Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-07-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:131

Zaaknummer

23-066/A/A

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing; Gegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtkwestie. Verweerder heeft in strijd met de in het kader van het overlegscheidingstraject afgesproken geheimhouding informatie uit dit traject in de procedure bij de rechtbank en bij het hof overgelegd. Hiermee heeft verweerder niet gehandeld zoals van een zorgvuldig en behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Schending van de vertrouwelijkheid (een kernwaarde) is in beginsel van zodanige ernst dat een berisping op zijn plaats is (zie Hof van Discipline 6 november 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:223). Nu verweerder, nadat hij op zijn gedragingen is aangesproken, het eerste rapport van 4 juli 2022 heeft vervangen door een nieuw rapport (dat echter ook vertrouwelijke informatie bevatte) en niet gebleken is dat verweerder bewust vertrouwelijke informatie in de procedures heeft gebracht, volstaat de raad met oplegging van een waarschuwing met kostenveroordeling.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 17 juli 2023  in de zaak 23-066/A/A naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 11 oktober 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2    Op 24 januari 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2109607/JS/KV van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 juni 2023. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4.

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Klager is met zijn ex-partner (hierna: de ex-partner) een overlegechtscheidingstraject gestart. In dat kader is op 14 januari 2020 door partijen een deelnemersovereenkomst ondertekend. In artikel 7 van deze overeenkomst is geheimhouding overeengekomen.  2.3    Bij e-mail van 10 maart 2020 heeft de heer Z, de financieel adviseur die betrokken was bij het echtscheidingstraject (hierna: de financieel adviseur), klager gevraagd stukken te verstrekken over zijn financiën. Bij e-mail van 12 maart 2020 heeft klager deze verstrekt en daarbij nogmaals expliciet gewezen op de vertrouwelijkheid van de door hem verstrekte informatie. Het overlegechtscheidingstraject is op 13 juli 2020 zonder resultaat gestaakt.  2.4    De echtscheidingsprocedure is voortgezet bij de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank). Tijdens deze procedure werd klager bijgestaan door mr. S en stond verweerder de ex-partner bij.  2.5    Op 8 februari 2021 heeft verweerder namens de ex-partner een aanvullend verzoekschrift ingediend met als producties 10 en 11 twee waarderingsrapporten. Productie 10 betrof een rapport van 12 november 2020 van de heer R (hierna: de belastingadviseur) met titel ‘Waardeanalyse deelnemingen [van het bedrijf van klager].’ In het rapport staat onder het kopje ‘beschikbare informatie’: “Alle informatie is verkregen via [klager]. Een NDA [RvD: geheimhoudingsverklaring] is ondertekend op 28 september 2020.” Productie 11 betrof een rapport opgesteld door adviesbureau O (hierna: het adviesbureau) van 11 november 2020 over de waardering van de deelnemingen van klagers bedrijf, dat zich bezighoudt met private equity. Op pagina 2 van dat rapport staat: “Bij het opstellen van dit Rapport hebben wij vertrouwd op de juistheid en volledigheid van de informatie afkomstig uit openbare bronnen of van derden, informatie verstrekt door of namens Jou (…)”. Met jou wordt blijkens het rapport gedoeld op de ex-partner.    2.6    De rechtbank heeft op 15 april 2022 een beschikking afgegeven. Op 12 juli 2022 heeft verweerder namens de ex-partner hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof). In het beroepschrift heeft verweerder als productie 7 het rapport ‘Schatting netto-inkomen’ van 4 juli 2022 van het adviesbureau overgelegd. Namens klager is op 29 augustus 2022 een verweerschrift, tevens incidenteel hoger beroep ingediend.    