Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-07-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:105

Zaaknummer

220114

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging beslissing raad. Verweerder had  klager en de voorzieningenrechter niet onverhoeds ter zitting mogen overvallen door onaangekondigd een geluidsfragment af te spelen. Verweerder heeft bovendien het geluidsfragment niet direct na de zitting onvoorwaardelijk aan klager vertrekt. Berisping. 

Uitspraak

 

Beslissing van 3 juli 2023

in de zaak 220114

 

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

                                     

verweerder

 

tegen:

 

klager

 

 

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

 

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 14 maart 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 21-839/DH/RO). In deze beslissing zijn van de klacht van klager klachtonderdelen a) en b) gegrond verklaard en is klachtonderdeel c) ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van berisping opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, de reiskosten en de proceskosten.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:115 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 13 april 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

de stukken van de raad; het verweerschrift van klager; de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van verweerder van 2 mei 2023.

  ​​​​​​2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 12 mei 2023. Daar zijn verweerder met zijn gemachtigde mr. I.F. Schouwink en klager verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van verweerder aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.

 

3 FEITEN

3.1 Voor zover in hoger beroep nog van belang gaat het hof uit van de volgende feiten.

3.2 De cliënten van partijen hadden een geschil over inbreuk op intellectuele eigendomsrechten, waarin op 9 september 2020 de mondelinge behandeling van een kort geding plaats vond. Tijdens de zitting heeft verweerder onaangekondigd een geluidsfragment laten horen. Klager heeft tijdens de zitting bezwaar tegen het afspelen van het geluidsfragment gemaakt. De voorzieningenrechter heeft dit bezwaar afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de zaak aangehouden in verband met minnelijk overleg tussen partijen.

 

3.3 Op 10 september 2020 om 11.49 uur heeft klager het volgende geschreven aan verweerder:

“(…) Voordat wij minnelijk overleg opstarten ontvang ik graag van u het volledige geluidsfragment dat u ten gehore heeft gebracht ter zitting. Ik stel voor dat we - na ontvangst van dit bestand - vrijdag telefonisch contact hebben om van u te vernemen hoe een schikking er volgens uw cliënt uit zou moeten zien. (…)”

Om 12.35 uur heeft verweerder als volgt gereageerd:

“Het fragment opsturen lijkt mij in beginsel geen probleem, maar onder twee voorwaarden:

1. Het fragment is belangrijk bewijs in deze zaak en dient ook uitsluitend hiervoor te worden gebruikt. Het is niet de bedoeling dat uw cliënten het fragment gebruiken voor andere zaken, bijvoorbeeld om achter de desbetreffende programmeur aan te gaan. Het lijkt cliënte netjes om de jongens zo veel mogelijk buiten schot te houden.

2. De rechtbank dient over dezelfde stukken te beschikken als partijen. Ik wil het stuk dan ook tegelijk naar u als naar de rechtbank sturen.

Graag uw akkoord.(…)”

 

3.4 Op 11 september 2020 om 8.35 uur heeft klager het volgende geschreven aan verweerder:

“Het is niet meer aan u om voorwaarden te stellen. U heeft dit document - bij wijze van overval - ter zitting ten gehore gebracht om de rechter te beïnvloeden. U handelde daarmee reeds klachtwaardig. Mijn cliënten hebben recht op dat bestand omdat u dat ter zitting tegen hen heeft gebruikt. Cliënten hebben recht op wederhoor. U wijdt anderhalve pagina pleitnota aan een verwijt dat stukken te laat aan u zouden zijn aangeleverd - hetgeen onjuist is hetgeen de voorzieningenrechter u ook heeft uitgelegd - om vervolgens ter zitting een document te gebruiken dat u in het geheel niet heeft ingebracht. Dat is niet hoe wij ons tot elkaar behoren te verhouden. Indien ik dit bestand vandaag niet van u ontvang zal ik maandag een klacht tegen u indienen bij uw deken. (…)”

 

3.5 Om 9.14 uur heeft verweerder als volgt gereageerd:

“Een dreigement lijkt mij niet erg constructief als uw cliënten tot een oplossing willen komen.

