Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:55

Zaaknummer

23-172/DB/OB

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van bindend adviseur in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch van 3 mei 2023

in de zaak 23-172/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerster

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 2 maart 2023 met kenmerk  48|22|055K, door de raad per e-mail ontvangen op 2 maart 2023, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

 

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 In 2014 is klager een motorongeval overkomen, waarbij hij letsel heeft opgelopen. De verzekeraar van de wederpartij, verder te noemen de verzekeraar, heeft de aansprakelijkheid erkend. Klager en de verzekeraar hebben een geschil over de hoogte van de aan klager toekomende schadevergoeding. Klager werd in dit geschil bijgestaan door een advocaat. Klager was voor rechtsbijstand verzekerd bij de rechtsbijstandsverzekeraar SAR, verder te noemen SAR.

1.2 Klager heeft bij SAR een klacht ingediend over de afwikkeling van zijn zaak. Met gebruikmaking van de geschillenregeling in de toepasselijke polisvoorwaarden is aan verweerster verzocht om, op kosten van SAR, een bindend advies uit te brengen. SAR heeft bij brief van 6 april 2021 aan verweerster opdracht verstrekt om als bindend adviseur op te treden en in die hoedanigheid een second opinion op te stellen. Verweerster heeft op 10 mei 2021 een opdrachtbevestiging, waarin klager en SAR als opdrachtgever zijn aangeduid, aan klager en SAR toegezonden.

1.3 Verweerster heeft op 7 februari 2022 haar second opinion uitgebracht.  Klager heeft in reactie op de second opinion op 9 februari 2022 aan verweerster geschreven zeer teleurgesteld te zijn. Verweerster heeft per e-mail van 10 februari 2022 hierop inhoudelijk gereageerd.

1.4 Verweerster heeft per email van 12 april 2022 aan klager en SAR gereageerd op het tussen partijen ontstaan verschil van inzicht over hoe haar advies moest worden uitgelegd.

1.5 Klager heeft op 13 april 2022 bij de deken een klacht over verweerster ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij zich onbehoorlijk heeft gedragen. Klager stelt dat verweerster zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende onbehoorlijke gedragingen:

1. Niet zoals van een (ASP) advocaat te verwachten handelen. In het bijzonder afwijkend van de “gedragscode ASP advocaten” opereren;

2. Communicatie over de opdracht met de WAM verzekeraar van de aansprakelijke partij!

3. Na dientengevolge druk van de twee grootste Nederlandse schadeverzekeraars, welke leidend zijn in de door haar aangehaalde letselschadepraktijk, het dossier af te raffelen. Dit terwijl er voorafgaand aan het pushen van de WAM verzekeraar maanden geen voortgang werd geboekt. Aan slachtoffer wordt volledig voorbij gegaan;

4. Afwijkend van haar voorspiegeling en de “gedragscode ASP advocaten” een medisch adviseur inschakelen welke niet sec voor slachtoffers blijkt te werken;

5. Betreffende medisch adviseur – tegen zienswijze van slachtoffer – impliciet melden dat Achmea de (grote) belanghebbende bij zijn advies is;

6. Communicatie buiten slachtoffer om met Achmea. Achmea kan in het kader van de 2nd opinion als tegenpartij gezien worden;

7. De aansluitende weigering om haar medisch adviseur op evidente omissies in het medisch advies aan te spreken. Daar deze omissies vilein een ander beeld creëren dan door de curatieve sector gecommuniceerd wordt hiermee de rechtsvinding van slachtoffer ondergraven;

8. Het aldus niet serieus uitvoeren van de voor opdrachtverlening uitvoering gecommuniceerde essentie van de opdracht; het organiseren van onafhankelijke medische duiding. Er is geenszins, in lijn met de GBL, met de hulp van een integer medisch adviseur, gepoogd tot inventarisatie van het geheel aan ongevalsgevolgen te komen. Een kantoorgenote heeft tegen initiële afspraken in basale vraagstelling doen uitgaan en aansluitend is een, naar het zich laat aanzien van verzekeraars afhankelijk, medisch adviseur ingeschakeld om er een verhaaltje omheen te maken;

9. Uiteindelijk het genereren van een non-advies, waardoor de verzekeraars verder kunnen met het bekende Nederlandse slachtoffer tiranniseren;

10. Een financieel onderlegd slachtoffer denken te overbluffen dat voor netto vakantiegeld 5% van het netto (in plaats van het bruto) inkomen genomen zou moeten worden en alsof iemand in het tweede deel van zijn leven pensioen zou kunnen inkopen voor een gemiddelde (pensioenfonds) premie deed de deur dicht;

11. Voor de goede orde merk ik nog op dat ik haar op verdere slordigheden in haar 2nd opinion heb gewezen. Hierop is door haar slechts afwijzend gereageerd. Lijkt mij inhoudelijk voor deze klacht niet verder relevant dan dat naar mijn ervaring onnauwkeurigheden later in een proces tot problemen leiden. Iets waartegen een advocaat het slachtoffer zou moeten beschermen!

