Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-12-2022

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2022:170

Zaaknummer

22-482/DB/OB

Inhoudsindicatie

Advocaat heeft nagelaten zich terstond als opvolgende advocaat te stellen bij de rechtbank alsmede om zich te melden bij de advocaat van de wederpartij. De geringe moeite voor een advocaat om zich bij de rechtbank en de advocaat van de wederpartij bekend te maken ten opzichte van de negatieve gevolgen van zijn nalatig handelen voor zijn cliënt in overweging nemende, rekent de raad de advocaat het nalatig handelen ernstig aan.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond, berisping

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 12 december 2022

in de zaak 22-482/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

 

over:

 

verweerder

 

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 31 oktober 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 14 juni 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48/21/143K van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 31 oktober 2022. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

 

2 FEITEN

2.1 Klaagster heeft zich op 3 maart 2021 tot verweerder gewend met het verzoek de echtscheidingszaak van haar voorgaande advocaat over te nemen.

2.2 De advocaat van de wederpartij heeft zich per email van 15 april 2021 rechtstreeks tot klaagster gewend. Verweerder heeft per email van 21 april 2021 aan klaagster bericht dat hij binnenkort aan de advocaat van de wederpartij zou berichten dat hij de belangenbehartiging van de voorgaande advocaat van klaagster had overgenomen. De advocaat van de wederpartij heeft zich bij brief van 17 mei 2021 opnieuw rechtstreeks tot klaagster gewend. Zij berichtte klaagster opnieuw dat zij van haar voorgaande advocaat had vernomen dat hij zich als advocaat van klaagster had onttrokken. Zij verzocht klaagster, indien zij inmiddels door een andere advocaat werd vertegenwoordigd, de naam van deze advocaat aan haar door te geven en haar brief aan deze advocaat ter hand te stelen. Zij verzocht klaagster voorts op een aantal vragen te reageren, en schriftelijk toestemming te verlenen voor een buitenlandse reis van haar ex-partner met hun minderjarige zoon. De advocaat van de wederpartij heeft per email van 26 mei 2021 aan klaagster om verhinderdata verzocht in verband met een aanhangig te maken kort geding inzake vervangende toestemming voor reizen naar het buitenland. Verweerder heeft per email van 27 mei 2021 aan de advocaat van de wederpartij bericht dat hij de belangenbehartiging van de voorgaande advocaat van klaagster had overgenomen. Hij berichtte haar voorts de verhinderdata op 31 mei 2021 te zullen doorgeven. Verweerder heeft vervolgens per email van 27 mei 2021 aan klaagster verzocht haar verhinderdata door te geven en om een afspraak voor een gesprek te maken over de aanpak van de zaak.   

2.3 Klaagster heeft op 31 mei 2021 de opdracht aan verweerder beëindigd.  

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende:

a) Verweerder heeft zich niet tijdig gesteld als opvolgend advocaat bij de rechtbank

b) Verweerder heeft zich niet tijdig bekend gemaakt als de opvolgend advocaat van klaagster bij de advocaat van de wederpartij, waardoor een procedure dreigde.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5 BEOORDELING

Ad onderdeel a)

5.1 Vast staat dat verweerder op 3 maart 2021 de opdracht van klaagster heeft aanvaard om de rechtsbijstand aan klaagster in de echtscheidingszaak van haar voorgaande advocaat over te nemen. Van een zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht dat hij, indien hij op verzoek van die cliënt een zaak van een andere advocaat overneemt, zich direct tot de voorgaande advocaat wendt met het verzoek het dossier aan hem over te dragen en dat hij zich, indien een procedure aanhangig is, terstond als opvolgend advocaat bij de rechtbank stelt. Verweerder heeft dit niet gedaan, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

5.2 De raad volgt verweerder niet in zijn verweer dat het niet nodig was om zich direct bij de rechtbank te stellen, omdat in de bodemprocedure de datum voor de mondelinge behandeling in die procedure moest worden afgewacht. Ook indien er geen proceshandeling hoeft te worden verricht, is het van belang dat de rechtbank in een aanhangige zaak over een gesprekspartner beschikt. Uit de brief van de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder volgt ook dat de rechtbank nadere informatie nodig had voor het kunnen inschatten van de behandeltijd, welke informatie bij gebrek van een advocaat niet kon worden opgevraagd. Dit illustreert de noodzaak van de directe bekendmaking bij de rechtbank als opvolgend advocaat.

Ad onderdeel b)

5.3 Van een opvolgend advocaat mag voorts worden verwacht dat hij de advocaat van de wederpartij direct informeert over diens overname van de zaak. Dit om te voorkomen dat de advocaat van de wederpartij zich, bij gebrek van bekendheid met de opvolgend advocaat, rechtstreeks tot zijn cliënt wendt. Verweerder heeft dit niet gedaan, zelfs niet toen hij had vernomen dat de advocaat van de wederpartij zich rechtstreeks tot klaagster had gewend en hij klaagster had toegezegd dat hij zich binnenkort zou melden bij de advocaat van de wederpartij. Dit heeft met zich meegebracht dat klaagster tot tweemaal rechtstreeks door de advocaat van de wederpartij is benaderd, waarbij haar om verhinderdata is gevraagd in verband met een aanhangig te maken kort geding. Hiervan valt verweerder tuchtrechtelijk een verwijt te maken.

5.4 De raad zal de klacht op grond van al het bovenstaande in beide onderdelen gegrond verklaren.

 

6 MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft nagelaten zich terstond als opvolgende advocaat te stellen bij de rechtbank alsmede om zich te melden bij de advocaat van de wederpartij. Dit heeft voor klaagster onder meer met zich meegebracht dat de rechtbank in een lopende procedure niet meer over een correspondentieadres beschikte en dat klaagster rechtstreeks door de advocaat van de wederpartij is benaderd. De geringe moeite voor verweerder om zich bij de rechtbank en de advocaat van de wederpartij bekend te maken ten opzichte van de negatieve gevolgen van zijn nalatig handelen voor klaagster in overweging nemende, rekent de raad verweerder zijn nalatig handelen ernstig aan. De raad acht daarom de maatregel van berisping passend en geboden.

 

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde  griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) €   50,- reiskosten van klaagster,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;

- veroordeelt[verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klaagster, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4;

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en M. Callemeijn, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 december 2022.

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

Verzonden op: 12 december 2022