Wel constructief lijkt mij als u op de gehele inhoud van mijn bericht ingaat. Ik mis twee antwoorden:

•    Ik stelde twee (redelijke) voorwaarden, u geeft aan met de tweede niet akkoord te zijn, hoe zit dit met voorwaarde 1? (…)”

 

​​​​​​​3.6 Om 10.50 heeft klager het volgende geschreven:

“Tijdens de zitting en nu met uw voorwaarden gaat u over het randje ten aanzien van hoe wij ons tot elkaar dienen te verhouden. Uw voorwaarden zijn absoluut niet redelijk (of constructief) omdat u het geluidsbestand daarmee tot inzet maakt van een onderhandeling waarmee u voordeel probeert te behalen (geen wederhoor terwijl daar recht op bestaat en inbrengen in de procedure terwijl dat recht u niet toekomt). Het station van voorwaarden stellen bent u gepasseerd toen u het geluidsfragment ter zitting liet horen. Daarom heb ik aangegeven niet met uw voorwaarden (dus ook niet met voorwaarde 1) in te stemmen. Schikkingsoverleg heeft geen zin zo lang u het geluidsfragment niet aanlevert en daar ga ik dan ook geen tijd en kosten van mijn cliënt aan besteden.

Mijn sommatie tot aanlevering vandaag blijft staan. Tel uw knopen.”

 

​​​​​​​3.7 Om 12.53 uur heeft verweerder gereageerd:

“Nogmaals: als uw cliënten tot een regeling willen komen, past een dreigement hier niet bij (zie ook gedragsregel 24). We kunnen altijd vonnis vragen, ik meen dat uw cliënten hierbij meer te verliezen hebben dan mijn cliënt.

Niet ik, maar juist u bent zeer ernstig over de grens gegaan door aan de rechtbank informatie te verstrekken waarvan u weet althans behoort te weten, dat die onjuist is (gedragsregel 8). Uw cliënten hebben de software van cliënte schaamteloos gekopieerd, zoals u weet. Het fragment toont dit aan en was dus noodzakelijk. Dient u echt een klacht in, dan zal ik hetzelfde doen.

Het is aan de te late indiening van stukken uwerzijds te danken dat het fragment niet meer tijdig kon worden ingediend. Het tweede verzoek ziet erop dit gemis in redelijkheid te herstellen. Klant is desondanks akkoord om deze eis te laten vallen. Het stuk zal in een bodemprocedure immers sowieso nog worden overgelegd.

Wel is cliënte benieuwd waarom u de eerste eis niet-redelijk vindt? Het lijkt mij nogal ongepast als uw cliënten een programmeur zullen aanspreken omdat deze de waarheid heeft verteld.”

 

​​​​​​​3.8 Om 13.43 uur heeft klager het volgende aan verweerder geschreven:

“Voortvarendheid houdt ook in dat u open kaart speelt t.a.v. hetgeen u in de procedure hebt gebruikt. U bent daar kennelijk niet toe bereid en dan valt de bodem onder schikkingsbereidheid weg. U presenteert het geluidsfragment ter zitting als 'the smoking gun', maar weigert dat geluidsfragment vervolgens te delen zodat mijn cliënten dat kunnen beoordelen. Het was een welbewust geplande overval die evident in strijd is met de proces- en gedragsregels.”

 

​​​​​​​3.9 Om 14.58 uur heeft klager verder nog aan verweerder het volgende geschreven:

“In navolging op mijn onderstaande email bericht ik u dat mij berichten bereiken dat u naar aanleiding van onze mailcorrespondentie telefonisch contact zoekt met de persoon die te horen in het heimelijk opgenomen geluidsfragment. Zoals ik de berichten die mij bereiken begrijp gebeurt dat om hem te soufleren op welke wijze hij dient te reageren wanneer cliënten wederhoor zouden vragen. Ik verzoek u mij hierover uiterlijk voor aanstaande maandag te berichten met een bevestiging of ontkenning. Ontvang ik voordien geen reactie van u dan ga ik ervan uit dat mijn bronnen mij correct informeren.”

