Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-02-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:22

Zaaknummer

23-664/DB/OB

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door, ofschoon klaagster reeds een bedrag van € 8.532,50 had voldaan, jegens klaagster executiemaatregelen te treffen. Verweerster heeft voor het niet opmerken van de ontvangst van het bedrag van € 8.532,50 haar excuses aangeboden en heeft na ontdekking van die fout het beslag direct laten opheffen. Ook heeft verweerster ter zitting van de raad verklaard dat zij haar kantoororganisatie heeft aangepast zodat de ontvangst van een betaling niet meer over het hoofd wordt gezien.  Deze feiten en omstandigheden maken naar het oordeel van de raad dat kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 19 februari 2024

in de zaak 23-664/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

verweerster

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 22 mei 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 29 september 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|23|068K van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 december 2023. Daarbij waren klaagster en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de bijlagen 1 tot en met 8.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Verweerster is de advocaat van klaagsters wederpartij.

2.3     Tussen klaagster en verweersters cliënten is een gerechtelijke procedure aanhangig geweest, die heeft geresulteerd in een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 5 april 2023, waarbij klaagster is veroordeeld in de proceskosten:

                            “(6.3) veroordeelt [klaagster] in de proceskosten:

  (…) aan de zijde van [cliënten van verweerster] tot op heden begroot op € 8.532,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;

  (6.4) veroordeelt [klaagster] in de na dit vonnis ontstane kosten:

  (…) aan de zijde van [cliënten van verweerster] begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;”

2.4     Verweerster heeft klaagsters advocaat bij e-mail van 6 april 2023 aangeschreven met het verzoek aan klaagster om binnen veertien dagen over te gaan tot betaling van een bedrag van € 8.705,50, zijnde de som van het bedrag van € 8.532,50 ter zake de proceskosten en het bedrag van € 173 ter zake salaris advocaat.

2.5     Op 17 april 2023 heeft klaagster een bedrag van € 8.532,50 overgemaakt op de derdengeldrekening van verweersters kantoor.

2.6     Verweerster heeft de grosse van het vonnis van 5 april 2023 op 1 mei 2023 aan klaagster doen betekenen. In het deurwaardersexploot is klaagster verzocht om binnen twee dagen te voldoen een bedrag van € 8.532,50 ter zake proceskosten, een bedrag van € 263 ter zake nakosten en een bedrag van € 141,31 ter zake kosten betekening.

2.7     Op 9 mei 2023 heeft verweerster executoriaal beslag doen leggen op klaagsters woning.   

2.8     Op 22 mei 2023 heeft klaagster tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken.

2.9     Op 23 mei 2023 heeft klaagsters advocaat telefonisch contact opgenomen met verweerster met de mededeling dat klaagster reeds had betaald. Verweerster heeft na intern onderzoek geconstateerd dat klaagster inderdaad reeds op 17 april 2023 een bedrag van € 8.532,50 had overgemaakt op de derdengeldrekening van verweersters kantoor. Verweerster heeft daarop telefonisch aan klaagsters advocaat haar excuses aangeboden en het beslag laten opheffen.  Bij e-mail van 23 mei 2023 heeft verweerster klaagsters advocaat als volgt bericht:

“Geachte confrère,

Onder verwijzing naar ons telefonisch onderhoud van zojuist bevestig ik dat mijn kantoor ten behoeve van cliënten op 17 april jl. van uw cliënte heeft ontvangen EUR 8.532,50. Dat ik dit niet eerder heb opgemerkt, ligt volledig aan en bij mij en daarvoor heb ik u reeds mijn excuses aangeboden ten behoeve van uw cliënte, en hierbij nogmaals. Mea culpa, zoals dat heet. Dat laat evenwel onverlet, zie mijn e-mail aan u van 6 april jl., dat er EUR 173 te weinig is betaald. Hierbij verzoek ik uw cliënte om voornoemd bedrag alsnog per omgaande te voldoen op de derdengeldrekening van mijn kantoor, bij u bekend. Vertrouwende op deze betaling, heb ik heden de deurwaarder opdracht gegeven tot opheffing van het gelegde beslag.”

2.10     Op 24 mei 2023 heeft klaagster een bedrag van € 173 overgemaakt op de derdengeldrekening van verweersters kantoor.

