Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-03-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2023:43

Zaaknummer

22-1009/DH/DH

Zaaknummer

22-1010/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak kennelijk ongegrond. Verweerder heeft steeds gehandeld binnen de hem toekomende ruime vrijheid.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 1 maart 2023 in de zaken 22-1009/DH/DH en 22-1010/DH/DH naar aanleiding van de klachten van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brieven van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 28 december 2022: -    in zaak 22-1009/DH/DH met kenmerk K141 2022 ia/cw en de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 11 (procedureel); -    in zaak 22-1010/DH/DH met kenmerk K133 2022 ia/cw en de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (inhoudelijk) en 1 tot en met 7 (procedureel).      Ook heeft de voorzitter (in beide zaken) kennis genomen van de e-mail met bijlagen van klager van 11 januari 2023.

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager en zijn ex-vrouw zijn onder huwelijkse voorwaarden getrouwd geweest. Sinds 2017 zijn ze gescheiden. Klager en zijn ex-vrouw zijn sindsdien verwikkeld (geweest) in verschillende procedures, onder meer over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.  1.2    Verweerder behartigt sinds juni 2021 (als opvolgend advocaat) de belangen van de ex-vrouw. In zaaknummer 22-1010/DH/DH 1.3    Bij beschikking van 3 juni 2021 heeft de kantonrechter, op verzoek van klager, een deskundige benoemd en bepaald dat deze deskundige een bindend advies zal geven over een finaal verrekenbeding uit de huwelijkse voorwaarden.  1.4    Op 21 juli 2021 heeft verweerder een brief aan de deskundige gestuurd, waarin hij heeft geschreven dat zijn cliënte zich zorgen maakt over de wijze van communiceren. Verweerder heeft vervolgens onder meer geschreven: “U bent, daar waar het betreft de wijze van communiceren, gehouden aan hetgeen is opgenomen in de Leidraad deskundige in civiele zaken. In paragraaf 4 van deze leidraad staat verwoord (voor zover hier van belang): “Voor al uw communicatie met de procespartijen geldt: als hoofdregel staat het u niet vrij slechts met één van hen te communiceren zonder de andere partij daarvan tevoren op de hoogte is (…)”. In deze leidraad wordt diverse keren vermeld dat u in verband met het beginsel van hoor en wederhoor geen acht mag slaan op berichten of stukken die partijen aan u toezend waarvan niet en waarin niet is gemeld dat deze een kopie heeft gezonden aan de wederpartij. U kunt er dan mee volstaan die partij gelegenheid te bieden voor herstel, omdat op haar de verplichting tot doorzending aan de wederpartij rust.” Verweerder heeft een afschrift van zijn brief aan klagers advocaat gestuurd. 1.5    Bij brief van 26 juli 2021 heeft de deskundige aan de rechtbank geschreven dat hij zich terugtrekt als deskundige, omdat onder meer een schijn van partijdigheid bij één van de partijen is ontstaan. De deskundige schrijft daarbij dat hij door de rechtbank vooraf niet is gewezen op de Leidraad, dat hij de voorschriften van de gedragscode niet heeft gevolgd en dat verweerder nu vraagtekens stelt bij zijn neutraliteit als deskundige.  1.6    Namens de rechtbank is bij brief van 9 augustus 2021 aan de deskundige bericht dat hij niet op de gedragscode is gewezen, omdat hij niet als deskundige in een civiele of bestuursrechtelijke procedure is genoemd, maar slechts op grond van een contractueel beding in een tussen partijen opgemaakte akte van huwelijksvoorwaarden.  1.7    In een brief van 10 februari 2022 heeft verweerder aan klagers advocaat onder meer geschreven dat hij bij zijn cliënte het belang van minnelijk overleg heeft benadrukt, maar dat zijn cliënte weigert en verweerder geen toestemming geeft voor minnelijk overleg tussen de advocaten van partijen.  1.8    Bij beschikking van 14 april 2022 heeft de kantonrechter een (volgende) deskundige benoemd. In de beschikking is onder meer opgenomen: “Over de toepasselijkheid van de Leidraad deskundigen in civiele zaken geldt het volgende. Hoewel deze Leidraad in dit geval formeel gezien wellicht niet van toepassing is op de benoeming van de deskundige, staat natuurlijk buiten kijf dat de te benoemen deskundige zich aan de basisprincipes uit de leidraad dient te houden, zoals de regels over het corresponderen met partijen en het principe van hoor en wederhoor.” 1.9    Op 19 april 2022 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Dit betreft de klacht met zaaknummer 22-1010/DH/DH. In zaaknummer 22-1009/DH/DH 1.10    Bij brief van 26 april 2022 heeft verweerder aan klagers advocaat mr. L onder meer het volgende geschreven: “Ik heb cliënte nogmaals voorgelegd de kennelijke wil van uw cliënt om in een viergesprek te trachten tot een oplossing te komen. Hierop heeft cliënte aan mij laten weten dat zij immer het overleg heeft willen aangaan, doch in deze altijd tegenwerking te hebben gezien van uw cliënt. Daarbij gaf cliënte aan dat het haar verbaast dat uw cliënt op een viergesprek blijft aandringen in woord, terwijl in daad de een na de andere procedure aanhangig wordt gemaakt. Hierbij wees cliënte niet alleen op de procedure ten overstaan van de rechtbank van 11 mei 2022 doch ook de procedure met betrekking tot de kluiszaak, de procedure met betrekking tot de verkrachting/incest alsook de procedure met betrekking tot de benoeming van de deskundige.” 1.11    Op 2 mei 2022 heeft klager nogmaals een klacht ingediend over verweerder. Dit betreft de klacht met zaaknummer 22-1009/DH/DH. 