2.7    Bij e-mail van 29 augustus 2022 (16:29 uur) heeft mr. S verweerder, voor zover relevant, het volgende meegedeeld: “Als productie 7 heeft u (…) het memo inschatting netto-inkomen (…) overgelegd (…). In het kader van dat memo is gebruik gemaakt van vertrouwelijke financiële informatie die mijn cliënt tijdens de overlegscheiding (…) heeft verstrekt. (…) Uw cliënte heeft na de beëindiging van de overlegscheiding (…) [aan het adviesbureau] de tijdens de overlegscheiding door cliënt (…) toegestuurde vertrouwelijke informatie ter beschikking gesteld. Aan de hand van die informatie is (…) het memo (…) opgesteld, dat u bij uw beroepschrift als productie 7 heeft overgelegd. Uw cliënte heeft daarmee in strijd gehandeld met de deelnemersovereenkomst voor de overlegscheiding (…). Het is onder verwijzing naar het bovenstaande dat ik uw cliënte verzoek c.q. sommeer het als productie 7 overgelegde memo (…) in te trekken. (…)” 2.8    Bij e-mail van 29 augustus 2022 (19:20 uur) heeft verweerder, voor zover relevant, geantwoord: “Ten aanzien van (…) productie 7 (…) kan ik uw opmerking niet direct plaatsen. Ik heb een rapport van [het adviesbureau] overgelegd, die ter zake kundig is in de materie private equity. Ik ben niet bekend met de brief van [de financieel adviseur] en [het is] aan de hand van het dossier voor mij niet vast te stellen of dat hetgeen u stelt juist is. Ik zal uiteraard e.e.a. bij cliënte nagaan. Indien hetgeen u stelt juist is, dan hoort dat (…) niet thuis in deze procedure (…).”  2.9    Bij e-mail van 31 augustus 2022 (15:19 uur) heeft verweerder mr. S, vervolgens als volgt bericht, voor zover relevant: “In aansluiting op mijn bericht van eergisteren is het mij niet duidelijk welke stukken/informatie cliënte uit het CD [RvD: collaborative divorce] traject zou hebben aangewend dat aan het rapport (…) van 4 juli 2022 ten grondslag zou liggen. (…) heeft u het dan over de informatie die door uw cliënt zelf in het CD traject is verstrekt? (…) Zoals u ook weet was cliënte ook voor het CD traject goed ingevoerd over de activiteiten/inkomsten van uw client. In het kader van alimentatieverzoek staat het inkomen van uw client centraal. (…) heeft u (…) bedoeld dat de jaarrekeningen van de vennootschappen en relevante informatie met betrekking tot het private equity fonds van uw cliënt geen onderdeel mogen zijn van deze procedure? (…). Kort samengevat verzoek ik u dan ook concreet te duiden tegen welke informatie uw cliënt bezwaren heeft, waarbij ik ook graag verneem op welke gronden u meent dat die informatie voortvloeit uit het CD traject.”  2.10    Bij e-mail van 31 augustus 2022 (21:46 uur) heeft mr. S nogmaals herhaald dat de ex-partner de in de deelnemersovereenkomst overeengekomen vertrouwelijkheid heeft geschonden en dat in het verlengde daarvan het rapport van 4 juli 2022 niet overgelegd had mogen worden. Verder heeft mr. S geschreven, voor zover relevant: “Uw cliënte weet uit de mailcorrespondentie van destijds precies welke informatie door client in maart 2020 in het kader van de CD is verstrekt en zij weet ook dat zij die informatie na de beëindiging van de CD aan [het adviesbureau] heeft toegestuurd. Op basis van die informatie is het rapport (…) opgesteld, zoals dat ook uit de voetnoten blijkt. (…).”  2.11    Bij e-mail van 19 september 2022 heeft verweerder het hof, voor zover relevant, het volgende meegedeeld: “In zijn verweerschrift [van klager] is de stelling ingenomen dat het rapport (…) van 4 juli 2022 ‘inschatting netto-inkomen’, is opgesteld aan de hand van stukken/cijfers die gewisseld zijn in het voortraject onder de noemer van ‘collaborative divorce’. Concreet gaat het om productie 7 dat door de vrouw bij haar beroepschrift is ingediend. [Klager] heeft bij zijn verweerschrift (…) te kennen gegeven dat deze informatie geen onderdeel mag zijn van de procedure in hoger beroep en dat de vrouw de destijds overeengekomen geheimhoudingsclausule zou hebben geschonden. Dat wordt door de vrouw betwist. (…)  Het rapport dateert (…) na het ‘collaborative divorce’ traject en verwijst ook naar uitgangspunten en informatie die noodzakelijk is om het inkomen van [klager] te kunnen vaststellen en dus hoe dan ook onderdeel zal moeten zijn van deze procedure. (…) De vrouw trekt de voor haar overlegde productie 7 in en verzoekt tegelijkertijd bijgevoegd rapport met bijlagen daarvoor in de plaats te stellen.”  2.12    Als de nieuwe productie 7 heeft verweerder een rapport van het adviesbureau van 12 september 2022 overgelegd.  2.13    Op 11 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend. 

