die e-mail een inhoudelijke reactie op het wrakingsverzoek gegeven. Deze e-mail is door de griffie van de wrakingskamer aan verzoeker gestuurd.
2. GRONDEN VAN HET WRAKINGSVERZOEK
2.1 Verzoeker heeft aangevoerd dat mr. R (voordat hij deken werd) lid-advocaat in de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch is geweest en in die hoedanigheid met (in ieder geval) mr. E. Loesberg heeft samengewerkt. Daarmee is in de ogen van verzoeker de schijn van vooringenomenheid gewekt.
3. BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK
3.1 Op grond van artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn door artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad. De wrakingskamer moet dus onderzoeken of dergelijke feiten of omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden. Uitgangspunt daarbij is dat een lid van de raad moet worden vermoed uit hoofde van zijn benoeming/verkiezing onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid ten opzichte van verzoeker vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal aan de hand van deze maatstaf het wrakingsverzoek van verzoeker beoordelen.
3.2 Het door verzoeker aangevoerde bezwaar tegen verweerders berust op de omstandigheid dat de deken die het dekenbezwaar tegen verzoeker heeft ingediend, lid is geweest van de Raad van Discipline en in die hoedanigheid met verweerders heeft samengewerkt. De wrakingskamer is van oordeel dat dit enkele gegeven niet de hierboven genoemde uitzonderlijke omstandigheid oplevert voor het oordeel dat verweerders vooringenomen zijn over verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.
3.3 Het verzoek is naar het oordeel van de wrakingskamer op grond van het bovenstaande kennelijk ongegrond. De raad zal, met gebruikmaking van artikel 4 van het Wrakingsprotocol raden van discipline, het verzoek daarom zonder behandeling ter zitting als kennelijk ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De wrakingskamer: - verklaart het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond; - bepaalt dat de procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. E.M.G. Pouls en N.A. Heidanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Kok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2025.
griffier voorzitter
Verzonden op : 22 april 2025