Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2023:74

Zaaknummer

230129

Inhoudsindicatie

Beklag op grond van artikel 13 Aw ongegrond.  

Inhoudsindicatie

rubricering tuchtrecht.nl: 12. beklag  artikel 13 Advocatenwet : aanwijzing van een advocaat

Uitspraak

Beslissing van 31 mei 2023

in de zaak 230129

                                     

naar aanleiding van het beklag van:

 

                                     

klaagster

gemachtigde: mr. R.J. Skála

                                     

tegen:

                                     

de deken

 

 

1 HET BEKLAG

1.1 Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 16 mei 2023. Klaagster heeft op 19 mei 2023 beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

 

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

 

2.1 Het beklag is op 19 mei 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

 

2.2 Het dossier bevat:

het beklag, met bijlagen; het verweer van de deken; de repliek, met bijlagen, op 25 mei 2023 ingediend door de gemachtigde van klaagster.

 

2.3 Klaagster heeft zonder tussenkomst van haar gemachtigde op 24 mei 2023 tien e-mails, met bijlagen, naar het hof gestuurd. Op 25 mei 2023 heeft klaagster vier e-mails, met bijlagen, naar het hof gestuurd, ook zonder tussenkomst van haar gemachtigde. Deze e-mails voldoen niet aan de voorwaarden die het hof in het bericht van 22 mei 2023 heeft gesteld. De e-mails zijn daarom niet aan het dossier toegevoegd.

 

2.4 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken in het dossier.

 

3 FEITEN

 

Het hof stelt de volgende feiten vast.

 

3.1 Klaagster is verwikkeld in geschillen met haar ex-echtgenoot over de (financiële) afwikkeling van hun echtscheiding. Er is in dat verband geprocedeerd en de deken heeft vier maal een advocaat aan klaagster toegewezen. Dat is gebeurd in november 2016, december 2020, september 2022 en op 19 april 2023.

3.2 De op 19 april 2023 toegewezen advocaat is mr. D. Hij heeft klaagster bijgestaan bij een kort geding waarin de man (in conventie) opheffing van door klaagster gelegde conservatoire beslagen, doorhaling van een in Spanje gelegd beslag en beëindiging van een in Spanje aanhangige procedure heeft gevorderd. In reconventie heeft klaagster staking van executiemaatregelen gevorderd. In het kort geding is op 9 mei 2023 vonnis gewezen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen over en weer en grotendeels toegewezen.

3.3 Klaagster heeft mr. D verzocht om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 9 mei 2023 of om een executiegeschil te starten.

3.4 Mr. D heeft in zijn brief van 15 mei 2023 aan klaagster gemotiveerd laten weten dat hij geen gevolg zal geven aan het verzoek omdat de door klaagster gewenste procedures geen kans van slagen hebben. De brief vormt onderdeel van het klachtdossier.

​​​​​​​3.5 Op 15 mei 2023 heeft klaagster de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen voor het instellen van een executiekort geding en/of hoger beroep.

​​​​​​​3.6 De deken heeft het verzoek van klaagster tot aanwijzing van een vijfde advocaat op 16 mei 2023 afgewezen op de grond dat deze procedures ook naar haar oordeel onvoldoende kans van slagen hebben. Klaagster moet volgens de deken over meer argumenten beschikken dan enkel het restitutierisico, omdat dat risico “reeds in drie instantie is meegewogen bij de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de uitspraken”. De deken heeft bij het oordeel meegewogen dat al vier advocaten aan klaagster zijn toegewezen, telkens in het geschil met de man.

 

4 BEOORDELING

 

Beklag

 

​​​​​​​4.1 Klaagster stelt dat het vonnis van 9 mei 2023 berust op een feitelijke en juridische misslag en dat het vonnis voor haar een noodtoestand in het leven roept.

​​​​​​​4.2 Klaagster deelt in haar beklag mee dat zij heeft voldaan aan het vonnis; de conservatoire beslagen zijn opgeheven. Ook stelt ze te hebben voldaan aan het vonnis voor zover dat ziet op het beslag en de procedure in Spanje. Wel kan, aldus klaagster, “de onrechtmatigheid van de opheffing van de conservatoire beslagen vastgesteld worden c.q. misbruik van executie en mogelijk een schadevergoeding vastgesteld worden”.