 

3 KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

1.         De door verweerster getroffen executiemaatregelen waren onterecht en disproportioneel;

2.         Verweerster heeft het vonnis naar eigen believen gereconstrueerd en haar eigen rekensom gemaakt;

3.         Een akte van cessie is niet overgelegd;

4.         De deurwaarder heeft onbevoegd gehandeld.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1     Toetsingskader

De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.2     Beoordeling

          Klachtonderdeel 1

          Klaagster verwijt verweerster dat de door verweerster getroffen executiemaatregelen onterecht en disproportioneel waren. Verweerster heeft erkend dat zij had moeten opmerken dat klaagster op 17 april 2023 een bedrag van € 8.532,50 had overgemaakt op de derdengeldrekening van verweersters kantoor. Verweerster heeft voor deze fout haar verontschuldigingen overgebracht aan klaagsters advocaat en heeft het beslag laten opheffen. Verweerster heeft het verweer gevoerd dat deze fout evenwel niet maakt dat haar een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt omdat de betaling van het bedrag van € 8.532,50 onverlet laat dat klaagster het eveneens verschuldigde bedrag van € 173 nog niet had voldaan. Het inschakelen van de deurwaarder en het leggen van beslag waren dan ook gerechtvaardigd, aldus verweerster. De raad volgt verweerster hierin niet. Verweerster heeft desgevraagd ter zitting van de raad verklaard dat, wanneer zij de ontvangst van de betaling van € 8.532,50 wel had opgemerkt, zij niet (direct) tot inschakeling van de deurwaarder en (vervolgens) beslaglegging zou zijn overgegaan, maar eerst (nogmaals) klaagsters advocaat zou hebben benaderd met het verzoek om het ontbrekende bedrag van € 173 alsnog te voldoen. Door de interventie van klaagsters advocaat had inschakeling van de deurwaarder en beslaglegging dan wellicht niet meer hoeven plaatsvinden. In dat licht is de raad van oordeel dat de door verweerster getroffen executiemaatregelen disproportioneel waren. Klachtonderdeel 1 is naar het oordeel van de raad dan ook gegrond.

5.3     Klachtonderdeel 2

          Klaagster verwijt verweerster dat zij het vonnis naar eigen believen heeft gereconstrueerd en haar eigen rekensom heeft gemaakt. De raad begrijpt uit de onderbouwing op dit klachtonderdeel dat klaagster het niet eens is met de gevorderde betaling van de nakosten. Gelet op de inhoud van het vonnis, zoals hierboven weergegeven onder 2.3, heeft verweerster naar het oordeel van de raad echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door namens haar cliënten aanspraak te maken op betaling van een bedrag van € 173 ter zake salaris advocaat. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.4     Klachtonderdelen 3 en 4

          Klaagster verwijt verweerster voorts dat een akte van cessie niet is overgelegd en dat de deurwaarder onbevoegd heeft gehandeld. Verweerster heeft ook deze klachtonderdelen weersproken. De raad overweegt dat het aan de klager is om een tuchtklacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt kan vaststellen en beoordelen. Van een op verweerster rustende verplichting om een akte van cessie te overleggen is, noch uit de overgelegde stukken, noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, gebleken. Verweerster heeft de deurwaarder de opdracht verstrekt om over te gaan tot betekening van het vonnis. Een akte van cessie is daarvoor niet nodig. Van onbevoegd handelen van de deurwaarder is evenmin gebleken. De klachtonderdelen 3 en 4 zijn ongegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1     Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door, ofschoon klaagster reeds een bedrag van € 8.532,50 had voldaan, jegens klaagster executiemaatregelen te treffen. Verweerster heeft voor het niet opmerken van de ontvangst van het bedrag van € 8.532,50 haar excuses aangeboden en heeft na ontdekking van die fout het beslag direct laten opheffen. Ook heeft verweerster ter zitting van de raad verklaard dat zij haar kantoororganisatie heeft aangepast zodat de ontvangst van een betaling niet meer over het hoofd wordt gezien.  Deze feiten en omstandigheden maken naar het oordeel van de raad dat kan worden afgezien van het opleggen van een maatregel.

 

7        GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1     Omdat de raad de klacht deels gegrond verklaart,moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel 1 gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen 2, 3 en 4 ongegrond;

- ziet af van het opleggen van een maatregel;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster.

 

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. R. van den Dungen, A.J.F. van Dok, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2024.

 

Griffier                                                                          Voorzitter

 

Verzonden op: 19 februari 2024