Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-09-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:179

Zaaknummer

23-466/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Van onnodig grievende uitlatingen is geen sprake.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 25 september 2023  in de zaak 23-466/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:     verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 11 juli 2023 met kenmerk 2198338/JS/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is verdachte in een strafzaak. 1.2    Verweerder behartigt de belangen van de stichting die namens gedupeerden opkomt tegen de vermeende fraude. Bij brief van 12 juli 2022 heeft het Functioneel Parket de slachtoffers geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek in de strafzaak.   1.3    Verweerder had op de website van zijn kantoor voorbeelden vermeld van werkzaamheden die hij verricht. Daar stond onder meer het volgende geschreven: “Schadeprocedures wegens verscheidene ‘boilerroom-fraudes’, onder meer die waarin een groep geïnteresseerden werd verleid om te investeren in een waardeloze Franse tech-onderneming, en een grootschalige goudfraude waarin ca. € 500 mio. werd verduisterd; (…)” 1.4    Verweerder heeft de zinsnede over de grootschalige goudfraude inmiddels van de website gehaald. 1.5    Op 24 januari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.   2.2    Klager verwijt verweerder dat hij op de website van zijn kantoor bij de voorbeelden van zijn werkzaamheden spreekt over “(…) en een grootschalige goudfraude waarin ca. € 500 mio. werd verduisterd”. Hiermee verwijst verweerder naar een fraudezaak waarin klager hoofdverdachte is en wordt het beeld  gecreëerd alsof klager een oplichter is die mensen voor € 500 miljoen heeft opgelicht door het verkopen van niet bestaand goud uit niet bestaande mijnen. Echter van niet bestaand goud en niet bestaande mijnen is geen sprake. Van verduistering van een bedrag van € 500 miljoen is ook geen sprake. Een dergelijk bedrag is nooit genoemd; niet door het Openbaar Ministerie en niet in de media. Bovendien is het nog maar de vraag of er sprake is van oplichting. De zaak is nog onder de rechter en hierop moet nog beslist worden. Het desondanks door blijven gaan met deze negatieve beeldvorming rondom de persoon van klager, is volgens klager klachtwaardig.  

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. 

4    BEOORDELING Ontvankelijkheid klacht 4.1    Verweerder heeft primair aangevoerd dat klager geen rechtstreeks eigen belang heeft bij de klacht, omdat de tekst op de website op geen enkele wijze naar klager verwijst. Voor zover klager al een rechtstreeks eigen belang zou hebben gehad bij de klacht, heeft hij dat nu niet meer omdat de tekst op de website inmiddels is verwijderd.  4.2    De voorzitter overweegt dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen over een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen.  4.3    Naar het oordeel van de voorzitter heeft klager, anders dan verweerder stelt, wel degelijk een rechtstreeks eigen belang bij de klacht over verweerders handelen, aangezien de zaak die verweerder op zijn website had beschreven de zaak betreft waarin klager hoofdverdachte is. De omstandigheden dat klager niet met naam wordt genoemd in de tekst en verweerder de tekst over de zaak inmiddels van zijn website heeft gehaald, leidt niet tot een ander oordeel.  Inhoudelijke beoordeling van de klacht 4.4    Verweerder behartigt in onderliggende strafzaak tegen klager de belangen van de benadeelde partij. Dit maakt verweerder in tuchtrechtelijke zin advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan een advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.  4.5    De voorzitter is op grond van de gedingstukken en de standpunten van partijen van oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder geen sprake is. Allereerst is niet komen vast te staan dat verweerder op zijn website informatie heeft vermeld waarvan hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze in strijd met de waarheid is. Verweerder heeft toereikend aangevoerd dat hij het op zijn website genoemde bedrag van € 500 miljoen niet heeft verzonnen, maar dat hij dit bedrag heeft ontleend aan informatie van het Openbaar Ministerie en van zijn achterban. De voorzitter overweegt dat het verweerder vrijstond om gebruik te maken van feitenmateriaal afkomstig van het Openbaar Ministerie en zijn cliënten. Slechts in uitzonderingsgevallen is hij gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Daarbij moet het gaan om informatie waarvan op voorhand duidelijk is dat deze apert onjuist is. Dat in dit geval van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake was, is niet gesteld of gebleken.  4.6    Dat de tekst die op de website van verweerder stond, onnodig grievende uitlatingen over klager bevatte, valt evenmin in te zien. Klagers stelling dat verweerder met zijn bewoordingen een beeld van klager zou hebben gecreëerd alsof klager een oplichter is, faalt. Klagers naam komt niet voor in de tekst en ook overigens zijn de gekozen bewoordingen en toonzitting zakelijk en daarmee tuchtrechtelijk niet onaanvaardbaar. Bovendien is de tekst waarover klager zich beklaagt inmiddels van de website van het kantoor van verweerder afgehaald.  4.7    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 september 2023. 

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op: 25 september 2023