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder  tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.  Zaaknummer 22-1009/DH/DH a)    Verweerder heeft gedragsregels 7 en 8 alsmede de kernwaarden van de vFas (constructief, respectvol, zorgvuldigheid en inlevingsvermogen) geschonden. Klager klaagt specifiek over verweerders brief van 26 april 2022 aan klagers advocaat mr. L, meer specifiek over twee aspecten uit deze brief: -    Verweerder schrijft in zijn brief over “de procedure met betrekking tot de verkrachting/incest”. Verweerder suggereert minst genomen dat klager schuldig is aan verkrachting/incest, terwijl het gaat om valse beschuldigingen van zijn ex-vrouw. Bovendien heeft het onderwerp van de brief niets te maken met deze valse beschuldigingen. Dit alles klemt temeer nu mr. L niet de advocaat was die de zaak rondom deze valse beschuldigingen behandelde. Klager vindt verweerders stelling grievend, kwetsend en beledigend en in strijd met gedragsregel 7. -    Verweerder schrijft: “… dat zij immer het overleg heeft willen aangaan doch in deze altijd tegenwerking te hebben gehad van uw cliënt…”. Klager stelt dat de ex-vrouw in de afgelopen acht jaar nooit het gesprek heeft willen aangaan. Deze stelling van verweerder is dan ook een flagrante leugen en in strijd met gedragsregel 8. Zaaknummer 22-1010/DH/DH b)    Verweerder is onvoldoende oplossingsgericht en/of is onvoldoende bereid tot overleg. Verweerders cliënte dwingt klager tot procederen en wil nergens over praten of overleggen. Verweerder faciliteert die strategie, terwijl hij op grond van gedragsregel 6 en de kernwaarden van de vFas gehouden is met klager in overleg te treden. Indien verweerder zich door het standpunt van zijn cliënte laat weerhouden om met klager in overleg te treden, dan geeft hij onvoldoende uiting aan de kernwaarde onafhankelijkheid. c)    Verweerder heeft een deskundige doelbewust met foutieve informatie op het verkeerde been gezet en geïntimideerd. Hij heeft in een brief aan een door de kantonrechter benoemde deskundige zijn zorgen geuit over de neutraliteit van de deskundige. In de brief heeft verweerder opgenomen dat de deskundige zich dient te houden aan de Leidraad deskundige in civiele zaken. Als gevolg daarvan heeft de deskundige zich onttrokken: de deskundige gaf aan niet op de hoogte te zijn van de Leidraad. De rechtbank heeft vervolgens laten weten dat de deskundige niet op de Leidraad was gewezen omdat de deskundige niet was aangewezen als deskundige in een bestuursrechtelijke of civiele procedure maar op grond van een contractueel beding. Verweerder heeft de deskundige vervolgens niet geprobeerd binnenboord te houden, bijvoorbeeld door zijn excuses aan te bieden. 