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij in zijn aanvullend verzoekschrift van 8 februari 2021 en in zijn beroepschrift van 12 juli 2022 de geheimhouding uit de deelnemersovereenkomst van het overlegechtscheidingstraject van 14 januari 2020 heeft geschonden. 

4    VERWEER  4.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING 5.1    De raad stelt bij de beoordeling van de klacht het volgende voorop. De klacht heeft betrekking op het handelen van een advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.  5.2    Eén van de beperkingen ter zake de hiervoor bedoelde grote mate van vrijheid is dat een advocaat niet mag onthullen wat tussen de betrokken partijen in het kader van een mediation (danwel in een daarmee vergelijkbaar overlegscheidingstraject) is besproken. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline dat de tussen partijen geldende geheimhoudingsverplichting op onaanvaardbare wijze aan waarde zou inboeten als het de advocaat zou vrijstaan naar eigen goeddunken, op grond van een eigen opvatting omtrent hetgeen het belang van zijn cliënt meebrengt en zonder de wederpartij daarin te kennen, te bepalen dat in de procedure gebruik zou worden gemaakt van stukken uit de mediation (danwel het overlegscheidingstraject). De geheimhoudingsverplichting rust ook op de advocaat als deze, zoals in het geval van verweerder, niet direct bij de mediation/het overlegscheidingstraject betrokken is geweest en (dus) ook geen geheimhoudingsverklaring heeft ondertekend.  5.3    In onderhavige klacht gaat het om de vraag of verweerder met het overleggen van de waarderingsrapporten van 11 en 12 november 2020 in de procedure bij de rechtbank en met het overleggen van het rapport van 4 juli 2022 (en het vervangende rapport van 12 september 2022) in de procedure bij het hof vertrouwelijke informatie afkomstig uit het overlegscheidingstraject heeft overgelegd en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. 5.4    Klager voert allereerst aan dat het feit dat de overgelegde rapporten zijn opgesteld na het overlegscheidingstraject niet relevant is voor de vraag of de geheimhouding uit de deelnemersovereenkomst is geschonden. Dat feit sluit immers niet uit dat informatie uit dat traject als bron is gebruikt. Verweerder heeft in zijn hogerberoepschrift van 12 juli 2022 als productie 7 het rapport ‘Schatting netto-inkomen’ van 4 juli 2022 van het adviesbureau overgelegd. Op pagina 4 van dit rapport staat in voetnoot 6 dat de informatie is ontleend aan het rapport van 12 november 2020 en in de voetnoten 2, 3 en 4 wordt verwezen naar het rapport van 11 november 2020. Dat zijn de rapporten die verweerder eerder in de procedure bij de rechtbank bij zijn aanvullend verzoekschrift van 8 februari 2021 als producties 10 en 11, eveneens zonder medeweten of toestemming van klager, had ingediend en die eveneens gebaseerd zijn op de door klager tijdens het overlegscheidingstraject verstrekte vertrouwelijke informatie. De advocaat van klager, mr. S, heeft verweerder op 29 augustus 2022 gewezen op het feit dat met het inbrengen van productie 7 de geheimhoudingsplicht (zoals neergelegd in de deelnemersovereenkomst) is geschonden. Onder protest heeft verweerder productie 7 uiteindelijk ingetrokken. Dit laat echter onverlet dat verweerder dit rapport niet had mogen inbrengen. In het nieuwe rapport van 12 september 2022 dat verweerder in plaats van productie 7 heeft ingebracht zijn de voetnoten aangepast en wordt niet langer verwezen naar producties 10 en 11. Het aanpassen van de voetnoten maakt uiteraard niet dat nu niet meer is gewerkt met vertrouwelijke en onder de geheimhouding vallende informatie, aldus klager. 