 

​​​​​​​3.10 Om 20.35 uur heeft verweerder als volgt gereageerd:

“Er is inderdaad telefonisch contact gezocht met [programmeur], maar voor het overige is wat u schrijft onjuist. Ik begrijp ook niet wat u precies wilt bereiken met uw bericht, want telefonisch contact zoeken met [programmeur] is gewoon toegestaan ([programmeur] is immers niet mijn wederpartij). Bovendien gebeurt een en ander ook in volledige transparantie. In dat kader heb ik [programmeur] ook ingekopieerd in dit bericht. (……..)

De vraag is simpel: bent u bereid alsnog akkoord te gaan en de jongens met rust te laten?

Zo ja, dan kan ik het fragment toesturen en kunnen wij hopelijk op een normale manier verder zoals advocaten betaamt. Is er echt niet te praten, dan zit er niets anders op dan gezamenlijk vonnis te vragen.”

 

​​​​​​​3.11 Op (zaterdag) 12 september 2020 om 11.18 uur heeft klager het volgende aan verweerder geschreven:

“Uw voorwaarden zijn niet redelijk en uw suggestie dat uw cliënt de jongens in bescherming wil nemen is onjuist. Ik leg dat hieronder nogmaals uit.

1. Uw cliënt heeft een gesprek met [programmeur] buiten zijn weten opgenomen;

2. U heeft dit gesprek zonder dat zoals dat hoort tijdig in de procedure ingebracht en - bij wijze van overval - ter zitting afgespeeld. Daarmee heeft u de regels van een eerlijk proces overschreden zoals die in artikel 20 van onze gedragsregels zijn opgenomen;

3. U stelt nu voorwaarden aan het ter beschikking stellen van dat geluidsfragment terwijl u reeds verplicht bent om dat geluidsfragment te delen. Aldus probeert u uw procespositie te verbeteren terwijl u daar geen recht op hebt;

4. Mijn cliënten hebben recht op kennisname van het geluidsbestand zodat zij weten wat er precies gezegd is (dat was tijdens de zitting slecht te horen en u heeft uw eigen interpretatie ten gehore gebracht). Welk redelijk belang heeft uw cliënt om hen die gelegenheid te ontzeggen of aan voorwaarden te verbinden?;

5. Mijn cliënten hebben ook recht op wederhoor bij [programmeur]. Niet meer en niet minder. Dat is niet 'achter de jongens aangaan', maar gewoon een gesprek tussen twee volwassen mensen.

De programmeurs hebben naar mijn cliënten aangegeven niet betrokken te willen worden in deze procedure. Uw cliënt heeft ervoor gekozen om dat buiten het medeweten van [programmeur] ten aanzien van hem wel te doen. Vervolgens wekt uw cliënt de indruk dat zij hem in bescherming wil nemen en stelt dat alles in 'volledige transparantie' gebeurt. Dat valt moeilijk te geloven nadat hij tegen zijn zin tussen partijen is gezet door uw cliënt. Uw cliënt beschermt de [programmeur] niet met zijn voorwaarden maar alleen zichzelf. Als hij zich het belang van [programmeur] oprecht had aangetrokken dan had hij het fatsoen gehad om hem te vragen of hij hun gesprek mocht opnemen om dat in deze procedure in te brengen.

Kortom: ik heb u nogmaals toegelicht dat u verplicht bent het geluidsbestand ter beschikking te stellen en dat cliënten geen plicht hebben om met uw voorwaarden in te stemmen omdat zij daarmee hun procespositie zouden inperken. Uw verzoek is dus niet redelijk en daar zal niet mee ingestemd worden.”

