Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-02-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2024:32

Zaaknummer

23-889/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over onnodig grieven en onjuiste uitlatingen door advocaat wederpartij in een familiezaak kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 februari 2024 in de zaak 23-889/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 18 december 2023 met kenmerk K045 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 03 tot en met 08 (inhoudelijk) en 1 tot en met 7 (procedureel).

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager en zijn ex-vrouw (hierna: de vrouw) zijn bij beschikking van 16 december 2021 gescheiden. De rechtbank heeft daarbij onder meer de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap gelast. De beschikking is op 30 maart 2022 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.  1.2    Klager en de vrouw zijn vervolgens verwikkeld (geweest) in een geschil over (onder meer) de verdeling en/of uitbetaling van de verkoopopbrengst van de echtelijke woning. 1.3    Verweerster staat de vrouw bij. Zij heeft een kort geding aanhangig gemaakt, waarin zij namens de vrouw nakoming van de in de echtscheidingsbeschikking vastgestelde verdeling heeft gevorderd. In de dagvaarding van 3 januari 2023 heeft verweerster onder meer geschreven:  “5. Partijen woonden destijds nog gezamenlijk in de echtelijke woning. Na de mondelinge behandeling is de situatie in de woning onhoudbaar geworden. Dit heeft zelfs geleid tot een preventief huisverbod van de man van 10 december 2021 tot 7 januari 2022 (productie 3). De man heeft dit huisverbod overtreden. De vrouw is vervolgens drie maanden geplaatst in een blijf van mijn lijf huis, vanwege de grote zorgen om haar veiligheid (productie 4). (…) 7. De leveringsdatum van 1 februari 2022 is door toedoen van de man niet gehaald. De man had verzaakt de woning leeg te halen. Hierdoor zijn partijen een vergoeding van € 18.000,- verschuldigd aan de kopers (…) De vrouw – die door toedoen van de man verbleef in het blijf van mijn lijf huis – mocht de opvang niet verlaten in verband met de veiligheidsrisico’s (productie 6 verklaring blijf groep [A]. Het huisverbod was inmiddels verlopen en de man zou zorgdragen voor een correcte oplevering. (…) 20. De vrouw heeft een spoedeisend belang bij beide vorderingen. Het behoeft geen betoog dat het gewelddadige gedrag van de man, waar hij ook voor is veroordeeld (productie 11), een zware wissel trekt op de gezondheid van de vrouw. De vrouw ervaart al geruime tijd heftige gezondheidsproblemen die terug te voeren zijn op de relatie en de alsmaar aanhoudende psychische druk die de man op haar blijft uitoefenen. De vrouw is gediagnosticeerd met PTSS (productie 12). De psychische druk en intimidatie van de man gaan onverminderd voort en hij blijft haar lastig vallen met beledigende berichten.” Verweerster heeft de hiervoor genoemde producties bij haar verweer overgelegd, te weten: -    Een verslag van de Beschermingstafel [X] betreffende de vrouw van 27 januari 2022 waarin onder meer staat: “Bij afsluiten van verlengde THV signalen dat veiligheid van moeder onvoldoende gewaarborgd konden worden. VT heeft daarom moeder en zoons aangemeld voor de Blijfgroep.” -    Een e-mail van mevrouw H van de Blijfgroep van 18 oktober 2022 waarin onder meer staat: “Hierbij wil ik bevestigen dat [de vrouw] (…) in de vrouwenopvang van Blijfgroep heeft verbleven. Zij is op [datum] in opdracht van Veilig Thuis binnengekomen op een noodbed, waarop code rood geldt, wat inhoudt dat cliënten de opvang niet verlaten vanwege veiligheidsrisico’s. (...) ook heeft zij een Awareknop uitgereikt gekregen voor als zij naar buiten gaat. (…) Aan cliënt is geadviseerd niet op eigen initiatief in contact te komen met haar ex-partner.” -    Een brief van het Openbaar Ministerie aan de vrouw van 11 juli 2021 waarin staat vermeld dat de vrouw slachtoffer is, dat de rechter de verdachte op 16 juni 2022 heeft veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete en dat deze uitspraak definitief is. Uit de verdere overgelegde stukken blijkt dat dit