Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-03-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:76

Zaaknummer

24-045/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 25 maart 2024 in de zaak 24-045/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 16 januari 2024 met kenmerk K 23/88.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager huurde bij Stichting Talis (hierna: Talis) vanaf 12 april 2012 een zelfstandige woonruimte. Op 1 februari 2020 heeft klager zijn akkoord gegeven over een nieuwbouwplan van Talis. 1.2 Vervolgens zijn klager en Talis in verschillende procedures verwikkeld geraakt. Talis is in deze procedures bijgestaan door verweerder. 1.3 Klager heeft bij brief van 6 oktober 2020 aan een medewerker van Talis het volgende geschreven:

Ik stel hierbij u, mevrouw [H], persoonlijk, en dus niet Talis, aansprakelijk voor alle schade en gevolgschade mocht ik door het sloopproject Jeruzalem en door de druk die u op mij uitoefent medische of psychische problemen krijgen, zoals bijvoorbeeld een hartaanval of hersenbloeding. In het geval van blijvende invaliditeit zal deze schade honderdduizenden euro’s bedragen. Mocht ik er niet meer toe in staat zijn om een rechtszaak tegen u te voeren dan zal familie van mij dit namens mij doen. Mocht u na een voor mij gunstig oordeel van de rechter niet in staat zijn het gehele bedrag te betalen dan zal er een deurwaarder ingeschakeld worden om al uw persoonlijke bezittingen in beslag te nemen. Als willekeurig welke bewoner in ‘Jeruzalem’ iets dergelijks overkomt zal ik uitzoeken of de stress van het project Jeruzalem er iets mee te maken heeft. Als de betroffene aangeeft dat dit zo is zal ik tegen u persoonlijk aangifte doen bij de politie wegens ernstige psychische mishandeling, al dan niet zwaar lichamelijk letsel ten gevolg hebbend.

1.4 Naar aanleiding van een e-mail aan Talis waarin klager vraagt om opgave van zijn dossier en de persoonsgegevens die Talis in het dossier houdt, heeft verweerder in een brief van 8 december 2020 het volgende aan klager geschreven:

Talis stuurde mij een afschrift van uw e-mailbericht waarin u vraagt om opgave van uw dossier en de persoonsgegevens (ook die van derden) die Talis in het dossier houdt. Talis is daartoe niet gehouden en zal aan uw verzoek geen gevolg geven. (…)”

1.5 In een brief van 21 januari 2021 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

Namens Talis vraag ik u met klem zich te onthouden van uw onrechtmatige uitlatingen over en jegens cliënte. Deze missen rechtsgrond, zijn onjuist en daarmee gedraagt u zich niet zoals een goed huurder betaamt. Geen enkele medewerker van Talis heeft een strafbaar feit jegens u begaan. U ziet kennelijk zelf niet in hoe onheus u zich gedraagt en hoe faliekant mis u het heeft. U gaat hiermee opnieuw een grens over en indien u daarmee niet stopt houdt Talis zich het recht voor om vanwege de voortdurende onrechtmatige uitlatingen de huurovereenkomst met u te laten beëindigen.

1.6 In een e-mail van 11 oktober 2021 heeft klager aan de burgemeester van de gemeente Nijmegen het volgende geschreven:

Als u de sloop niet stillegt dan zal ik tegen het bestuur van Talis aangifte doen van meervoudige doodslag, en van poging tot meervoudige doodslag voor de doden die waarschijnlijk nog zullen volgen. Dit via wat heet ‘voorwaardelijk opzet’. Een persoon die niet het doel had een ander te doden, maar wel het aanmerkelijke risico heeft genomen dat dit door zijn daad zou gebeuren kan vervolgd worden voor doodslag.

1.7 In een brief van 21 oktober 2021 heeft verweerder het volgende aan klager geschreven:

De reden van deze brief is dat Talis hiermee wil benadrukken dat de wijze waarop u zich uitlaat over Talis en haar medewerkers de grenzen van het betamelijke overschrijdt. Dat moet stoppen. Na in eerste instantie uw medewerking te hebben gegeven aan de renovatiewerkzaamheden in uw wijk en aan de door u gehuurde woning, bent u sinds juli 2020 om onverklaarbare reden zich hevig gaan verzetten tegen de sloop/nieuwbouwplannen, waarbij de wijze waarop u de medewerkers van Talis heeft bejegend in strijd komt met het betamelijke. De relatie tussen u als huurder en Talis als verhuurder is daarmee al enige tijd niet goed te noemen. Er is sprake van een onophoudelijke stroom aan klachten en bezwaren bij diverse autoriteiten en instanties van uw kant. In geen van die gevallen zijn uw bezwaren gehonoreerd. (…) Wanneer u meent dat er regels worden overtreden, staat het u vrij uw recht te zoeken. Hoe dan ook verzoekt Talis u dringend om u tot de feiten te beperken en te stoppen met het uiten van ongefundeerde en zeer ernstige beschuldigingen over Talis en/of bij Talis werkende personen. Dat gedrag moet echt ophouden. Als u dit niet doet verdwijnt de basis voor een werkbare relatie tussen u en Talis steeds verder uit zicht. Mocht u uw gedrag en uw onrechtmatige uitlatingen over de medewerkers van Talis niet staken, dan zal Talis zo nodig via een bodemprocedure op die grond de ontbinding van de met u gesloten huurovereenkomst vorderen.”