 

​​​​​​​3.12  Op (maandag) 14 september 2020 heeft verweerder om 12.51 uur het volgende geschreven aan klager:

“Wat u schrijft is wederom niet juist, maar laten wij het praktisch houden: uit uw bericht begrijp ik dat u de opname uitsluitend wilt gebruiken om contact op te nemen met [programmeur], zonder dat hij verder juridisch of economisch onder druk wordt gezet. Evenmin als u mij contact met [programmeur] kunt verbieden, kan ik u dit uiteraard ook niet verbieden. Ik zal fragment vandaag dus aan u doen toekomen. (…)”

 

​​​​​​​3.13 Op 14 september 2020 heeft verweerder het geluidsbestand naar klager gestuurd.

 

​​​​​​​3.14 Op 30 september 2020 heeft de voorzieningenrechter de door verweerder in conventie gevraagde voorzieningen afgewezen en de in reconventie door klager gevorderde opheffing van conservatoir beslag toegewezen.

 

​​​​​​​3.15 Op 17 september 2020 heeft klager bij de deken de onderhavige klacht ingediend.

 

​​​​​​​3.16 Op 18 november 2020 heeft verweerder in verband met dezelfde kwestie een klacht ingediend tegen klager. De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam heeft die klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en klager de maatregel van waarschuwing opgelegd.

 

 

4 KLACHT

 

​​​​​​​4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

 

a) Verweerder heeft bij wijze van overval op de zitting een geluidsfragment laten horen. Daaraan ligt volgens klager een zeer bewuste afweging ten grondslag om daarmee een processueel voordeel te behalen. Dat is volgens klager in strijd met de eerlijke procesvoering en zo dienen advocaten zich niet tot elkaar en tot andere procespartijen te verhouden.

 

b) Verweerder heeft het geluidsfragment niet op eerste verzoek aan klager verstrekt na de zitting. Verweerder meende aan het verstrekken van het geluidsfragment voorwaarden te mogen verbinden.

(…)

 

5 BEOORDELING

 

Omvang hoger beroep

​​​​​​​5.1 In hoger beroep zijn alleen de klachtonderdelen a) en b) nog aan de orde.

 

Overwegingen van de raad

​​​​​​​5.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a) heeft de raad overwogen dat verweerder het geluidsfragment op 8 september 2020 om 16.59 uur van zijn cliënt heeft ontvangen en het dus niet in een (veel) eerder stadium over had kunnen leggen. Dit neemt niet weg dat verweerder het geluidsfragment vóór de zitting had kunnen overleggen aan klager en aan de voorzieningenrechter of minst genomen had kunnen aankondigen dat hij voornemens was het tijdens de zitting te laten horen. Verweerder heeft dit alles achterwege gelaten en heeft tijdens de zitting onverhoeds op de afspeelknop gedrukt en het afspelen niet gestaakt toen klager daar bezwaar tegen maakte. Verweerder heeft verklaard dat hij er bewust voor heeft gekozen om het stuk niet op voorhand in te dienen om het risico vermijden dat klager bezwaar zou maken tegen het late moment van indienen en dat het fragment door de voorzieningenrechter niet toegelaten zou worden. Verweerder heeft er aldus bewust voor gekozen om zijn wederpartij en de voorzieningenrechter op de zitting te overvallen door het geluidsfragment onaangekondigd en onverwacht af te spelen, waarmee hij de betrokkenen voor het blok heeft gezet. Hij heeft aldus de mogelijkheid van debat tussen partijen en de voorzieningenrechter over toevoeging van het geluidsfragment aan het procesdossier welbewust gefrustreerd. Dit is jegens zijn wederpartij onzorgvuldig en niet zoals het een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Dat verweerder met zijn handelwijze veronderstelde de belangen van zijn cliënt te dienen maakt dit niet anders.