klager betreft. -    Een bericht van de behandelaar, psycholoog en psychiater aan de huisarts van de vrouw van 24 mei 2022 waarin onder meer staat vermeld dat bij de vrouw sprake is van een jarenlange situatie van lichamelijke en geestelijke mishandelingen en verkrachtingen door de vader van haar kinderen, dat zij tijdelijk in een blijf van mijn lijf huis elders heeft gewoond en dat er sprake is van depressieve kenmerken en PTSS.  1.4    In de conclusie van antwoord van de zijde van klager is onder meer opgenomen: “3. Daarnaast is het inderdaad zo, zoals de man heeft gesteld én heeft onderbouwd in het schrijven van zijn advocaat aan de advocaat van de vrouw d.d. 15 december 2022 dat de verkoop van de echtelijke woning zodanig fout is gegaan door toedoen van de vrouw dat de man nadere verrekenvorderingen heeft op de vrouw. (…) 5. De man wenst expliciet te weerspreken dat er geen sprake is geweest van geweld in de relatie van de man naar de vrouw. Dergelijke beschuldigingen poneren zonder enig bewijs, is onnodig grievend en zet de voorzieningenrechter ten onrechte op het verkeerde been in de te nemen belangenafweging. De man houdt een klacht richting de Orde van Advocaten tegen [verweerster] in beraad, de man hoop dat de advocaat ter zitting dit standpunt intrekt. (…) 7. De man weerspreekt de beschuldigingen én onderbouwt zijn standpunt dat er geen geweld van de man naar de vrouw heeft plaatsgevonden, met verwijzing naar productie 3. Dit zijn bewijsstukken van Veilig Thuis waar juist uit blijkt (…)  -    dat de vrouw geweld heeft gepleegd richting de man, -    dat de vrouw naast psychische problemen kampt met alcoholproblemen, -    dat de minderjarige [W], nota bene zelf aangeeft tegen de politie, dat hij liever ziet dat zijn moeder de echtelijke woning verlaat dan de vader, en -    dat de vader desondanks tegen een huisverbod is aangelopen “omdat het een man is”.  1.5    Op 18 januari 2023 is het kort geding op zitting behandeld. Verweersters pleitnota maakt onderdeel uit van het dossier. Daarin staat onder meer: “Daarnaast meent de man dat de vorderingen van de vrouw niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat in de dagvaarding ten onrechte gesproken zou worden over gewelddadig gedrag van de man jegens de vrouw. Voor zover nodig zal een korte toelichting worden gegeven waarop deze stelling is gebaseerd. -    Graag verwijs ik u naar productie 4, het verslag van de Beschermingstafel van 27 januari 2022. Hierin is geconcludeerd dat de veiligheid van de vrouw – ondanks het verlengde tijdelijk huisverbod – onvoldoende gewaarborgd kon worden.  -    Daarnaast wil ik u verwijzen naar productie 6, de verklaring van [mevrouw H] van de Blijfgroep. Uit de verklaring blijkt dat de vrouw drie maanden in een blijf van mijn lijf huis is geplaats en ‘Aware’ heeft gekregen. Met Aware kan de politie snel ingrijpen, bij dreigende en onveilige situaties. Aware is er voor slachtoffers van stalking die systematisch te maken hebben met fysieke of mentale bedreigingen. -    Ook productie 12 is in dit kader nog relevant, de verklaring van de psychiater van de vrouw van 24 mei 2022. De vrouw is gediagnosticeerd met PTSS. In de verklaring is te lezen dat bij de vrouw sprake is geweest van een jarenlange situatie van lichamelijke en geestelijke mishandeling en verkrachtingen door de vader van haar kinderen.“ 1.6    Op 27 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster] het volgende.  a)    Verweerster heeft zich onnodig grievend uitgelaten en onwaarheden over klager opgeschreven. Klager wijst daarbij op de punten 5, 7 en 20 van verweersters dagvaarding. Klager stelt dat sprake is van schending van de gedragsregels 7 en 8.  b)    Klagers advocaat heeft ter zitting aan verweerster gevraagd haar opmerkingen – na lezing van de bewijsstukken – te nuanceren en aan te geven dat deze niet kloppen. Verweerster heeft dit geweigerd.  