Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-05-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2023:106

Zaaknummer

21-784/AL/MN

Inhoudsindicatie

Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 8 mei 2023 in de zaak 21-784/AL/MN naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 november 2021:

klaagster vertegenwoordigd door klagerklager tezamen ook: klagers oververweerder mr. P. Hanenberg, in zijn hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam kantoorhoudende te Rotterdam

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 De plaatsvervangend voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 14 januari 2021 de klacht van klagers van 22 december 2020 voor onderzoek verwezen naar de deken. 1.2 Op 28 september 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1320804/HH/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 29 november 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. 1.4 Klagers hebben verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 28 december 2021 ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 6 maart 2023. Daarbij was verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in. De beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is, is onjuist. De voorzitter heeft overwogen dat het aan de advocaat is om te bepalen hoe hij met adviezen en aanwijzingen van de deken omgaat. Dat is echter de klacht niet. Volgens klagers heeft de deken ongeoorloofde pressie op hun advocaat uitgeoefend en de advocaat opgedragen zich aan de belangenbehartiging van klagers te onttrekken. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komen klagers in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 Uitgangspunt is dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Klagers verwijten verweerder dat hij hun advocaat in een gesprek van 27 november 2020 op tuchtrechtelijk verwijtbare wijze onder druk heeft gezet om (onder meer) te stoppen met de behandeling van hun zaken. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat het kantoorbezoek bij de advocaat van klagers betrekking had op zaken of dossiers van klagers. De lezing daarover van klagers wordt door verweerder betwist en deze wordt niet ondersteund door stukken in het klachtdossier. Daarom is ook niet vast komen te staan dat verweerder de advocaat van klagers op de door klagers genoemde manier onder druk heeft gezet. Dat betekent dat niet is gebleken dat klagers door het handelen van verweerder in hun belangen zijn getroffen. 4.3 De raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden. 4.4 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor het horen van getuigen (zoals verzocht door klagers in het verzetschrift) of ander nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers en E.M.G. Pouls, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2023.   Griffier                                                                                                                     Voorzitter   Verzonden d.d. 8 mei 2023