Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-01-2023

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2023:9

Zaaknummer

22-962/DB/LI

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat in privé. Van een “voldoende verband met de praktijkuitoefening” is geen sprake omdat de gedragingen verband houden met de in privé hoedanigheid gesloten overeenkomst en het daaruit voortvloeiende geschil. Het enkele feit dat e-mailberichten zijn verzonden vanuit een e-mailaccount van het advocatenkantoor maakt dit niet anders.  Ook is niet gebleken van gedragingen die absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 16 januari 2023

in de zaak 22-962/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 7 december 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 7 december 2022 met kenmerk K22-058 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.  

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1       Op 23 juni 2020 hebben klager en mevrouw J, klagers echtgenote, een overeenkomst gesloten met verweerder en zijn echtgenote mr. T strekkende tot verkoop van de aan mevrouw J in eigendom toebehorende woning aan verweerder en mr. T. De notariële overdracht van de woning heeft plaatsgevonden op 15 januari 2021.

1.2       Tussen klager en mevrouw J enerzijds en verweerder en mr. T anderzijds is een geschil ontstaan over – vermeende – gebreken aan de woning en door verweerder en mr. T ervaren vochtproblemen. In het kader van dit geschil hebben verweerder en mr. T via e-mail met klager en mevrouw J gecorrespondeerd. Verweerder heeft de e-mailberichten verzonden vanuit een e-mailaccount van zijn advocatenkantoor. Op 21 april 2022 heeft tussen mevrouw J enerzijds en verweerder en mr. T anderzijds een telefoongesprek plaatsgevonden. Op 25 april 2022 heeft tussen klager enerzijds en verweerder en mr. T anderzijds een telefoongesprek plaatsgevonden. Bij e-mail d.d. 29 april 2022 hebben verweerder en mr. T klager en mevrouw J in gebreke gesteld.  Daarna hebben partijen veelvuldig en uitvoerig met elkaar via de e-mail gecorrespondeerd over het ontstane geschil. Bij e-mail d.d. 22 mei 2022 hebben verweerder en mr. T de door klager en mevrouw J ingeschakelde makelaar aangeschreven.

1.4       Op 27 mei 2022 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

Verweerder heeft niet inhoudelijk gereageerd op klagers uiteenzetting over de gang van zaken rondom de verkoop van de woning en heeft tegen beter weten ontkend dat klager melding heeft gemaakt van de vochtproblemen en de sporen daarvan heeft aangewezen. Verweerder heeft gecorrespondeerd via zijn zakelijk e-mailadres terwijl het een privé kwestie betreft. Daardoor, alsook door de wijze waarop de telefoongesprekken door verweerder zijn gevoerd, voelt klager zich geïntimideerd.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt vast dat de klacht ziet op gedragingen van verweerder in zijn privé hoedanigheid. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid, bijvoorbeeld in privé, kan voor hem het advocatentuchtrecht blijven gelden. Indien hij zich in die andere hoedanigheid gedraagt op een wijze waardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De advocaat zal in dat geval een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kunnen worden. Verder geldt dat privégedragingen van een advocaat alleen dan tuchtrechtelijk van belang zijn, indien er voldoende verband bestaat met de praktijkuitoefening, of als de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnt (HvD 20 mei 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:104).

4.2 De voorzitter stelt vast dat het geschil tussen klager en mevrouw J enerzijds en verweerder en mr. T anderzijds voortvloeit uit de door deze laatsten in hun privé hoedanigheid met klager en mevrouw J gesloten koopovereenkomst. In het kader van dit geschil hebben verweerder en mr. T in hun privé hoedanigheid met klager en mevrouw J gecorrespondeerd en getelefoneerd. Zoals hierboven overwogen zijn privégedragingen van een advocaat alleen dan tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende verband bestaat met de praktijkuitoefening of als de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen. Van een “voldoende verband met de praktijkuitoefening” is naar het oordeel van de voorzitter geen sprake omdat de gedragingen van verweerder verband houden met de door hem in zijn privé hoedanigheid gesloten overeenkomst en het daaruit voortvloeiende geschil. Het enkele feit dat verweerder e-mailberichten heeft verzonden vanuit een e-mailaccount van zijn advocatenkantoor en dat hij die e-mailberichten in cc aan het zakelijke e-mailadres van het advocatenkantoor van mr. T heeft gestuurd maakt dit niet anders.  Verweerder heeft de e-mailberichten niet in zijn hoedanigheid van advocaat ondertekend.

4.3 De voorzitter is voorts van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken van gedragingen die absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen. Uit de stukken blijkt dat verweerder en mr. T veelvuldig en uitvoerig met klager en mevrouw J hebben gecorrespondeerd. Het verwijt dat verweerder niet heeft gereageerd op klagers uiteenzetting over de gang van zaken rondom de verkoop van de woning mist dan ook feitelijke grondslag. De inhoud en toon van de overgelegde e-mailberichten zijn bovendien zakelijk van aard. Het moge zo zijn dat klager en mevrouw J zich niet kunnen vinden in de standpunten die verweerder en mr. T naar voren hebben gebracht, waaronder het standpunt dat klager en mevrouw J hun meldplicht hebben verzaakt, maar dat betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat hij en mr. T zich tijdens de telefoongesprekken op intimiderende wijze jegens klager en mevrouw J hebben uitgelaten en van een intimiderende bejegening blijkt ook niet uit de stukken.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.  

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2023.

 

Griffier                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 16 januari 2023