c)    Verweerster pleegt smaad met woorden en verhalen in juridische correspondentie naar de rechtbank  2.2    Klager stelt dat verweerster zeer beledigend en intimiderend is geweest en hem schandalig beticht van feiten die berusten op onwaarheden en leugens. Alles berust op verhalen die in elkaar zijn gezet en totaal geen bewijs hebben. Uit de stukken bij de conclusie van antwoord blijkt dat er niets van geweld heeft plaatsgevonden van klager naar de vrouw, maar juist andersom. Verweerster kan nergens aantonen dat klager ooit gewelddadig is geweest naar de vrouw. Er is geen enkel objectief bewijs. Klager meent dat verweerster terughoudend moet zijn met de forse beschuldigingen en het stigmatiseren van de man, omdat er ook kinderen betrokken zijn. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Toetsingskader 4.1    Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 4.2    In familiekwesties geldt op deze maatstaf nog een aanvulling, namelijk dat de advocaat in familiekwesties in het algemeen moet waken voor onnodige polarisatie tussen de partijen. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.  Beoordeling klachten 4.3    Alle klachtonderdelen zien in de kern op de door verweerster in haar dagvaarding gedane uitlatingen en het feit dat zij deze stellingen ter zitting niet heeft willen intrekken of nuanceren. Volgens klager zijn de stellingen onjuist en onnodig grievend.  4.4    Gedragsregel 7 bepaalt dat een advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten. Gedragsregel 8 bepaalt dat een advocaat geen feitelijke informatie naar voren mag brengen waarvan hij weet of behoort te weten dat deze onjuist is. 4.5    Klager stelt dat de beschuldigingen dat hij geweld heeft gebruikt naar de vrouw onjuist zijn en niet berusten op objectief bewijsmateriaal. De voorzitter overweegt dat verweerster in beginsel mocht afgaan op (de juistheid van) het feitenmateriaal van haar cliënt. Verweerster heeft de stellingen in de dagvaarding onderbouwd met verschillende stukken, zoals hiervoor onder de feiten weergegeven. Gelet op de inhoud van die stukken was verweerster niet gehouden nader onderzoek te doen om de stellingen van haar cliënt (nader) te verifiëren. De voorzitter is dan ook van oordeel dat verweerster geen feitelijke informatie heeft verstrekt waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist was. Dat klager het met deze stellingen oneens is, is duidelijk, maar dit betekent niet dat verweerster de stellingen namens haar cliënt niet had mogen innemen en evenmin dat zij deze had moeten terugnemen of nuanceren. Op grond van de conclusie van antwoord kan immers niet worden vastgesteld dat er eind 2021 géén huiselijk geweld heeft plaatsgevonden door klager richting de vrouw. Van schending van gedragsregel 8 is dan ook niet gebleken. 4.6    Klager stelt verder dat de beschuldigingen beledigend, intimiderend en onnodig grievend zijn geweest. Namens verweerster is toegelicht dat deze stellingen zijn ingenomen, omdat klager stelde dat hij diverse verrekeningsvorderingen had op haar cliënt, waaronder vertragingsschade omdat de woning te laat was opgeleverd. Dit blijkt ook uit de conclusie van antwoord. Haar cliënt had er daarom belang bij om te stellen dat zij niet kon zorgen voor tijdige oplevering van de woning omdat zij ten tijde van de geplande oplevering in het blijf van mijn lijfhuis verbleef en de opvang vanwege veiligheidsrisico’s niet mocht verlaten. Verweerster heeft met de gewraakte stellingen ook het spoedeisend belang bij het kort geding (nader) toegelicht, nu dit spoedeisend belang namens klager werd betwist. Hoewel voorstelbaar dat verweersters stellingen voor klager grievend zijn, is de voorzitter van oordeel dat geen sprake is van onnodig grieven. Evenmin is sprake van onnodige polarisatie. Verweerster heeft de stellingen ingenomen in het belang van haar cliënt, binnen de haar toekomende ruime mate van vrijheid. Van klachtwaardig handelen is dan ook geen sprake.  4.7    Mede gezien het voorgaande was verweerster niet gehouden haar stellingen ter zitting te nuanceren of in te trekken. Ook dit is niet klachtwaardig.  4.8    Het verwijt van smaad is hoofdzakelijk strafrechtelijk van aard, waar de tuchtrechter zich beperkt tot het advocatentuchtrecht. De voorzitter acht ook dit verwijt, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, kennelijk ongegrond.   4.9    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2024.