Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-01-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:13

Zaaknummer

22-602/DB/LI

Inhoudsindicatie

Advocaat trad op als advocaat van een Stak en de (naast klaagster overige) bestuurders van die Stak in hun hoedanigheid van bestuurslid. Niet is  komen vast te staan dat er sprake was van tegenstrijdige belangen tussen de Stak en de overige bestuurders van de Stak. Wel was er sprake van tegenstrijdige belangen tussen klaagster enerzijds en de (overige bestuurders van de) Stak anderzijds. Advocaat heeft niet voor klaagster opgetreden en daarom geen tegenstrijdige belangen behartigt.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 30 januari 2023

in de zaak 22-602/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 3 maart 2022 heeft de (toenmalige) gemachtigde van klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 22 juli 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K22-030 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 december 2022. Daarbij waren de gemachtigde van klaagster, verweerder en de gemachtigde van verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 11.

 

2 FEITEN

2.1 In 1986 hebben klaagster en haar echtgenoot B Holding BV, verder te noemen de Holding, opgericht. De Holding hield alle aandelen in BAII BV en BI BV. De echtgenoot van klaagster was enig aandeelhouder van alle (80) aandelen van de Holding. Op 17 november 2012 is bij notariële akte een Stak opgericht, met de echtgenoot van klaagster als enig bestuurder. In de akte is bepaald dat bij defungeren van de echtgenoot van klaagster het bestuur zou bestaan uit klaagster (twee stemmen) en de heer R (één stem). De echtgenoot van klager heeft op 17 november 2012 de 80 aandelen in de Holding aan de Stak geleverd en de Stak heeft hem daarvoor 80 certificaten uitgegeven. De echtgenoot van klaagster kreeg in 2016 gezondheidsklachten. De echtgenoot van klaagster heeft bij notariële akte van 26 maart 2016 de statuten van de Stak gewijzigd, inhoudende dat het bestuur van de Stak bij zijn defungeren zou bestaan uit klaagster (één stem), de heer R (één stem), de heer F (één stem) en de heer M (twee stemmen).  De echtgenoot van klaagster is op 1 december 2016 overleden. Vanaf die datum bestaat het bestuur van de Stak uit klaagster en de heren R,F en M, verder te noemen de overige bestuurders. 

2.2 Klaagsters (toenmalige) gemachtigde heeft in februari 2019 mondeling en per aangetekende brief van 15 april 2019, aan de heer M gevraagd om medewerking te verlenen aan decertificering van de aandelen. De bestuursleden van de Stak hebben op 19 april 2019 gestemd over het decertificeringsvoorstel van klaagster. Klaagster heeft vóór gestemd en de overige bestuurders tegen, waarmee het voorstel van klaagster werd verworpen. Klaagster enerzijds heeft zich laten bijstaan door een advocaat en de overige bestuurders anderzijds hebben zich laten bijstaan door verweerder. Klaagster heeft bij brieven van 1 mei 2019 de overige bestuurders gesommeerd om binnen vijf  dagen af te treden als bestuurders van de Stak. De overige bestuurders hebben geen gevolg gegeven aan die sommaties.

2.3 Klaagster heeft vervolgens bij de rechtbank de volgende procedures aanhangig gemaakt tegen de Stak en de drie overige bestuurders:

Een kort geding en dagvaardingsprocedure strekkende tot decertificering van de aandelen van de Stak; Een verzoekschriftprocedure strekkende tot schorsing en ontslag van de overige bestuurders van de Stak.

2.4 Klaagster heeft de volgende procedures aanhangig gemaakt tegen de drie overige bestuurders:

Een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank inzake de rechtsgeldigheid van de akte van maart 2016.

2.4     Verweerder heeft in bovenstaande procedures zowel de Stak als de overige bestuurders bijgestaan.

 

3  KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft de regels omtrent tegengesteld belang (gedragsregel 15) niet in acht genomen en daarmee niet onafhankelijk en niet partijdig opgetreden.

Klaagster heeft ter toelichting op haar klacht meer het volgende aangevoerd:

3.2     Verweerder trad enerzijds op namens de Stak en anderzijds namens de overige bestuurders van de Stak. De belangen van de overige bestuurders lopen niet gelijk met de belangen van de Stak. Hierdoor heeft verweerder in strijd met gedragsregel 15 gehandeld. Verweerder had zich ervan moeten onthouden beide partijen bij te staan. Verweerder was er vanaf het moment van zijn eerste inmenging mee bekend dat partijen zich in een spagaat bevonden en had zich ervan moeten onthouden zowel de Stichting als de overige leden van het bestuur van de Stak in het geschil tegen klaagster bij te staan. Door dit na te laten heeft verweerder de belangen van klaagster veronachtzaamd en heeft verweerder niet gehandeld zoals een redelijk advocaat betaamt. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor zowel de Stak als de drie overige bestuursleden volledig bij de Holding gedeclareerd en deze komen volledig ten laste van klaagster als enig certificaathoudster van die Holding. Verweerder is zich er klaarblijkelijk niet van bewust dat hij als advocaat van de Stak tevens rekening diende te houden met andere belangen dan de belangen van de overige leden van het bestuur.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 De klacht heeft betrekking op de naleving van gedragsregel 15. De in gedragsregel 15 verwoorde norm brengt met zich mee dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot. De advocaat mag zich immers niet in de situatie begeven waarin hij de kans loopt ten koste van zijn cliënt in een belangenconflict te geraken. Daarnaast moet de cliënt ten volle erop kunnen vertrouwen dat gegevens over zijn zaak, zijn persoon of zijn onderneming die de cliënt aan de advocaat of zijn kantoorgenoot ter beschikking heeft gesteld, niet op enig moment tegen hem worden gebruikt (vgl. onder andere HvD 26 januari 2018, 170210, ECLI:NL:TAHVD:2018:11 en 5 februari 2018, 170205, ECLI:NL:TAHVD:2018: 35). Dat vloeit reeds voort uit de geheimhoudingsplicht van de advocaat. Wanneer aan de in Regel 15 lid 3 cumulatief opgesomde voorwaarden a, b en c is voldaan (niet dezelfde zaak, geen vertrouwelijke informatie, geen redelijke bezwaren) behoeft een advocaat aan zijn vroegere cliënt geen voorafgaande instemming als bedoeld in lid 4 te vragen. In twijfelgevallen dient de advocaat af te zien van het optreden in kwestie. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt moet worden beoordeeld aan de hand van alle concrete omstandigheden van het geval en wordt uiteindelijk getoetst aan artikel 46 Advocatenwet.

Tegenstrijdige belangen

5.2 Uit de aan de raad overgelegde (proces)stukken volgt dat er sprake is van meerdere geschillen tussen klaagster en de (overige bestuurders van de) Stak. Klaagster kon zich klaarblijkelijk niet vinden in het meerderheidsstandpunt van het bestuur, waarbij het decertificeringsvoorstel van klaagster werd afgewezen. Klaagster heeft in reactie hierop de Stak en de overige bestuurders van de Stak betrokken in een kort geding en  een bodemprocedure. Voorts heeft klaagster een verzoekschriftprocedure strekkende tot ontslag van de overige bestuurders bij de rechtbank aanhangig gemaakt, welk verzoek door de rechtbank bij beslissing van 25 januari 2022 is afgewezen. De rechtbank overwoog in deze beslissing onder meer dat er, anders dan door klaagster gesteld, geen sprake was van tegenstrijdige belangen tussen de Stak enerzijds en de overige bestuurders van de Stak anderzijds.

5.3 In deze klachtprocedure is door klaagster evenmin aangetoond dat er sprake is van  tegenstrijdige belangen tussen de overige bestuurders van de Stak enerzijds en de Stak anderzijds. Verweerder trad op als advocaat van de Stak en als advocaat van de overige bestuursleden in hun hoedanigheid van bestuurder van de Stak. Ook de procedure inzake de rechtsgeldigheid van de notariële akte van 26 maart 2016 betreft, anders dan klaagster stelt, het optreden van de overige bestuursleden in hun hoedanigheid van bestuurder van de Stak.

5.4 Verweerder trad op als advocaat van de Stak en de overige bestuurders van de Stak in hun hoedanigheid van bestuurslid van de Stak. Zoals hierboven overwogen is niet komen vast te staan dat er sprake was van tegenstrijdige belangen tussen de Stak en de overige bestuurders van de Stak. Wel was er sprake van tegenstrijdige belangen tussen klaagster enerzijds en de (overige bestuurders van de) Stak anderzijds. Voorzover klaagster bedoelt dat verweerder tegenstrijdige belangen heeft behartigd omdat hij namens de Stak tegen haar optreedt, terwijl zij als bestuurder deel uitmaakt van die Stak volgt de raad klaagster evenmin. Het kan immers niet zo zijn dat de Stak in een geschil met de minderheid van de bestuurders, in dit geval klaagster, in dat geschil niet door een advocaat zou kunnen worden bijgestaan. Omdat verweerder enkel de belangen van de (overige bestuurders van de) Stak heeft behartigd en nimmer als advocaat van klaagster is opgetreden valt niet in te zien dat verweerder tegenstrijdige belangen, zoals bedoeld in gedragsregel 15, heeft behartigd. Verweerder valt tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

5.5 De raad overweegt ten overvloede dat, indien de Stak en de overige bestuurders ieder door een eigen advocaat zouden zijn bijgestaan, zoals klaagster klaarblijkelijk wenste, de advocaat van de Stak door de overige bestuurders zou hebben moeten worden geïnstrueerd. Bijstand door twee verschillende advocaten zou daarom feitelijk geen andere situatie hebben opgeleverd, maar enkel tot hogere kosten voor de Holding hebben geleid.  

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond;

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. W.A.A.J. Fick-Nolet en  L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2023.

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 30 januari 2023