Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:146

Zaaknummer

23-251/AL/NN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klagers zijn kennelijk niet-ontvankelijk in hun klacht over het optreden van verweerder in privé (stille vennoot in CV).

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 30 mei 2023 in de zaak 23-251/AL/NN naar aanleiding van de klacht van:

klager klaagster hierna samen ook: klagers oververweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 4 april 2023 met kenmerk 2022 KNN014/1754913, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager en klaagster zijn gezamenlijk eigenaar van een bedrijfspand en zijn tevens medevennoten in de VOF. 1.2 Een deel van het bedrijfspand werd gehuurd door een commanditaire vennootschap (hierna verder: C CV). Daarin zijn drie broers van verweerder de beherende vennoten. Verweerder is in C CV een commanditaire vennoot. 1.3 Tussen klagers en C CV is een procedure gevoerd tot ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming en betaling van de huurachterstand. Voor C CV als huurders trad als advocaat mr. V op. 1.4 Bij vonnis van 29 maart 2022 heeft de rechtbank Noord-Nederland bepaald dat C CV de huurachterstand aan klagers moet betalen en het bedrijfspand van klagers moet ontruimen. Tegen deze uitspraak is door C CV hoger beroep ingesteld. De beherende vennoten en C CV bieden tot op heden geen verhaal voor klagers. 1.5 Op 2 februari 2022 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder: a) niet eerlijk is geweest over zijn rol en nauwe betrokkenheid bij C CV; b) als stille vennoot medeverantwoordelijk is voor zijn medevennoten van C CV en zich ten onrechte niet van hun manier van doen en de door hen gepleegde strafbare feiten distantieert, waardoor verweerder ook verantwoordelijk is voor het tussen klagers en C CV ontstane conflict en gevolgen daarvan. 2.2 Verweerder heeft als stille vennoot geld gestoken in C CV en was nauw betrokken bij de oprichting daarvan. Verweerder was, ook volgens het uittreksel van de KvK, dé contactpersoon van C CV. Op cruciale momenten voor klagers was verweerder onbereikbaar. Volgens klagers heeft verweerder zijn juridische kennis ge- en misbruikt om huurverlaging voor de vennootschap voor elkaar te krijgen of om juist onder huurbetalingsverplichtingen van de later in financiële problemen verkerende vennootschap uit te komen. 2.3 In hun repliek hebben klagers nog toegelicht dat hun verwijt niet gaat over het optreden van verweerder als advocaat van C CV maar gaat over het feit dat verweerder onderdeel is geweest van C CV en hij, toen bleek dat C CV niet succesvol was, een juridisch verhaal uit zijn mouw heeft geklopt om onder huurbetalingen uit te komen. Ook is verweerder aanwezig geweest bij een voorval tussen zijn broers en klager, zonder zich daarvan te distantiëren. Hij heeft ook nooit de moeite genomen om tot een redelijke oplossing in het huurgeschil tussen partijen te komen, wat wel van verweerder als contactpersoon van C CV verwacht mocht worden. Dergelijk gedrag past een betamelijk advocaat niet, aldus klagers. 2.4 Pas bij het uitbrengen van de dagvaarding hebben klagers ontdekt dat de situatie rondom de positie van verweerder binnen de commanditaire vennootschap anders was dan zij hadden begrepen. Verweerder had vanaf het begin eerlijk moeten zijn over zijn gedragingen en zijn nauwe betrokkenheid bij C CV maar heeft dat niet gedaan. Dat is hem volgens klagers tuchtrechtelijk aan te rekenen.

