Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:69

Zaaknummer

21-811/DB/OB

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch van 22 mei 2023

in de zaak 21-811/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 3 januari 2022 op de klacht van:

 

klager

over:

verweerder

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 10 juli 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 12 oktober 2021 heeft de raad het dossier met kenmerk 8|20|166K van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 3 januari 2022 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels niet-ontvankelijk, deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard.

1.4 Op 31 januari 2022 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Partijen zijn  opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet tijdens de zitting van de raad op 3 april 2023. Verschenen zijn klager en verweerder, bijgestaan door mr. Van B.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd, van het verzetschrift en van de volgende nagekomen stukken:

de e-mail d.d. 11 november 2022 met bijlagen van verweerders gemachtigde.

 

2 FEITEN en KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

1. De voorzitter heeft de feiten onjuist en onvolledig vastgesteld en daarmee onduidelijkheid over de feiten laten bestaan.

2. De voorzitter heeft onterecht eventuele onduidelijkheden in de klacht voor rekening van klager gelaten

3. Ten aanzien van klachtonderdeel:

1. de voorzitter heeft niet onderkend dat verweerder zijn zorgplicht als advocaat heeft geschonden en klager onjuist en onvolledig heeft voorgelicht aangaande het procesrisico.

2. de voorzitter heeft aangaande het novum in hoger beroep niet onderkend dat verweerder zich in zijn verweer bedient van een leugen.

3. de voorzitter is onterecht eraan voorbijgegaan dat klager geen declaraties die naar ‘B’ zijn gestuurd, heeft ontvangen.

4. de voorzitter heeft niet onderkend dat klager niet begreep welk financieel risico klager liep.

5. de voorzitter heeft gedragsregel 15 lid 1 onder b onterecht niet meegewogen. De voorzitter is er ten onrechte aan voorbij gegaan dat verweerder aangetekend had kunnen mailen of een leesbevestiging had kunnen vragen, en heeft verweerder ten onrechte ook niet verantwoordelijk gehouden voor het in de spambox terechtkomen van e-mails, aangezien verweerder verantwoordelijk is voor de verzending van de betreffende e-mails.

Het oordeel van de voorzitter, dat verweerder geacht wordt voldoende te hebben gecommuniceerd met klager, is onbegrijpelijk.

7. De voorzitter is onterecht eraan voorbijgegaan dat verweerder misbruik van omstandigheden heeft gemaakt en zodoende het verstekvonnis van 13 mei 2020 heeft ‘geregeld’.

9. de voorzitter heeft aangaande de gezondheidstoestand van klager niet onderkend dat verweerder erover liegt dat hij niet op de hoogte was van de gezondheidstoestand van klager.

10. de voorzitter gaat er onterecht van uit dat het een omvangrijk geschil betrof, aangezien het in principe alleen om de Cis-registratie ging en voor de getuigenverhoren tevoren een prijsafspraak van € 6.000,00 was gemaakt, waarbij nog komt dat klager nooit een overzicht van de werkzaamheden en de bestede uren heeft gekregen.

11. de voorzitter heeft niet onderkend dat verweerder de voorzitter bewust een valse voorstelling van zaken heeft gegeven.

 

4 BEOORDELING  

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klager niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

          verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. H.C Struijk en A.A.T. van Ginderen, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2023.

 

Griffier                                                           Voorzitter

 

Verzonden op: 22 mei 2023