Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-02-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:29

Zaaknummer

24-029/DB/LI

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerder heeft zijn ex-cliënt niet te woord willen staan omdat hij door hem onheus is bejegend. Hoewel een advocaat vanwege zijn bijzondere positie in het rechtsbestel bepaalde plichten heeft richting rechtszoekenden en diens (ex-)cliënten, hoeft een advocaat niet te dulden dat hij onheus bejegend wordt. Daarbij is in het bijzonder van belang dat klager zijn dossier al heeft ontvangen en diens advocaat contact op kan nemen met verweerder als er stukken ontbreken. Niet gebleken dat verweerder beschikt over ontbrekende e-mails en een brief. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 27 februari 2024

in de zaak 24-029/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerder

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 12 januari 2024 met kenmerk K23-067, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagekomen brief van klager van 26 januari 2024, door de raad ontvangen op 5 februari 2024.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in twee strafrechtelijke procedures in appel, waaronder het hoger beroep van een zaak die op 8 januari 2019 in eerste aanleg op zitting is behandeld en waarbij verweerder niet is verschenen.

1.2 Klager heeft een handgeschreven brief gestuurd aan het Openbaar Ministerie.

1.3 Verweerder heeft in juli en september 2019 vier e‑mails aan het Openbaar Ministerie in Groningen gestuurd. De e-mails zijn onbeantwoord gebleven.

1.4 Verweerder heeft zich op 30 januari 2020 onttrokken als advocaat van klager in de twee strafrechtelijke procedures in appel.

1.5 Klager heeft vanaf januari 2021 in detentie gezeten.

1.6 In 2022 heeft klager aan de deken een verzoek tot afgifte van een dossier gedaan. Op 23 juni 2022 heeft de deken klager verwezen naar een advocaat nu het een afgiftekwestie betreft.

1.7 In de week van 19 juni 2023 heeft klager telefonisch aan verweerder gevraagd om de vier e‑mails uit 2019 aan hem door te sturen. Verweerder heeft klager niet te woord willen staan. Klager stelt ook dat verweerder zijn contactpersoon, de heer W., niet te woord wilde staan en de verbinding heeft verbroken.

1.8 Op 1 juli 2023, ontvangen door de deken op 18 juli 2023, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

Verweerder heeft niet gehandeld zoals dat een behoorlijk advocaat betaamt, door de gevraagde stukken niet aan klager te sturen en door klager en zijn contactpersonen niet te woord willen staan.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter acht de klacht kennelijk ongegrond. Dat wordt als volgt toegelicht.

4.2 Verweerder bevestigt dat hij klager niet te woord wenst te staan. Als uitleg daarvoor licht verweerder toe dat klager geen cliënt meer is en dat klager hem in het verleden onheus heeft bejegend. Hij betwist dat door anderen namens klager contact is geprobeerd te leggen, zodat de voorzitter niet kan vaststellen of dit daadwerkelijk is gebeurd. De voorzitter ziet in het weigeren klager te woord te staan, onder deze omstandigheden, geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Hoewel een advocaat vanwege zijn bijzondere positie in het rechtsbestel bepaalde plichten heeft richting rechtszoekenden en diens (ex-)cliënten, hoeft een advocaat niet te dulden dat hij onheus bejegend wordt.

4.3 Daarbij is in het bijzonder van belang dat klager al ten tijde van het verzoek tot afgifte van het dossier – via zijn contactpersoon de heer W. – afspraken heeft gemaakt over de afgifte van het dossier. Onweersproken is dat verweerder zich aan die afspraken heeft gehouden. Daarnaast heeft verweerder ook te kennen gegeven dat hij bereikbaar is voor de advocaat van klager, als deze toch stukken zou missen in het dossier. De voorzitter ziet daarom geen klachtwaardig handelen in de weigering van verweerder om klager te woord te staan. 

4.4 Het is de voorzitter evenmin gebleken dat klager de vier door verweerder verzonden e-mails niet heeft ontvangen. In zijn klachtbrief stelt klager zelf immers ook dat hij de bewuste e-mails aan zijn opvolgend advocaat heeft gestuurd, maar dat die ze achterwege heeft gehouden. Ook stelt klager dat hij het dossier, waarin de e-mails zich bevonden, van een ex-gedetineerde heeft ontvangen. De voorzitter kan gelet op die verklaringen niet anders dan vaststellen dat klager de e-mails al heeft ontvangen. Dat klager in zijn repliek stelt die e-mails niet te hebben, verhoudt zich, zonder toelichting die ontbreekt, niet met zijn eigen verklaringen van daarvoor.

4.5 Verweerder heeft ten aanzien van de handgeschreven brief aan het Openbaar Ministerie, die klager heeft geschreven, verklaard dat hij die brief nooit heeft gehad en om die reden ook niet kan afgeven. Nu de voorzitter niet is gebleken dat de handgeschreven brief zich in het dossier van verweerder bevindt, kan bij die weigering tot afgifte van klachtwaardig handelen evenmin sprake zijn.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. V.E.J. Noelmans, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2024.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

Verzonden op: 27 februari 2024