 

​​​​​​​5.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b) heeft de raad overwogen dat uit het oordeel over klachtonderdeel a) volgt dat verweerder gehouden was om het geluidsfragment in ieder geval na de zitting onverwijld en zonder voorwaarden aan klager te verstrekken. Vast staat dat dit niet is gebeurd en verweerder heeft reeds daarom ook in dezen niet gehandeld zoals dat een behoorlijk en zorgvuldig handelend advocaat betaamt. Verweerder bevond zich na de overval op de zitting niet meer in de positie om voorwaarden aan verstrekking van het fragment te verbinden. Door het afspelen ervan had hij het fragment immers onderdeel gemaakt van de procedure. Verweerder heeft nog aangevoerd dat klager door het tijdstip van het verstrekken van het fragment niet in enig inhoudelijk of processueel belang is geschaad. Deze stelling verontschuldigt verweerder niet. Vertrekpunt is immers dat verweerder het fragment onverwijld had moeten verstrekken. Daarnaast vormde de correspondentie tussen klager en verweerder na de zitting door de weigerachtige houding van verweerder de opmaat voor een wat grimmig debat, dat het minnelijk overleg tussen partijen geen goed heeft gedaan en mogelijk zelfs heeft ondermijnd. 

 

Beroepsgronden

​​​​​​​5.4 Verweerder voert tegen de beslissing aan dat de raad de context van verweerders handelen onvoldoende heeft meegenomen in de beoordeling, maar zich teveel heeft geconcentreerd op sec de klachtonderdelen. De volgende omstandigheden acht verweerder relevant:

 

1. Verweerder beschikte zelf pas laat over de geluidsopname. Zijn cliënt zond het zonder vooraankondiging per koerier naar verweerder. Verweerder moest op korte termijn beslissen of en zo ja hoe hij de opname zou gebruiken.

2. Anders dan de raad overweegt, maakte klager niet ter zitting meteen duidelijk en kenbaar bezwaar. Het had er alle schijn van dat de voorzieningenrechter die opname niet zou betrekken bij zijn beoordeling, anders had hij wel een procesafspraak rondom het toepassen van hoor en wederhoor gemaakt met partijen.

3. Onderhavige klachtzaak heeft nauwelijks tuchtrechtelijk belang voor klager: klager is niet benadeeld door het verweten handelen. De voorzieningenrechter is immers in zijn vonnis aan de opname voorbij gegaan en klager heeft nadien de opname tijdig en zonder voorwaarden toegezonden gekregen.

4. Verweerder heeft geen inhoudelijke voorwaarden gesteld aan de onmiddellijke ter beschikking stelling van de geluidsopname. Enkel heeft hij geprobeerd de programmeur uit de wind te houden. Daarbij was het in het kader van fair play dat verweerder verzocht de rechter ook de opname te sturen (evenals aan klager). Ten slotte heeft verweerder de opname afgegeven zonder toezegging van klager op die punten.

5. Verweerder heeft de indruk dat de raad zijn oordeel mede heeft gebaseerd op uitingen van klager die achteraf bezien onjuist blijken, zoals de verkeerde datering [in de tuchtprocedure] van de e-mail van 14 september 2020 waarbij verweerder de opname toezond. Op basis hiervan stelde klager dat hij de opname pas ontvangen had nadat de termijn voor een mogelijke schikking al was verstreken. De raad mocht pas oordelen over de tuchtklacht nadat hij een compleet beeld van alle juiste feiten had.

6. Klager had zelf op een laat moment nog een groot aantal stukken ingediend in de procedure. Verweerder was druk doende met de bestudering van klagers stukken, waardoor de ontvangst van de geluidsopname ook pas laat onder zijn aandacht kwam. Verweerder was bang dat klager bezwaar zou maken tegen de indiening van de geluidsopname omdat die nog later ingediend zou worden. Verweerder heeft in het belang van zijn cliënt gehandeld door op deze wijze de geluidsopname alsnog in het geding te brengen (terwijl hij door de processuele handelwijze van klager werd benadeeld).