1.8 In een besluit van 22 november 2022 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) Talis een berisping opgelegd vanwege overtreding van de Algemene verordening gegevensbescherming. Volgens de AP heeft Talis onvolledig en daarmee onjuist gevolg gegeven aan het inzageverzoek van klager en pas in de bezwaarprocedure na contact en uitleg door de AP een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens verstrekt. 1.9 Op 9 juni 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De klacht van klager bestaat uit de volgende onderdelen. a) Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 8 gesteld dat Talis, de cliënte van verweerder, geen inzage hoefde te geven in de gegevens die zij van klager hadden. b) Verweerder heeft in een brief van 21 januari 2021 gesteld dat klager onrechtmatige uitlatingen over en jegens zijn cliënte zou hebben gedaan. c) Verweerder heeft in een brief van 31 oktober 2021 wederom gesteld dat klager zich onrechtmatig zou uitgelaten over zijn cliënte. d) Verweerder heeft in strijd met de waarheid gesteld dat klager en zijn cliënte niet alleen bestuursrechtelijke geschillen hadden maar ook een huurrechtelijk geschil. e) In juli 2022 heeft verweerder in strijd met de waarheid gesteld dat klager zich zou hebben voorgedaan als een medewerker van Talis. Verweerder heeft klager hiermee onterecht beschuldigd.

3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEORDELING

Maatstaf

4.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen. 4.2 De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. 4.3 De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdelen a) en d)

4.4 Klager verwijt verweerder dat hij in een brief heeft gesteld dat Talis, zijn cliënte, geen inzage hoefde te geven in de gegevens die zij van klager had. De voorzitter is van oordeel dat het verweerder vrijstond om die stelling, namens zijn cliënte, in te nemen. Dat de AP hierover naderhand anders heeft geoordeeld, betekent niet dat verweerder onjuistheden heeft gesteld waarvan hij wist, dan wel had moeten weten dat die informatie onjuist is. Ook overigens is dat niet gebleken. Datzelfde geldt voor de stelling van verweerder dat klager en zijn cliënte een huurrechtelijk geschil hadden. Het stond verweerder vrij om het geschil tussen klager en zijn cliënte zo te noemen. Dat klager dat anders ziet, maakt niet dat verweerder bewust onjuiste informatie heeft verschaft. Het voorgaande betekent dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake is. Deze klachtonderdelen worden kennelijk ongegrond verklaard.

Klachtonderdelen b), c) en e)

4.5 Klager verwijt verweerder dat hij zich onnodig grievend heeft uitgelaten omdat hij meermalen schriftelijk heeft gesteld dat klager zich onrechtmatig over medewerkers van de cliënte van verweerder heeft uitgelaten. Ook heeft verweerder - volgens klager in strijd met de waarheid - geschreven dat klager zich zou hebben voorgedaan als een medewerker van Talis. 4.6 De voorzitter is van oordeel dat het verweerder vrij stond om namens zijn cliënte te schrijven dat klager zich in de richting van de cliënte van verweerder onrechtmatig heeft gedragen. Verweerder is daarmee zijn grote vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij heeft, niet te buiten gegaan. Dat klager het met deze kwalificatie van verweerder niet eens is, maakt dat niet anders. Met betrekking tot de stelling dat klager zich zou hebben voorgedaan als een medewerker van de cliënte van verweerder, overweegt de voorzitter dat verweerder ervan mocht uitgaan dat deze informatie die hij van zijn cliënt had gekregen, juist was. Slechts in uitzonderingsgevallen is een advocaat gehouden om de juistheid van informatie die hij van zijn cliënt heeft gekregen te verifiëren. Van een dergelijk uitzonderinggeval is in deze zaak niet gebleken. Het voorgaande betekent dat deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond worden verklaard.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2024.

Griffier                                                                                                                                                Voorzitter Verzonden d.d. 25 maart 2024