Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2023:102

Zaaknummer

23-256/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat wederpartij. Verweerster heeft bij haar bijstand aan de voormalig advocaat van klager in een klachtprocedure de grenzen van haar vrijheid als advocaat van de wederpartij niet overschreden.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 22 mei 2023 in de zaak 23-256/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

  klager

over:         verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 28 november 2022 met kenmerk 1958708/JS/MV, digitaal door de raad ontvangen op 11 april 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

1    FEITEN   Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Op 27 januari 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over zijn voormalig advocaat, hierna mr. V. Tevens heeft klager mr. V aansprakelijk gesteld voor eventuele schade wegens het verlies van zijn rechtszaak. Verweerster treedt in de klachtprocedure (en in de aansprakelijkheidstelling) op als gemachtigde van mr. V. Zij heeft op 30 maart 2022 namens hem een verweerschrift ingediend bij de deken en op 28 juni 2022 en 20 september 2022 gedupliceerd.  1.2    De deken heeft de klacht van klager over mr. V op 29 november 2022 ter behandeling aan de raad doorgestuurd. De raad heeft de klacht geregistreerd onder het kenmerk 22-950/A/A. Deze klacht zal op een zitting van de raad behandeld worden.      1.3    Op 3 juni 2022 heeft klager over het optreden van verweerster in die klachtprocedure bij de deken een klacht ingediend. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.  a)    Verweerster is niet onpartijdig en onafhankelijk; zij heeft in haar verweerschrift klakkeloos onwaarheden overgenomen die zij niet heeft geverifieerd bij mr. V.   b)    Verweerster heeft nagelaten onafhankelijke en onpartijdig onderzoek te doen naar de stellingen van mr. V, terwijl de bewijzen voor de hand liggen. c)    Verweerster heeft niet adequaat gereageerd nadat er fouten waren ontdekt in het opreden van mr. V. 

3    VERWEER 3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De voorzitter stelt voorop dat in deze procedure uitsluitend de klacht van klager over verweerster aan de orde is. De onderliggende klachtzaak van klager over mr. V (met 22-950/A/A) maakt geen onderdeel uit van deze klachtzaak en de voorzitter zal zich in deze beslissing dan ook niet uitlaten over die klacht.   4.2    De klacht van klager over verweerster heeft betrekking op haar handelen als advocaat van de wederpartij. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet absoluut, en kan onder andere beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. 4.3    Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 

Klachtonderdelen a) en b) 4.4    Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling en komen neer op het verwijt aan verweerster dat zij geen onpartijdig en onafhankelijk onderzoek heeft verricht naar de stellingen van mr. V. Volgens klager bevat het verweerschrift, dat verweerster namens mr. V in de onderliggende klachtprocedure heeft ingediend bij de deken, onwaarheden en is hierin over zeer belangrijke details en stukken gezwegen.  Verweerster heeft volgens klager deze door mr. V verkondigde onwaarheden klakkeloos in het verweerschrift overgenomen zonder de juistheid daarvan te verifiëren en/of daar zelf onderzoek naar te doen. 4.5    Naar het oordeel van de voorzitter slagen deze klachtonderdelen niet. Allereerst heeft te gelden dat het inherent is aan de rol van verweerster als advocaat van de wederpartij van klager dat zij zich partijdig opstelt. Zij hoeft dan ook, anders dan klager stelt, geen onpartijdig en onafhankelijk onderzoek te doen naar de stellingen van mr. V. Verder geldt dat verweerster - zoals ook neergelegd in gedragsregel 8 - de belangen van mr. V mag behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat hij haar verschaft en is zij slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Daarbij moet het gaan om informatie waarvan op voorhand duidelijk is dat die apert onjuist is. Verweerster heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding was te twijfelen aan de juistheid van de door mr. V verstrekte gegevens en informatie. Klager heeft, naar het oordeel van de voorzitter, in deze klachtprocedure ook geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan geoordeeld moet worden dat er voor verweerster aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van die gegevens en informatie. Voor zover klager het inhoudelijk oneens is met het standpunt dat verweerster namens mr. V heeft verkondigd in de onderliggende klachtprocedure, geldt dat het inherent is aan een procedure dat partijen over zaken van mening verschillen. Het is aan de tuchtrechters in de onderliggende klachtzaak om daarover te oordelen en aan klager om in die procedure daartegen verweer te voeren. Zoals reeds gezegd zal de voorzitter daarover geen inhoudelijk standpunt innemen in deze klachtzaak. Van klachtwaardig handelen van verweerder is de voorzitter niet gebleken zodat klachtonderdelen a) en b) kennelijk ongegrond zijn.  Klachtonderdeel c) 4.6    Klager is van mening dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld door niet adequaat te reageren op de fouten, gemaakt door mr. V. De fouten zijn evident, maar toch hebben zowel verweerster als mr. V geweigerd klager hiervoor te compenseren. Verweerster ontkent de door mr. V gemaakte fouten en maakt er een langslepende zaak van. 4.7    Dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de voorzitter eveneens kennelijk ongegrond. Verweerster heeft terecht gesteld dat zij niet de belangen van klager, maar die van mr. V (zijn wederpartij) en diens beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar dient en dat zij daarbij hun standpunt verkondigt. De voorzitter volgt verweerster dan ook in haar standpunt dat zij, anders dan klager stelt, niet gehouden is om klager te compenseren dan wel er voor zorg te dragen dat klager wordt gecompenseerd door mr. V en/of diens beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Ook klachtonderdeel c) is daarmee kennelijk ongegrond.  4.8    Tot slot overweegt de voorzitter dat het klachtdossier geen grondslag biedt voor de overige verwijten van klager aan het adres van verweerster, zoals dat zij haar expertise onder het mom van partijdigheid tegen de burger zou gebruiken, dat zij ervoor zou kiezen om de rijkere klant te bedienen en de menselijke maat zou negeren. Deze verwijten leiden niet tot een ander oordeel over de klacht.   4.9    De voorzitter komt tot de slotsom dat verweerster bij de behandeling van de klachtzaak van mr. V binnen de grenzen is gebleven van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij geniet. De voorzitter zal de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers - Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2023

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 22 mei 2023