Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:122

Zaaknummer

23-210/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verweerster is in het kader van de geschillenregeling van de ARAG op verzoek van de deken opgetreden als bindend adviseur in een geschil over de wijze van aanpak van de zaak van klager door ARAG. Uit de overgelegde stukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerster bij de uitoefening van haar taak als bindend adviseur zich zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster haar bindend advies op zorgvuldige wijze en met inachtneming van de daarvoor geldende regels van ARAG gegeven. De juistheid van het verwijt van klager dat verweerster daarbij de (wettelijke) regels niet op juiste wijze heeft toegepast, kan de voorzitter, tegenover de betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen. Kennelijk ongegrond in alle klachtonderdelen.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 mei 2023 in de zaak 23-210/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 17 maart 2023 met kenmerk Z 2070586/FM/SD, door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft een geschil met de middelbare school van zijn twee zonen over hun begeleiding en ondersteuning. Klager heeft de school aansprakelijk gesteld voor de geleden schade en heeft van de school geëist dat zijn zonen alsnog passend onderwijs aangeboden krijgen en bepaalde besluiten worden teruggedraaid (te weten het besluit de zonen te laten doubleren en om niet te versnellen). 1.2 Klager is voor rechtsbijstand verzekerd bij ARAG. Op grond van diens poliswaarden heeft klager een beroep gedaan op de geschillenregeling vanwege een verschil van inzicht tussen klager en de behandelaar van ARAG over de wijze van aanpak van het geschil met de school. 1.3 Volgens de geschillenregeling van ARAG heeft de deken op 1 augustus 2022 een advocaat, verweerster, gevraagd om als bindend adviseur een beslissing te nemen in het geschil tussen klager en ARAG. 1.4 Op 3 augustus 2022 heeft ARAG de opdracht tot het geven van een bindend advies aan verweerster verstrekt. In de opdrachtbevestiging heeft ARAG onder meer aan verweerster geschreven:

Concreet vraagpunt:

Het concreet vraagpunt staat aangegeven in het bijgevoegde pdf-bestand "uitbestedingsbrief geschillenregeling {1).pdf”.

Ik verzoek u op basis van de gegevens en stukken, die u separaat aantreft, aan partijen (verzekerde en ARAG) mede te delen welke van beide meningen u deelt. Bij keuze voor het standpunt van verzekerde vraag ik u tevens aan te geven langs welke weg u denkt dat het beoogde resultaat te bereiken is, hoe groot de kans van slagen is en wat daarvan bij benadering de kosten zijn.

U wordt geacht geen nieuwe informatie bij uw oordeelsvorming te betrekken. Komt nieuwe informatie naar voren, dan verzoek ik u daarover met mij contact op te nemen, zodat kan worden bezien of deze informatie invloed heeft op de mening van de behandelaar. Er is geen bezwaar tegen als u verzekerde uitnodigt voor een nadere toelichting van zijn standpunt. Uiteraard is ARAG ook tot nadere toelichting bereid.

Ik verzoek u op basis van de gegevens en stukken, die u separaat aantreft, aan partijen (verzekerde en ARAG) mede te delen welke van beide meningen u deelt. Bij keuze voor het standpunt van verzekerde vraag ik u tevens aan te geven langs welke weg u denkt dat het beoogde resultaat te bereiken is, hoe groot de kans van slagen is en wat daarvan bij benadering de kosten zijn. (…)

Na ontvangst van het advies wordt over de verdere behandeling van de zaak beslist.

Een kopie van deze brief alsmede een kopie van het dossier wordt aan verzekerde gezonden, die de juistheid van de omschrijving van het geschil heeft bevestigd

In de meegezonden uitbestedingsbrief is door ARAG aan verweerster concreet gevraagd om aan te geven:

1. Is hier sprake van een juridisch geschil?

2. Wat is de kans van slagen van het instellen van beroep op grond van onrechtmatige daad?

1.5 Verweerster heeft in haar gemotiveerde advies van 30 augustus 2020 het volgende geconcludeerd:

(…) Indachtig het bovenstaande moet ik concluderen dat een vordering jegens [de school] inhoudende dat het besluit tot doubleren moet worden teruggedraaid en de kinderen van verzekerde over de gehele linie moeten worden versneld, geen kans van slagen heeft. Tevens moet ik concluderen dat geen sprake is van een schending van de zorgplicht van [de school] en dat een vordering tot vergoeding van eventuele schade op grond van onrechtmatige daad, geen kans van slagen heeft.

