Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:57

Zaaknummer

23-286/DB/MN/W

Inhoudsindicatie

Wrakingszaak. Verzoek tot wraking zonder zitting kennelijk ongegrond verklaard.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 11 mei 2023

 

in de zaak 23-286/DB/MN/W

 

naar aanleiding van het verzoek om wraking van na te noemen tuchtrechter, ingediend door:

 

verzoeker

gemachtigde: mr N.A. de Leon-van den Berg,

advocaat te Utrecht

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Bij de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad) is een dekenbezwaar aanhangig onder nummer 23-162/AL/MN/D met verzoeker als verweerder. Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 25 april 2023 door mr. [ naam ], voorzitter, mrs. [ naam ], leden, bijgestaan door mr. [ naam ],als griffier.

1.2 Tijdens genoemde zitting van 25 april 2023 heeft de gemachtigde van verzoeker de wraking verzocht van bovenvermelde voorzitter.

1.3 Het wrakingsverzoek is in behandeling genomen door de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch, verder te noemen de wrakingskamer, als plaatsvervanger van de wrakingskamer van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. De griffier van de wrakingskamer heeft de gewraakte tuchtrechter verzocht op het wrakingsverzoek te reageren.

1.4 De gewraakte tuchtrechter heeft de wrakingskamer per e-mail van 2 mei 2023 bericht niet in de wraking te berusten.

1.5 De wrakingskamer heeft bij zijn beslissing acht geslagen op het proces-verbaal van de zitting van de raad d.d. 25 april 2023 en de e-mail van de gewraakte tuchtrechter van 2 mei 2023.

 

2 BEOORDELING

2.1     Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een lid van de raad mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De wrakingskamer zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.

2.2     Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is.

2.3     Verzoekers gemachtigde heeft ter zitting van de raad op 25 april 2023 de gronden voor wraking van genoemde tuchtrechter geformuleerd. Het wrakingsverzoek heeft betrekking op de afwijzende beslissing van genoemde tuchtrechter op het aanhoudingsverzoek van verzoekers gemachtigde, op de afwijzende beslissing van genoemde tuchtrechter op het schorsingsverzoek van verzoekers gemachtigde en op de beslissing van genoemde tuchtrechter om verzoekers gemachtigde in het licht van het bepaalde in artikel 2.6.3 van het Landelijk Procesreglement voor klachten bij de raden vijftien minuten de tijd te geven voor het voordragen van haar standpunt aan de hand van haar pleitaantekeningen.

2.4     Verzoeker heeft op basis van de genoemde gronden de conclusie getrokken dat genoemde tuchtrechter vooringenomen partijdig is.

2.5     De door verzoeker aan de gronden van het wrakingsverzoek ten grondslag gelegde feiten leveren geen zwaarwegende aanwijzingen op voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is jegens verzoeker, dan wel dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. Genoemde tuchtrechter heeft immers uitsluitend procedurele beslissingen genomen die expliciet voortvloeien uit art. 2.6.3. van het Landelijk procesreglement voor klacht bij de raden. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking. De motivering van de genomen beslissingen geeft geen blijk van (de schijn van) vooringenomenheid.

2.6     Het verzoek tot wraking behelst ook voor het overige geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde tuchtrechter schade zou kunnen lijden.

2.7     Bij gebreke van door verzoeker gestelde feiten die kunnen leiden tot inwilligen van het verzoek en waarover onduidelijkheid bestaat is een nader onderzoek ter zitting zinledig. Artikel 4.1 van het wrakingsprotocol raden van discipline laat als uitzondering op de hoofdregel toe dat bij kennelijk ongegronde verzoeken zonder zitting wordt beslist. De door verzoeker gestelde feiten kunnen niet leiden tot inwilliging van het verzoek. De conclusie is dat het verzoek tot wraking zonder zitting kennelijk ongegrond dient te worden verklaard.

 

BESLISSING

De wrakingskamer :

verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond en bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak kan worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

 

Aldus beslist door mr. [ naam ], voorzitter, [ naam ], leden, bijgestaan door mr. [ naam ],als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2023.

 

Griffier                                                                                     Voorzitter

 

De beslissing is verzonden op 11 mei 2023