​​​​​​​4.3 Klaagster stelt dat haar een behoorlijk beroep op de rechter wordt onthouden door de weigering van mr. D om de door haar gewenste procedures te voeren en de weigering van de deken om een advocaat aan te wijzen. Volgens klaagster heeft de deken bij de beslissing ten onrechte meegewogen dat al vier maal een advocaat is toegewezen. De deken heeft miskend dat door het vonnis van 9 mei 2023 een noodtoestand is ontstaan voor klaagster; zij heeft geen middelen meer, terwijl zij zich moet verweren tegen de man die wel over middelen beschikt zodat hij, in de woorden van klaagster, eindeloos kan procederen met de duurste advocaten van de stad.

​​​​​​​4.4 Volgens klaagster is het advies van mr. D van 15 mei 2023 onvolledig en ontoereikend. Klaagster stelt, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter ten onrechte is uitgegaan van een tweetal uitspraken van het gerechtshof. Deze zijn niet onherroepelijk en de voorzieningenrechter had daarom rekening moeten houden met de in cassatie ingenomen stellingen. Mr. D heeft dit in zijn analyse miskend. Klaagster stelt verder dat het negatieve advies van mr. D niet ziet op “de Spaanse kwestie en de kwestie verrekening”. De deken heeft het advies van mr. D gelet op dit alles ten onrechte ten grondslag gelegd aan de afwijzende beslissing.

 

Verweer deken

 

​​​​​​​4.5 Het verweer van de deken zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

 

Toetsingskader

 

​​​​​​​4.6 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

 

Beklag ongegrond

 

​​​​​​​4.7 Het hof zal het beklag ongegrond verklaren. Het hof licht deze beslissing als volgt toe.

 

Klaagster heeft geen belang meer bij executie

 

​​​​​​​4.8 Volgens de verklaringen van klaagster zelf heeft zij inmiddels voldaan aan het vonnis van 9 mei 2023, door de beslagen die zij had gelegd op te heffen. Daarmee is haar belang bij het instellen van een executiekortgeding tegen het vonnis (waarin klaagster was veroordeeld tot het opheffen van de beslagen) vervallen. Reeds op deze grond behoeft voor deze procedure geen advocaat te worden toegewezen.

 

Geen redelijke kans van slagen van hoger beroep

 

​​​​​​​4.9 Rest de vraag of aan klaagster een advocaat toegewezen moet worden voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van 9 mei 2023. Voorop staat dat bijstand van een advocaat in die procedure verplicht is. Het gaat immers om een hoger beroep bij het gerechtshof tegen een kortgedingvonnis. Aan de eerste voorwaarde van artikel 13 Advocatenwet is daarom voldaan. Dit is echter niet voldoende voor toewijzing van een advocaat. Het verzoek van klaagster strandt op de andere voorwaarde, namelijk de redelijke kans van slagen van het hoger beroep.

 

​​​​​​​4.10 Het hof is met de deken en mr. D van oordeel dat de door klaagster gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft. Mr. D heeft in zijn advies geschreven dat het oordeel van de voorzieningenrechter over de conservatoire beslagen begrijpelijk is. Het hof begrijpt uit de brief van 15 mei 2023 dat mr. D ook van mening is dat het oordeel van de voorzieningenrechter over de Spaanse kwestie begrijpelijk is, al schrijft hij dit niet expliciet. Mr. D uit een punt van kritiek op het oordeel van de voorzieningenrechter over de verrekening. Dit punt van kritiek rechtvaardigt echter niet de conclusie dat sprake is van een redelijke kans van slagen van hoger beroep. Bij de beoordeling of een rechtsmiddel een redelijke kans van slagen moet immers ook worden meegewogen of kosten en inspanningen van een procedure opwegen tegen de mogelijke baten. Volgens de op dit punt onweersproken analyse van mr. D gaat het bij de verrekening om een “relatief gering bedrag”. Het hof gaat er daarom van uit dat de voor klaagster in hoger beroep eventueel te behalen winst te gering is om te kunnen spreken van een redelijke kans van slagen van een hoger beroep.

 

​​​​​​​4.11 De slotsom is dat de deken naar het oordeel van het hof gegronde redenen had om het verzoek van klaagster in relatie tot hoger beroep tegen het vonnis van 9 mei 2023 af te wijzen.

 

 

5 BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 16 mei 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ongegrond.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. J.C.A.T. Frima en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023 .

 

 

                                                                                                                 

 

griffier                                                                                                       voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 31 mei 2023.