 

​​​​​​​5.5 Verweerder heeft aanvullend ook bezwaar gemaakt tegen de opgelegde maatregel van berisping. Hij heeft daarbij onder meer aangevoerd dat het effect van die maatregel groot is, omdat de maatregel van berisping in de weg staat aan benoeming van verweerder als patroon, terwijl zijn kantoor een opleidingskantoor is. Niet alleen verweerder wordt hierdoor getroffen, maar ook zijn beoogde stagiaire(s). Verweerder ziet in dat hij anders had moeten handelen, maar vraagt zich af of dat hem in die mate kwalijk moet worden genomen als de raad heeft gedaan.

 

Verweer in beroep

​​​​​​​5.6 Op het in hoger beroep gevoerde verweer zal het hof voor zover nodig hierna ingaan.

 

Maatstaf

​​​​​​​5.7 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.

 

Overwegingen hof

​​​​​​​5.8 Uit de nadere toelichting van de gemachtigde van verweerder en zijn houding ter zitting blijkt dat verweerder inmiddels inziet dat hij anders had moeten handelen. Dit neemt echter niet weg dat de beroepsgronden van verweerder moeten worden verworpen. Het hof is van oordeel dat de raad (in voldoende mate) de context van verweerders handelen heeft meegewogen in zijn beslissing. Verweerder had klager en de voorzieningenrechter eenvoudigweg niet op de wijze zoals dat is gebeurd mogen overvallen met het onverhoeds afspelen van een onaangekondigde geluidsopname. Dat dit afspelen uiteindelijk in de beslissing van de voorzieningenrechter geen nadelige gevolgen heeft gehad voor (de cliënte van) klager, doet daar niet aan af, evenmin als de overige door verweerder genoemde omstandigheden. Het hof is voorts met de raad van oordeel dat verweerder het geluidsfragment onmiddellijk na de zitting aan klager ter beschikking had moeten stellen en dat verweerder daaraan geen voorwaarden  ̶  welke dan ook  ̶  had mogen verbinden. Daarom is in dit verband niet van belang dat de door klager bij de raad overgelegde kopie van de e-mail, waarin verweerder afgifte van de geluidsopname toezegde, op 17 in plaats van 14 september 202 was gedateerd. Het hof verwerpt de beroepsgronden van verweerder.

 

Maatregel

​​​​​​​5.9 De beslissing van de raad wordt door het hof bekrachtigd. Evenals de raad is het hof van oordeel dat het verweerder zwaar aan te rekenen valt dat hij klager (en diens cliënte) ter zitting doelbewust heeft overvallen door onaangekondigd en onverwacht het geluidsfragment af te spelen en daarna heeft verzuimd om het geluidsfragment onverwijld en onvoorwaardelijk aan klager te verstrekken. Hiermee is de kernwaarde integriteit in het geding. Het hof ziet dan ook geen reden om te volstaan met een lagere maatregel dan de berisping die door de raad is opgelegd.

 

Proceskosten

​​​​​​​5.10 Omdat het hof een beslissing bekrachtigt, waarin een maatregel is opgelegd, zal het hof verweerder op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de kosten voor de procedure bij het hof conform de Richtlijn kostenveroordeling Hof van Discipline 2021: 

                                                                                                            

a) € 50,- kosten van klager (forfaitair);

b) € 1.000,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten;

c) € 1.000,- kosten van de Staat.

 

​​​​​​​5.11 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 50,- aan kosten van klager binnen vier weken na deze beslissing betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

 

​​​​​​​5.12 Verweerder moet op grond van artikel 48ac lid 4 Advocatenwet het bedrag van € 2.000,- binnen vier weken na deze uitspraak overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling hof van discipline" en het zaaknummer.

 

6 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

​​​​​​​6.1 bekrachtigt de beslissing van 14 maart 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 21-839/DH/RO;

 

​​​​​​​6.2 veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten in de procedure bij het hof van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald;

 

​​​​​​​6.3 veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten in de procedure bij het hof van € 2.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn zoals hiervóór bepaald.

 

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. K. Teuben, F.C. van der Jagt, leden, en mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier , en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2023.

 

 

griffier                                                                                                       voorzitter             

 

De beslissing is verzonden op 3 juli 2023 .