5.5    Verweerder betwist dat hij de geheimhoudingsplicht uit de deelnemersovereenkomst heeft geschonden. Bij het beroepschrift van 12 juli 2022 heeft verweerder als productie 7 in het kader van de vaststelling van een kinderalimentatie inderdaad het rapport van 4 juli 2022 overgelegd. Dat rapport is in opdracht van de ex-partner opgesteld na beëindiging van het overlegscheidingstraject. Op 29 augustus 2022 is namens klager voor het eerst melding gemaakt van zijn visie dat er in dat rapport gebruik is gemaakt van informatie verkregen in het overlegscheidingstraject, met de sommatie om het rapport in te trekken. Hoewel verweerder had geconstateerd dat de informatie niet was verkregen uit het overlegscheidingstraject, heeft hij het rapport ingetrokken en vervangen door het nieuwe rapport van 12 september 2022, om elke discussie hierover ter zitting te voorkomen. Het rapport betreft een zuiver cijfermatige benadering van het inkomen van klager en in het rapport staat geen verwijzing naar het overlegscheidingstraject. Het rapport betreft een inschatting van het netto-inkomen, welke informatie klager bovendien gehouden was (en is) in het kader van de procedure over te leggen. Verweerder heeft de advocaat van klager, na diens bezwaar, verzocht te duiden tegen welke informatie er bezwaren waren gerezen, alsook om een verduidelijking dat die informatie uit het overlegscheidingstraject voortvloeit. De reactie van mr. S omvatte niet meer of minder dan dat zijn cliënte (de ex-partner) wel zou weten om welke informatie het zou gaan. Ten aanzien van de waarderingsrapporten die als producties 10 en 11 bij het aanvullend verzoekschrift van 8 februari 2021 zijn overgelegd, voert verweerder verder aan dat hij het opmerkelijk vindt dat eerst nu melding van wordt gemaakt dat het zou gaan om informatie die in het overlegscheidingstraject zou zijn verkregen, terwijl er wel op de rapporten in de procedure bij de rechtbank is gereageerd. Ook met betrekking tot deze rapporten betwist verweerder dat het zou gaan om informatie verkregen uit het overlegscheidingstraject. Voor verweerder was er geen twijfel over de herkomst van de financiële informatie zoals weergegeven in de rapporten. De ex-partner was namelijk zelf ook werkzaam in de wereld van private equity en betrokken geweest bij de fundraisingpresentatie van klager. Ook had de ex-partner notities van klager aangetroffen in de echtelijke woning. Bovendien zijn de rapporten gebaseerd op jaarrekeningen verkregen via de Kamer van Koophandel (KvK), openbare informatie (bijvoorbeeld een publicatie in het Financieel Dagblad) en op gebruikelijke aannames in de wereld van private equity. Er is geen inhoudelijke verwijzing naar de overlegscheiding. Tot slot voert verweerder aan dat ook de ex-partner verweerder niet heeft medegedeeld dat de informatie in de rapporten vallen onder de geheimhoudingsplicht uit het overlegscheidingstraject. 5.6    De raad overweegt als volgt. Op grond van het overgelegde klachtdossier en hetgeen klager en verweerder mede ter zitting naar voren hebben gebracht, is de raad van oordeel dat klager afdoende heeft onderbouwd dat de rapporten die als producties 10 en 11 in de rechtbankprocedure zijn overgelegd vertrouwelijke informatie bevatten die klager in het kader van het overlegechtscheidingstraject heeft verstrekt. Klager heeft ter zitting concreet gemaakt dat in deze rapporten zeer gedetailleerde informatie staat over onder meer de winstcijfers van alle deelnemingen en van zijn bedrijf. Bovendien heeft klager toereikend toegelicht dat deze informatie, anders dan verweerder stelt, geen informatie betreft die beschikbaar is via de KvK danwel via andere publieke bronnen. Klager heeft deze informatie destijds onder strikte vertrouwelijkheid bij e-mail van 12 maart 2020 aan de financieel adviseur verstrekt. De raad is van oordeel dat voor verweerder kenbaar had moeten zijn dat de rapporten vertrouwelijke informatie bevatten. In het rapport - opgesteld door de belastingadviseur - dat als productie 10 is overgelegd staat dat het overzicht is opgesteld op basis van door klager aangeleverde informatie, terwijl klager zelf nooit contact heeft gehad met de belastingadviseur. In het rapport overgelegd als productie 11 staat dat de informatie aangereikt is door de ex-partner. De raad is met verweerder van oordeel dat het onlogisch is de herkomst van de informatie op deze manier uitdrukkelijk te benoemen in de rapporten als deze informatie ook via openbare bronnen verstrekt had kunnen worden en acht aannemelijk dat de informatie door klager enkel tijdens het overlegechtscheidingstraject ter beschikking is gesteld.  