3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. 3.2 Hij is niet meer dan een stille vennoot in C CV van zijn broers en heeft geen enkele zeggenschap binnen de CV. Alleen in de beginfase van de vennootschap is hij daarbij betrokken geweest met zijn adviserende rol voor zijn broers. Begin 2020 heeft hij zijn broers voor het laatst geadviseerd over de door C CV gewenste huurverlaging als gevolg van Covid. Dat heeft toen niet tot een huurverlaging geleid. Pas later hebben partijen onderling een huurkorting afgesproken. In de daarop door klagers gestarte procedure wegens achterstallige huurbetalingen van C CV is de vennootschap bijgestaan door mr. V. Verweerder was daar niet bij betrokken. 3.3 Voor zover verweerder zijn broers al als advocaat heeft bijgestaan, wat hij betwist, dan heeft hij als advocaat van de wederpartij van klagers de grenzen van de hem daarbij toekomende vrijheid niet overschreden. 3.4 Voor de vermeende strafbare gedragingen van zijn broers kan hij niet verantwoordelijk worden gehouden. Hij betwist dat hij een juridisch verhaal uit zijn mouw heeft geschud. Zijn verwijzing naar relevante rechtspraak was alleen bedoeld om aan klager uit te leggen hoe een en ander in elkaar zat en hoe C CV er tegenaan keek. 3.5 Hij was niet hét aanspreekpunt van C CV. De door klagers overgelegde correspondentie over de periode mei en juni 2020 is ook niet van hem afkomstig. Dat door klager de naam van verweerder in die berichten wordt genoemd, betekent niet dat klagers contact met hem hadden. Dat kon ook niet omdat hij geen e-mailaccount van C CV had. De enige contacten die hij met klagers heeft gehad waren via Whatsapp. In die berichten heeft hij gedurende een beperkte periode slechts het standpunt van C CV aan klagers doorgegeven. 3.6 Omstreeks december 2021 heeft verweerder gesprekken met klager gehad over de ontbinding van de huurovereenkomst. Dat was na de interne klachtenprocedure waarin de klacht van klagers ongegrond is bevonden. Rond die tijd dreigde de verhouding tussen klager en de broers van verweerder te escaleren. Daarom heeft verweerder aan klager gevraagd om te onderzoeken of in goed overleg afscheid van elkaar kon worden genomen door ontbinding van de huurovereenkomst. Hij heeft daarna partijen bij elkaar proberen te brengen, maar dat is helaas niet gelukt.

4 BEOORDELING

toetsingsmaatstaf

4.1 De voorzitter stelt voorop dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat - zoals hier: in privéhoedanigheid -, dan blijft voor de advocaat het advocatentuchtrecht gelden. Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan de advocaat een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. 4.2 Privégedragingen van een advocaat zijn alleen dan tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende aanknopingspunten zijn, dan wel verwevenheid is met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven te laten gelden, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. 4.3 Naar het oordeel van de voorzitter hebben de gedragingen van verweerder zich louter afgespeeld in de privésfeer en waren die niet dusdanig verweven met zijn hoedanigheid van advocaat dat het advocatentuchtrecht daarop van toepassing is. Het staat een advocaat vrij om ook privé juridisch advies aan anderen te geven en namens die anderen ook als doorgeefluik te fungeren. Dat heeft verweerder een tijdje gedaan voor zijn broers, die tevens zijn medevennoten in C CV zijn. Voor klagers was ook duidelijk, zo hebben zij gesteld, dat verweerder daarbij niet als advocaat van hun wederpartij, voor C CV, optrad, zodat daarover geen verwarring bij klagers kan hebben bestaan. Dat klagers pas bij dagvaarding bekend zijn geworden met de positie van verweerder als stille vennoot in C CV kan verweerder niet worden aangerekend. Klagers wisten immers dat hij geldschieter van C CV was en hadden naar zijn positie binnen die vennootschap zelf ook eerder het nodige onderzoek kunnen doen. De voorzitter is uit de stukken niet gebleken dat verweerder klagers daarover onjuist heeft ingelicht of hen daarbij op een advocaat onwaardige wijze op het verkeerde been heeft gezet. 4.4 Evenmin kan de voorzitter vaststellen dat verweerder zich in privé zodanig heeft misdragen wat voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd zou moeten worden geacht. De juistheid van de feiten die klagers ter onderbouwing van hun verwijt, dat verweerder niet integer heeft gehandeld, hebben aangevoerd kan de voorzitter, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, niet vaststellen. Klagers en verweerder staan in hun idee over hetgeen is voorgevallen lijnrecht tegenover elkaar terwijl de voorzitter niet aan waarheidsvinding kan doen. 4.5 Op grond van het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat het advocatentuchtrecht niet van toepassing is op het onderhavige handelen van verweerder in privé. Daarom zal de voorzitter klagers kennelijk niet-ontvankelijk verklaren in alle klachtonderdelen.

BESLISSING De voorzitter verklaart: klagers in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet ontvankelijk in hun klacht.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2023.

Griffier                                                                                                                                  Voorzitter Verzonden d.d. 30 mei 2023