Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-04-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:100

Zaaknummer

240089

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de deken niet verwezen.

Uitspraak

                                      Beslissing van de voorzitter van

                                      het Hof van Discipline

                                      van 4 april 2024

                                      in de zaak 240089

                                      naar aanleiding van de klacht van:

                                      klaagster

                                      tegen:

                                      verweerster

1. HET verzoek

De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 10 maart 2024 van klaagster. In dit bericht heeft klaagster onder meer het volgende geschreven:

“(…) De Deken van de Orde verwijt ik nalatigheid door diverse malen de bewijzen te negeren en de handelswijze van Mr. L(…) toe te staan,zoals  een langdurige klachtenprocedure te doorlopen in plaats van noodzakelijke maatregelen te treffen.(…)”

De voorzitter vat het bericht van klaagster daarom op als een klacht tegen verweerster en een verzoek om deze klacht te verwijzen naar een andere deken voor onderzoek en behandeling, omdat verweerster de Deken van de Orde van Advocaten is in het arrondissement Amsterdam is waar zij zelf advocaat is.

2. DE BEOORDELING

Op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 Advocatenwet dient een klacht tegen een deken in beginsel te worden verwezen naar een deken van een andere orde. De voorzitter zal hiertoe echter niet beslissen en licht dit als volgt toe. Uit het bericht van klaagster blijkt dat zij ontevreden is over het optreden van verweerster in de klachtzaak tegen mr. L. Een klacht tegen verweerster is echter geen middel is om de handelwijze en de visie van de deken in een klacht tegen een andere advocaat ter discussie te stellen. Een klager kan een klacht tegen de andere advocaat, na afronding van het onderzoek van de deken en na betaling van het griffierecht, immers voorleggen aan de raad van discipline en laten beoordelen door de tuchtrechter. Binnen de kaders van die procedure kan een klager naar voren brengen op welke punten de visie van de deken volgens hem niet deugt en dat de tuchtrechter tot een andere conclusie zou moeten komen. Het is vervolgens de tuchtrechter die de klacht beoordeelt en, bij gegrondheid ervan, beslist of een maatregel moet worden opgelegd en zo ja welke. De voorzitter begrijpt uit het bericht van klaagster verder dat het haar wens is dat verweerster een procedure instelt tot het spoedshalve schorsen van mr. L. Het al dan niet starten van zo’n procedure behoort echter tot de discretionaire bevoegdheden van een deken. Een tuchtklacht kan niet worden gebruikt als middel om een in dit verband genomen beslissing ter discussie te stellen.

3. BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

wijst het verzoek tot verwijzing af.

Deze beslissing is gewezen op 4 april 2024 door mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend voorzitter.

Plaatsvervangend voorzitter

De beslissing is verzonden op 4 april 2024.