1.6 Per e-mail van 31 augustus 2022 heeft ARAG aan klager laten weten dat zijn dossier zal worden gesloten omdat de school van zijn zonen volgens het bindend advies van verweerster van 30 augustus 2022 niet succesvol aansprakelijk kan worden gesteld voor de door klager gestelde feiten. 1.7 Op 5 september 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) het vellen van een onjuist oordeel op basis van verkeerde argumenten; b) het structureel zeer onnauwkeurig omgaan met bewijsstukken; c) vooringenomen te zijn door meer oog te hebben voor de input van de ARAG en minder voor de inzet van klager; d) het op een zodanige en ongefundeerde manier benadrukken van punten waardoor er een vertekend beeld ontstaat waardoor klager is benadeeld; e) het voorbijgaan aan alle cruciale feiten die klager met bewijsstukken heeft aangeleverd; f) het niet voldoende op de hoogte zijn van de regelgeving op het gebied van onderwijsrecht; g) het onvoldoende op de hoogte zijn van wat de zaken die klager noemt betreffende de school en onvoldoende rekening te houden met in hoeverre daar daadwerkelijk invulling aan is gegeven.

3 VERWEER 3.1 Volgens verweerster heeft zij het bindend advies niet gegeven in haar hoedanigheid van advocaat, maar als advocaat in hoedanigheid van bindend adviseur waarvoor een beperktere maatstaf geldt. Verweerster betwist dat zij met haar optreden als bindend adviseur het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad en voert daartoe onder meer het volgende aan. 3.2 Haar bindend advies is in lijn met de aan haar gegeven opdracht van de ARAG gegeven. In dat advies heeft zij de in de opdracht- en uitbestedingsbrief gestelde vragen gemotiveerd beantwoord. Zij heeft als bindend adviseur geconcludeerd dat wel sprake is van een juridisch geschil, niet van een onderwijskundig geschil, en dat een procedure, al dan niet op grond van onrechtmatige daad, geen kans van slagen heeft. Er is volgens verweerster geen grond waarop kan worden afgedwongen dat de school haar besluit de zonen te laten doubleren terug moet draaien. Er is tevens geen grond waarop de school kan worden gedwongen de zonen te laten versnellen. Dit zijn besluiten waarbij de school beleids- en beoordelingsvrijheid toekomt en die slechts marginaal door de rechter kunnen worden getoetst. Tevens bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat sprake is van zodanig onzorgvuldig handelen c.q. nalaten van de school, dat dit een schending van de op de school rustende zorgplicht behelst. 3.3 Bij het geven van advies heeft zij de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht en daarbij rekening gehouden met de door haar ontvangen stukken. Bij bespreking van het standpunt van klager heeft zij de rechtsgronden aangevuld. Haar advies is daarnaast gebaseerd op relevante wetgeving en rechtspraak. Dat klager zich niet kan vinden in haar advies, maakt nog niet dat verweerster daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

4 BEOORDELING 4.1 De voorzitter stelt voorop dat het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat  zoals hier: als bindend adviseur - blijft voor die advocaat het advocatentuchtrecht gelden. Indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie zodanig misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt en waarvan de advocaat een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. 4.2 Uit de overgelegde stukken is de voorzitter niet gebleken dat verweerster bij de uitoefening van haar taak als bindend adviseur zich zodanig heeft gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerster haar bindend advies op zorgvuldige wijze en met inachtneming van de daarvoor geldende regels van ARAG gegeven. De juistheid van het verwijt van klager dat verweerster daarbij de (wettelijke) regels niet op juiste wijze heeft toegepast, kan de voorzitter, tegenover de betwisting daarvan door verweerster, niet vaststellen. 4.3 Dat klager zich in het door verweerster gegeven advies niet kan vinden, maakt nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De tuchtrechter oordeelt bovendien niet over de inhoud van het door verweerster gegeven advies. Daar staan andere wegen voor open. 4.4 Daar komt nog bij dat klager een groot aantal stukken heeft overgelegd zonder duidelijk te maken welk stuk ter onderbouwing dient voor welke stelling. Het onderzoek van de voorzitter van de raad strekt niet zover dat de voorzitter ambtshalve uitzoekt welke bewijsstukken ten grondslag liggen aan welke verwijten en waarom daar verwijtbaar handelen van verweerster uit zou volgen. 4.5 Alle klachtonderdelen zijn dan ook niet alleen onvoldoende gericht en concreet onderbouwd, de voorzitter is verder uit de stukken ook niet gebleken dat verweerster enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dat betekent dat de voorzitter de klacht in alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond zal verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2023.

Griffier                                                                                                                      Voorzitter Verzonden d.d. 5 mei 2023