Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-07-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:178

Zaaknummer

22-713/AL/MN

Inhoudsindicatie

Klacht van een advocaat over andere advocaat. Klacht over het optreden van een advocaat waarin hij zelf als advocaat optreedt. Klager verwijt verweerder dat hij in die procedure een e-mail rechtstreeks aan klagers cliënt heeft gestuurd.  De raad overweegt dat de stelling van verweerder dat het bepaalde in gedragsregel 25 niet ziet op het handelen van een advocaat in een procedure waarin hij zelf als partij optreedt (en dus niet als advocaat voor iemand anders), in zijn algemeenheid niet juist is. Die omstandigheid speelt echter wel een belangrijke rol bij de beantwoording van de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.  Verder acht de raad bij die beoordeling van belang dat ook mr. P., de cliënt van klager, een advocaat is. De strekking van gedragsregel 25 is om te voorkomen dat een advocaat van een wederpartij een partij bij een geschil overrompelt zonder bijstand van zijn eigen advocaat. Dat zal bij een wederpartij die zelf een advocaat is, minder snel het geval zijn. Bovendien heeft klager op een later moment in de procedure aan de rechtbank en aan verweerder aangegeven dat er wel rechtstreeks met mr. P. kan worden gecorrespondeerd en dat mr. P zelf ter zitting als advocaat zal optreden. Ten slotte acht de raad van belang dat het handelen waarover wordt geklaagd slechts één e-mail betreft en dat mr. P. zijn (gelijkluidende) klacht over verweerder heeft ingetrokken.  Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder door het sturen van deze e-mail niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover ook wordt geklaagd over de inhoud van die e-mail, is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Dit betekent dat de klacht in alle onderdelen ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 17 juli 2023 in de zaak 22-713/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 22 november 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 7 september 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1608302 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 17 april 2023. Daarbij waren klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde, aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlage van klager van 19 september 2022 en de e-mail met bijlagen van verweerder van 4 april 2023.

2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 Klager heeft als advocaat opgetreden voor mr. P, advocaat te Amsterdam, ter incasso van een vordering op verweerder. 2.2 In een e-mail van 10 november 2021 is op verzoek van mr. P. (het exploot van) de dagvaarding aan verweerder (en aan zijn kantoor) betekend, waarin is vermeld dat klager als advocaat/gemachtigde van mr. P. optreedt (bijlage bij nadere informatie/stukken). 2.3 In een  e-mail van 10 november 2021 heeft verweerder mr. P. een e-mail gestuurd, waarin onder andere wordt verwezen naar de betekening van de dagvaarding. Van deze e-mail is klager (als advocaat van mr. P.) niet in de cc gezet. 2.4 Op 22 november 2021 hebben klager en mr. P. bij de deken een klacht over verweerder ingediend. 2.5 Op 2 september 2022 heeft mr. P. zijn de klacht over verweerder ingetrokken.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) op 10 november 2021 rechtstreeks aan mr. P. een e-mail te zenden c.q. rechtstreeks te benaderen, terwijl hij weet dat mr. P. in de kwestie wordt bijgestaan door zijn advocaat, namelijk klager, hetgeen in strijd is met gedragsregel 25 lid 1; b) geen kopie van bedoelde e-mail te zenden aan klager als advocaat van mr. P.; c) op deze wijze (namelijk het sturen van de e-mail van 10 november 2021) te trachten bij mr. P. de indruk te wekken dat verweerder hem aanzienlijke schade berokkent.

4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BOORDELING 5.1 Op grond van de stukken en verhandelde ter zitting is gebleken dat klager door het handelen van verweerder rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Dat betekent dat hij ontvankelijk is in zijn klacht. 5.2 De klacht ziet op het handelen van verweerder in een zaak waarin verweerder zelf als partij optreedt. Mr. P. is in die zaak zijn wederpartij en mr. P. wordt bijgestaan door klager. De raad neemt in overweging dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat – zoals hier: in privéhoedanigheid -, blijft voor de advocaat het advocatentuchtrecht gelden. De raad is van oordeel dat klager een rechtstreeks belang heeft. Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan de advocaat een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. 5.3 Op grond van het klachtdossier staat vast dat verweerder een e-mail aan mr. P. - zijn wederpartij - heeft gestuurd, terwijl hij weet dat mr. P. in die procedure wordt bijgestaan door een advocaat, namelijk klager. Deze e-mail heeft verweerder niet in cc aan klager gestuurd. Klager stelt dat verweerder daarmee heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 25. Deze gedragsregel bepaalt dat een advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding stelt dan door tussenkomst van die advocaat. 5.4 De raad overweegt dat de stelling van verweerder dat het bepaalde in gedragsregel 25 niet ziet op het handelen van een advocaat in een procedure waarin hij zelf als partij optreedt (en dus niet als advocaat voor iemand anders), in zijn algemeenheid niet juist is. Die omstandigheid speelt echter wel een belangrijke rol bij de beantwoording van de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. 5.5 Verder acht de raad bij die beoordeling van belang dat ook mr. P., de cliënt van klager, een advocaat is. De strekking van gedragsregel 25 is om te voorkomen dat een advocaat van een wederpartij een partij bij een geschil overrompelt zonder bijstand van zijn eigen advocaat. Dat zal bij een wederpartij die zelf een advocaat is, minder snel het geval zijn. Bovendien heeft klager op een later moment in de procedure aan de rechtbank en aan verweerder aangegeven dat er wel rechtstreeks met mr. P. kan worden gecorrespondeerd en dat mr. P zelf ter zitting als advocaat zal optreden. Ten slotte acht de raad van belang dat het handelen waarover wordt geklaagd slechts één e-mail betreft en dat mr. P. zijn (gelijkluidende) klacht over verweerder heeft ingetrokken. 5.6 Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder door het sturen van deze e-mail niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voor zover ook wordt geklaagd over de inhoud van die e-mail, is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Dit betekent dat de klacht in alle onderdelen ongegrond wordt verklaard.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.F.R. van Heemstra, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, A.W. Siebenga, S.H.G. Swennen, F.E.J. Janzing, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023.

Griffier                                                                                                             Voorzitter

Verzonden d.d. 17 juli 2023