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Zaaknummer 22-1009/DH/DH:  3.2    Verweerder stelt dat mr. L wel degelijk op de hoogte was de zaak waarin de verkrachting/incest aan de orde was en ook optrad namens klager. Verweerder verwijst daarbij naar een aantal berichten van mr. L aan verweerder over de desbetreffende zaak. Verweerder betwist dat hij de suggestie heeft gewekt dat klager bij verkrachting/incest betrokken is. Hij wilde slechts dit dossier aanduiden in de reeks van procedures. Het is nooit zijn bedoeling geweest om klager op welke wijze dan ook te beschuldigen of te krenken. Verweerder heeft klager toegezegd de woorden verkrachting en incest in de toekomst niet meer te zullen gebruiken zonder de toevoeging dat het een door verweerders cliënte geformuleerde beschuldiging betreft. 3.3    Verweerder betwist te hebben gelogen in zijn brief. Verweerders cliënte heeft hem laten weten dat er door haar de laatste jaren bij herhaling pogingen zijn ondernomen om er samen met klager uit te komen doch dat dat op niets is uitgelopen. Partijen hebben zich ook nog tot een mediator gewend, maar ook deze mediation lukte niet. Zaaknummer 22-1010/DH/DH: 3.4    Verweerder stelt dat hij heeft geprobeerd zijn cliënte te bewegen om weer met klager in gesprek te gaan, maar zij was daartoe niet bereid.  3.5    Verweerder stelt dat hij constateerde dat de deskundige niet op gelijke wijze met partijen communiceerde. In zijn brief aan de deskundige heeft verweerder laten weten dat deze zich diende te houden aan hetgeen is opgenomen in de Leidraad. Meer specifiek heeft verweerder aandacht gevraagd voor de wijze van communiceren en heeft hij laten weten dat het niet de bedoeling is dat de deskundige van een van de partijen informatie en stukken verkrijgt, terwijl de andere partij daarvan geen wetenschap heeft. Verweerder stelt dat de kantonrechter in de beschikking tot benoeming van de daaropvolgende deskundige heeft overwogen dat de Leidraad formeel gezien wellicht niet van toepassing is, maar dat de deskundige zich wel aan de basisprincipes uit de Leidraad dient te houden, zoals de regels over het corresponderen met partijen en het principe van hoor en wederhoor.  3.6    De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Toetsingskader 4.1    Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Zaaknummer 22-1009/DH/DH - klachtonderdeel a 4.2    Klagers verwijten in deze zaak zien op stellingen van verweerder in de brief van 26 april 2022. De voorzitter stelt voorop dat ook uitingen van advocaten worden beschermd door het grondrecht op vrijheid van meningsuiting als gegarandeerd in artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. Dit volgt uit vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens. Het is van belang voor een goede rechtspleging en voor een optimale bijstand aan cliënten dat advocaten zich vrij en zonder angst voor repercussies kunnen uitspreken met name in de rechtszaal en in processtukken. Daarbij is het van belang dat de advocaat in zijn uitlatingen de grens van het toelaatbare niet overschrijdt door stellingen te poneren zonder solide feitelijke basis en dat zijn uitlatingen niet als misleidend of een goedkope aanval kunnen worden beschouwd. 4.3    Van belang is dat verweerder zijn uitlatingen heeft gedaan in een brief aan klagers advocaat. Verweerder heeft onweersproken gesteld (en met stukken onderbouwd) dat deze advocaat al op de hoogte was van de betreffende procedure. Niet gebleken is dat meer personen van de kwestie op de hoogte zijn geraakt. Verweerder heeft uitgelegd dat hij met zijn woordkeuze een specifieke procedure in de reeks aan procedures heeft willen duiden. Dat blijkt naar het oordeel van de voorzitter ook uit de brief. Anders dan klager stelt, volgt uit verweerders formulering niet (de suggestie) dat klager schuldig zou zijn aan incest of verkrachting. Tegelijkertijd is het, gelet op de precaire kwestie, zorgvuldiger als verweerder in de toekomst de termen verkrachting en/of incest alleen gebruikt in combinatie met de opmerking dat dit een beschuldiging van zijn cliënte betreft. Verweerder heeft ook toegezegd dit in de toekomst zo te zullen doen. Hoewel voorstelbaar is dat het voor klager pijnlijk is om de door verweerder gebruikte termen te lezen, is verweerder naar het oordeel van de voorzitter de hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij niet te buiten gegaan. De voorzitter acht deze zinsnede van verweerder niet onnodig grievend of onbetamelijk. In zoverre is deze klacht daarom kennelijk ongegrond. 