5.7    Eveneens heeft klager, naar het oordeel van de raad, voldoende onderbouwd dat ook in het als productie 7 in hoger beroep overgelegde rapport van 4 juli 2022 gebruik is gemaakt van vertrouwelijke informatie, die uit het overlegechtscheidingstraject afkomstig was. Zo heeft klager erop gewezen dat in voetnoot 6 van dat rapport staat dat de informatie is ontleend aan de eerdere rapportage van de belastingadviseur van 12 november 2020, oftewel productie 10 en dat in de voetnoten 2,3 en 5 wordt verwezen naar het rapport van 11 november 2020, oftewel productie 11. Ten slotte heeft klager onbetwist gesteld dat in het nieuwe rapport van 12 september 2022 dat verweerder in plaats van productie 7 had ingebracht de voetnoten waren aangepast en niet langer werd verwezen naar producties 10 en 11, maar dat dit niet betekent dat daarmee niet meer werd gewerkt met vertrouwelijke en onder de geheimhouding vallende informatie.  5.8    De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid als advocaat van de ex-partner heeft geschonden door de rapporten in kwestie in het geding te brengen. Verweerder had met name op basis van de mededelingen over de herkomst van de informatie in de rapporten (te weten afkomstig van klager dan wel van de ex-partner) in combinatie met het feit dat de winstcijfers van het bedrijf van klager niet beschikbaar zijn uit openbare bronnen, kunnen weten dat het hier ging om gegevens afkomstig uit het overlegscheidingstraject waarop geheimhouding rustte. Van verweerder als ervaren familierechtadvocaat en -mediator mocht verwacht worden dat hij de door de ex-partner aangereikte rapporten kritischer had onderzocht alvorens hij deze in eerste aanleg en hoger beroep overlegde. De klacht is daarom gegrond. 

6    MAATREGEL 6.1    Verweerder heeft in strijd met de in het kader van het overlegscheidingstraject afgesproken geheimhouding informatie uit dit traject in de procedure bij de rechtbank en bij het hof overgelegd. Hiermee heeft verweerder niet gehandeld zoals van een zorgvuldig en behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Schending van de vertrouwelijkheid (een kernwaarde) is in beginsel van zodanige ernst dat een berisping op zijn plaats is (zie Hof van Discipline 6 november 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:223). Nu verweerder, nadat hij op zijn gedragingen is aangesproken, het eerste rapport van 4 juli 2022 heeft vervangen door een nieuw rapport (dat echter ook vertrouwelijke informatie bevatte) en niet gebleken is dat verweerder bewust vertrouwelijke informatie in de procedures heeft gebracht, volstaat de raad met oplegging van een waarschuwing.  

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING  7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 25,- reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.  7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer.

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart de klacht gegrond; -    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op; -    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; -    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;  -    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

Aldus beslist door mr. mr. C. Kraak, voorzitter, mrs. M. Bootsma, K.C. van Hoogmoed, leden, bijgestaan door mr. mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2023.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 17 juli 2023