 

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

Toetsingskader

4.1 De klacht heeft geen betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van klager, maar in haar hoedanigheid van bindend adviseur, die in opdracht van klager en SAR op 7 februari 2022 een second opinion heeft uitgebracht. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem/haar het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij/zij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem/haar een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze toetsingsnorm beoordelen.

Gezamenlijke beoordeling van de diverse klachtonderdelen.

4.2 De klacht heeft in alle onderdelen betrekking op de wijze van totstandkoming van het bindend advies van verweerster op 7 februari 2022, waarop het in 4.1. weergegeven toetsingskader van toepassing is. De voorzitter zal daarom alle klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen aan de hand van de vraag of verweerster bij de uitoefening van haar taak als bindend adviseur, meer in het bijzonder bij de totstandkoming van haar bindend advies van 7 februari 2022, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

4.3 Verweerster heeft, op grond van de in de polisvoorwaarden opgenomen geschillenregeling, in opdracht van klager en SAR, haar werkzaamheden als bindend adviseur verricht. De positie van een bindend adviseur brengt met zich mee dat deze een onpartijdige positie inneemt en als gevolg daarvan een onpartijdig oordeel moet geven. Uit artikel 3 van de opdrachtbevestiging volgt dat de opdracht enkel betrekking had op het uitbrengen van een second opinion, zodat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak bij de (toenmalige) belangenbehartiger bleef. Dat verweerster bij de uitoefening van haar taak ook oog heeft gehad voor de positie en de belangen van klager en klager heeft betrokken bij de vraagstelling aan en de keuze van de medisch adviseur, betekent niet dat zij optrad als belangenbehartiger van klager. Verweerster heeft dit in haar opdrachtbevestiging duidelijk verwoord. Klager heeft uit de herhaalde berichtgeving van verweerster hierover (telefonisch, per e-mail en de opdrachtbevestiging) kunnen en moeten begrijpen dat de werkzaamheden van verweerster beperkt bleven tot het uitbrengen van een (onpartijdig) second opinion en dat zij niet optrad als zijn opvolgend advocaat.  De voor de bij de vereniging ASP aangesloten advocaten geldende gedragscode is daarom, anders dan klager veronderstelt, niet van toepassing op de werkzaamheden van een advocaat in zijn/haar hoedanigheid van bindend adviseur; in de onderhavige zaak dus ook niet op verweerster.

4.4 Verweerster heeft haar taak als bindend adviseur serieus genomen en heeft, alvorens tot een advies te komen, eerst de benodigde (medische) informatie opgevraagd. Verweerster heeft veelvuldig contact met klager onderhouden en hem steeds bij alle vervolgstappen, waaronder de inschakeling van haar medisch adviseur, betrokken.

4.5 Verweerster heeft vervolgens op 7 februari 2022 in een zestien pagina’s omvattend document haar advies uitvoerig onderbouwd en toegelicht weergegeven. De voorzitter ziet op grond van de overgelegde stukken niet in welk verwijt verweerster ten aanzien van haar werkzaamheden in haar hoedanigheid van bindend adviseur, tuchtrechtelijk te maken valt. Het was de taak van verweerster om zich zo uitvoerig mogelijk te doen informeren en op grond daarvan een second opinion uit te brengen. Verweerster trad niet op als belangenbehartiger van klager. Het was daarom, anders dan klager veronderstelt, niet haar taak om het standpunt van klager ten aanzien van de bevindingen van de medisch rapporteur aan deze voor te leggen en ter discussie te stellen. Uit de overgelegde stukken volgt dat verweerster haar opdracht nauwgezet heeft uitgevoerd. Verweerster heeft in samenspraak met klager (medische) informatie opgevraagd en medisch advies ingewonnen. Verweerster heeft voorts op grond van alle door haar ontvangen (medische) informatie een uitvoerig onderbouwd advies opgesteld. Het enkele feit dat klager zich niet kan vinden in de bevindingen van de medisch adviseur en het bindend advies van verweerster betekent niet dat verweerster het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad. Ook overigens is de voorzitter uit de grote hoeveelheid overgelegde stukken niet gebleken dat verweerster in haar hoedanigheid van bindend adviseur het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber-van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

 

Verzonden op: 3 mei 2023