4.4    De klacht ziet verder op verweerders stelling in dezelfde brief dat zijn cliënt immer bereid is geweest tot overleg maar daarin altijd is tegengewerkt door klager. De voorzitter is van oordeel dat uit de brief duidelijk blijkt dat verweerder hier het standpunt van zijn cliënte heeft weergegeven. Met het weergeven van het standpunt van zijn cliënte is hij de hem toekomende ruime mate van vrijheid niet te buiten gegaan. Dat klager het niet eens is met dit standpunt, maakt dat niet anders. Het is de voorzitter niet gebleken dat sprake is van een flagrante leugen. Ook in zoverre is deze klacht daarom kennelijk ongegrond. 4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met zaaknummer 22-1009/DH/DH, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren. Zaaknummer 22-1009/DH/DH - klachtonderdeel b 4.6    Klager verwijt verweerder dat hij onvoldoende oplossingsgericht is en/of zich onvoldoende heeft ingespannen om overleg tussen klager en de ex-vrouw mogelijk te maken. Klager wijst daarbij onder meer op gedragsregel 6.  4.7    De voorzitter overweegt dat verweerder niet gehouden is met klager in overleg de treden als verweerders cliënte dat niet wil. Verweerder heeft uitgelegd, en dit blijkt ook uit zijn brief van 10 februari 2022 dat hij het belang van minnelijk overleg bij zijn cliënte heeft benadrukt, maar dat zij weigert. Verweerder is niet gehouden om tegen de wil van zijn cliënte in met klager of diens advocaat in overleg te gaan. Dat verweerders cliënte afwijkt van zijn advies en dat verweerder daaraan gehoor geeft, maakt niet dat verweerder onvoldoende onafhankelijk is, zoals klager stelt. Het is aan verweerder en zijn cliënte om gezamenlijk de strategie te bepalen. Dat verweerder is aangesloten bij de vFas maakt dat niet anders. De voorzitter merkt daarbij nog op dat verweerder niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor wat eerder is voorgevallen in de verschillende procedures tussen klager en zijn ex-vrouw. Verweerder heeft gehandeld binnen de ruime mate van vrijheid die hem toekomt als advocaat van de wederpartij. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Zaaknummer 22-1009/DH/DH - klachtonderdeel c 4.8    Klager verwijt verweerder dat hij de deskundige doelbewust met foutieve informatie op het verkeerde been heeft gezet. Klager verwijt verweerder daarbij ook schending van gedragsregel 8. 4.9    Vast staat dat verweerder in zijn brief aan de deskundige heeft geschreven dat deze, wat betreft de wijze van communiceren, gehouden is aan hetgeen opgenomen in de Leidraad deskundige in civiele zaken (zie verder het citaat onder 1.4). De voorzitter stelt voorop dat het niet onbetamelijk is dat verweerder, namens zijn cliënte, de deskundige heeft aangeschreven met zorgen over diens neutraliteit. Dat stond hem als partijdige belangenbehartiger van zijn cliënte vrij.  4.10    De voorzitter overweegt dat gedragsregel 8 formeel niet van toepassing is, omdat deze gedragsregel ziet op het verstrekken van feitelijke informatie. Verweerder heeft echter geen feitelijke informatie verstrekt, maar juridische informatie. Los daarvan acht de voorzitter de mededeling van verweerder aan de deskundige niet onbetamelijk of onzorgvuldig. Hoewel de Leidraad formeel niet van toepassing was, waren de daarin opgenomen basisprincipes wel van toepassing op het werk van de deskundige. Dit blijkt ook uit de beslissing van de kantonrechter waarbij de volgende deskundige is benoemd. Verweerder schrijft in zijn brief dat de deskundige, daar waar het de wijze van communiceren betreft, is gehouden aan hetgeen is opgenomen in de Leidraad. Dat is niet onjuist: de deskundige diende zich immers te houden aan de basisprincipes die in de Leidraad zijn opgenomen, zoals hoor en wederhoor. De formulering van die stellingname in de brief had preciezer gekund, maar dat maakt niet dat sprake is van onbetamelijk handelen. Verweerder is de hem toekomende ruime mate van vrijheid niet te buiten gegaan. Op verweerder rustte niet de verplichting om de deskundige daarna ‘binnenboord’ te houden. Ook dit verwijt is daarom kennelijk ongegrond.  4.11    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht  met zaaknummer 22-1010/DH/DH, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING De voorzitter verklaart:  -    de klacht met zaaknummer 22-1010/DH/DH, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond;

-    de klacht met zaaknummer 22-1010/DH/DH, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023.